Van Doetinchem naar het kalifaat: maar nu wil deze IS-strijder weer naar huis
Hij ging in 2014 naar Syrië ‘om te helpen’ en kwam bij IS terecht. Nu wacht hij in een Koerdische cel op terugkeer naar Nederland. Trouw sprak de kalifaatstrijder in de buurt van de Koerdische gevangenis waar hij vijftien maanden vastzit.
De Nederlandse IS-strijder Abdoussalam S. uit Doetinchem wil graag terug naar Nederland, om daar weer een normaal leven op te bouwen. De nu 25-jarige vertrok in 2014 naar Syrië en sloot zich aan bij IS. Naar eigen zeggen gaf hij zichzelf drie jaar later over aan de Koerden. Sindsdien kreeg hij zes tot zeven keer bezoek van iemand van een Nederlandse inlichtingendienst, zegt hij. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) bevestigt noch ontkent dat.
S., gestoken in een blauw Adidas-jack, weet nog van niets als hij op een militaire basis in Noordoost-Syrië een kleine ruimte in loopt. Hij stemt toe met het interview, maar houdt tijdens het gesprek de kaarten op de borst. S. ontkent dat hij heeft gevochten voor de jihadisten of mensen heeft vermoord. Wel is hij gewond geraakt aan zijn been, waardoor hij mank loopt. Dat gebeurde, zegt hij, bij een bombardement op Raqqa, de toenmalige ‘hoofdstad’ van het inmiddels bijna gevallen IS-kalifaat.
Sanctielijst
S. werd geboren in Doetinchem en woonde op het moment van zijn vertrek in Nijmegen. Zijn gescheiden ouders weten dat hij leeft. S. heeft een Nederlandse moeder en een Marokkaanse vader (en ook een Marokkaans paspoort). Hij is een van de veertig Nederlanders die, volgens cijfers van de AIVD, gevangen zitten in de regio (mannen) of verblijven in vluchtelingenkampen (vrouwen en kinderen). In totaal reisden de afgelopen jaren zeker 315 Nederlanders af naar Syrië of Irak om zich aan te sluiten bij een jihadistische groepering. 55 van hen keerden terug, zeker 85 sneuvelden.
Sinds 2016 staat S. op de nationale sanctielijst terrorisme, wat betekent dat zijn Nederlandse rekeningen zijn bevroren. Tegen hem loopt in Nederland ook een rechtszaak. Hij wordt verdacht van betrokkenheid bij een terroristische organisatie, meldt het Openbaar Ministerie. De rechtszaak werd vorig jaar aangehouden op verzoek van zijn advocaat, André Seebregts, omdat S. zichzelf wil verdedigen. De rechter ging daarin mee; het recht op aanwezigheid telt zwaarder dan een snelle behandeling.
De kans dat S. op korte termijn terugkeert naar Nederland is klein. Minister Grapperhaus (justitie en veiligheid) zei begin deze maand dat hij het terughalen van vrouwelijke Syriëgangers en hun kinderen wil onderzoeken. Een gecontroleerde terugkeer van mannen (strijders) is nu uitgesloten. Premier Rutte was in 2015 stellig: Nederlanders die als jihadist naar Syrië of Irak reizen, kunnen beter daar sneuvelen dan terugkeren.
In andere zaken van mannen die zich bij IS hebben aangesloten en hebben deelgenomen aan de gewapende strijd, legde de rechter doorgaans celstraffen op van zes jaar, ook aan verdachten die stelden dat ze niet hadden gevochten maar alleen in Syrië waren om te helpen. De rechtbank achtte dat ongeloofwaardig: in 2014 was algemeen bekend dat IS in de regio gruwelijkheden pleegde.
S. zegt dat hij niet weet of en wanneer er zicht is op een vertrek naar Nederland. “Niemand weet de toekomst, dat maakt de dagen lang. We weten niet wat ons te wachten staat.” Verder vindt hij zes jaar cel lang voor iemand die ‘een verkeerde keuze heeft gemaakt’, zoals hij het noemt. IS noemt hij “mijn groepering niet meer”.
Van Doetinchem tot kalifaat
In de donkere ruimte staat een stoel, die theatraal voor een paar Koerdische strijdvlaggen is gezet. De Nederlandse IS-strijder Abdoussalam S. schuifelt de ruimte binnen, over zijn hoofd de capuchon van een blauw Adidas-jack. Abdou, zoals hij wordt genoemd, heeft geen flauw idee wat hij in het kamertje komt doen. Als hij van de schrik is bekomen, stemt hij in met een gesprek. Hij wil praten, maar niet al te veel vertellen: “Ik heb spijt dat ik een verkeerde keuze heb gemaakt en mijzelf onrecht heb aangedaan”.
Het gesprek met Abdoussalam S. vindt plaats op een militaire basis in Noordoost-Syrië, Koerdisch gebied. Hij is daar vanuit een gevangenis in de buurt naartoe gebracht. Dat Abdou de kleine ruimte binnenkomt, is ook voor de verslaggever een verrassing. Pas vijf minuten voor het gesprek wordt duidelijk welke gevangengenomen IS-strijder beschikbaar is voor een interview. Abdou loopt mank – het residu van een leven in oorlogsgebied. De geboren Doetinchemmer gaat uiteindelijk op de stoel zitten en praat rustig, met zachte stem. Hij wil niet herkenbaar in beeld.
“Anderhalf jaar in deze gevangenis is net zo veel als drie à vier jaar in Nederland”, zegt hij over de omstandigheden waaronder hij wordt vastgehouden. Wat die precies zijn mag verder niet worden besproken. Dat is afgesproken met de Koerdische autoriteiten: wel een interview, niet praten over hoe hij gevangen zit. Het zal geen florissante omgeving zijn: gevangen IS’ers in deze regio verblijven meestal in donkere ruimtes, met veel mensen op een cel. Abdou vertelt dat hij met niemand buiten de gevangenis contact kan hebben. Ook niet met zijn familie.
Drie gevangenissen
Abdou, kind van een Nederlandse moeder en een Marokkaanse vader (gescheiden toen hij 11 was) ziet er gezond uit. Slank, een licht baardje op de kaken, maar wel de bleke huid van iemand die lang niet aan zonlicht is blootgesteld. Een jaar en drie maanden zit hij nu vast, nadat hij zich in het oosten van Syrië had overgegeven aan een door Syrische Koerden geleide militie. Hij versleet in die periode drie gevangenissen. Hij zegt daar geen andere Nederlandse jihadisten te zijn tegengekomen.
In zijn cel kan hij wel Arabische zenders kijken. Zo heeft hij de discussie over het wel of niet terughalen van jihadisten meegekregen. Abdou: “De meeste landen willen hun burgers niet accepteren. De laatste dagen lijkt dat een beetje veranderd, bepaalde landen willen het toch”, zegt hij. Zo heeft Frankrijk bijvoorbeeld aangegeven jihadisten terug te willen halen. Het land heeft echter nog geen concrete stappen gezet.
De Koerden willen intussen dolgraag van hun buitenlandse gedetineerden af. Ook Abdou wil graag weg. Nederland houdt voorlopig de boot af. Wel heeft hij, naar eigen zeggen, al zes à zeven keer bezoek gehad van een Nederlandse inlichtingendienst.
Maar niemand heeft hem kunnen vertellen of en wanneer er zicht is op een terugkeer naar Nederland. “Niemand weet de toekomst, dat maakt de dagen lang. En elke keer is het nieuws anders, we weten niet wat ons te wachten staat.”
Grote goede daad
Abdou zegt de vrees voor terugkerende jihadisten te begrijpen, alleen niet in zijn geval. “Ik ben geen lid meer van IS. Ik ging uit eigen wil uit het kalifaat, heb mezelf aangegeven.”
En de oproep van IS om aanslagen te plegen? “Ik ben in algemene zin tegen het vermoorden van iedereen die onschuldig is. Dat is ook wat het geloof mij leert.”
Dat er óók angst is voor terugkerende IS-vrouwen en hun kinderen vindt hij vreemd. “Er wordt een beeld geschetst dat vrouwen gevaarlijk zijn. De vrouwen zijn inderdaad uit eigen wil naar IS afgereisd, maar de kinderen toch niet?”
Terug naar zijn tijd bij IS. Abdou – ooit gymnasiumleerling, overgestapt naar de havo, maar ook die niet afgemaakt – gaat in 2014 naar Syrië. “Ik begon een beetje sympathie te krijgen voor Syrië. Toen is het idee gekomen om hulp te bieden.”
Zijn besluit is snel genomen: “In een dag en een nacht”. Hij denkt dat hij ‘een grote goede daad’ gaat verrichten in het door oorlog verscheurde land. “Op dat moment had ik geen opleiding en geen werk, ik had niet veel te doen. Ik wilde van betekenis zijn. Heel de wereld was tegen het Syrische regime, ook de Nederlandse regering, mensen gingen en kwamen terug. Er werd over gepraat alsof het helden waren.”
Een paar maanden voor vertrek leert hij een Nederlands gezin kennen: vader, moeder, twee kinderen. Met hen vertrekt hij in de zomer van 2014 naar Turkije. Volgens Abdou komt hij er pas in Turkije achter dat hij zich zal aansluiten bij IS. “Dat was de groepering waar de meeste buitenlanders naartoe gingen, andere groeperingen waren meer voor Syriërs.”
Als hij in augustus 2014 vanuit Zuid-Turkije de grens met Syrië oversteekt, zijn er net grote ontwikkelingen aan de gang. De coalitie geleid door de Amerikanen heeft de aanval geopend op IS, dat die zomer het kalifaat heeft uitgeroepen. In reactie op die aanval onthoofdt IS eerst de Amerikaanse journalist James Foley, daarna zijn collega Steven Sotloff en een aantal westerse hulpverleners.
Abdou hoort uiteraard van dat soort zaken. Wat vond hij daar toen van, dat ging toch om onschuldige slachtoffers? “Het is toch wat anders dan ik had verwacht toen ik kwam, ja. Maar het is mijn groepering niet meer.”
Wat Abdou precies heeft gedaan in de periode bij IS blijft vaag tijdens het gesprek. Het onderwerp leidt tot een lastige conversatie:
“Ik heb niks gedaan.”
Dan bedoel je wellicht ‘ik heb niemand vermoord’. Of heb je wel mensen vermoord?
(Abdou lacht een beetje). “Nee dat sowieso niet, nee nee.”
Maar je had een kalasjnikov?
“Ja.”
Dat is het welkomstgeschenk van IS toch?
“Dat is normaal in een oorlogsgebied, burgers hadden zelfs wapens.”
Waar gebruikte je die dan voor?
“Gewoon in de huiskamer, als decor.”
En jij wilt dat ik dat geloof?
“Dat is de realiteit.”
Vind je het moeilijk naar waarheid te antwoorden?
“Nee dat niet.”
Zijn beweringen over zijn verblijf van ruim drie jaar bij IS zijn veelal niet te verifiëren, zo niet onwaarschijnlijk. Zo zegt Abdou dat hij bij binnenkomst in Syrië geen militaire training heeft gekregen, iets wat voor een gezonde IS- rekruut vreemd zou zijn. Ook zou hij niet hebben gevochten, juist in een tijd dat IS letterlijk onder vuur lag en alle hulp kon gebruiken. En Yezidi-vrouwen als slaaf? Hij zag en had ze niet.
Abdou zegt dat hij IS al vanaf het begin niet vertrouwde. “Het eerste gevoel al: als je binnenkomt word je in een gebouw gestopt, alsof je wordt vastgezet, alsof je geen eigen mening meer hebt. Daarna willen ze je gelijk proberen te gebruiken, je bent een nummertje.”
Zijn strijdnaam bij IS werd Abu Qassem al Maghrebi. Maar van strijden zou het niet zijn gekomen, zegt hij. Abdou claimt dat hij een soort dienstweigeraar was. “Er zijn genoeg omweggetjes om niet te strijden. Je schrijft je in, komt niet opdagen. Het was niet heel strikt. Later wat meer.”
Naar eigen zeggen woonde hij in zijn eentje in een appartement in Raqqa, de ‘hoofdstad’ van het kalifaat, en hing daar wat rond.
Had je, als je IS niet meer zag zitten, niet al direct rechtsomkeert moeten maken?
“Eenmaal binnen bij IS kom je er niet meer levend uit. Dus het is niet makkelijk om deze groepering te verlaten.”
Abdou is tijdens zijn verblijf in Syrië gewond geraakt. Hij toont dikke zwarte littekens op zijn onderbeen. “Dat gebeurde begin 2016, bij een bombardement op Raqqa. Ik ben twee keer geopereerd. Het moet nog een keer, want er zit nog een scherf in het bot.”
Hij was thuis toen het gebeurde, zegt hij. De wond is zichtbaar op zijn onderbeen, maar of het moment en de omstandigheden waarover hij rept kloppen, valt niet te controleren.
Terug naar het nu, naar de toekomst, die voor hem ongewis is. Abdou: “Ik heb in de zomer van 2017 via de media vernomen dat Nederlandse Syriëgangers zouden worden veroordeeld. En dat ze het recht hebben om daarbij aanwezig te zijn. Toen wilde ik ook vertrekken, maar werd opgepakt door IS. Ik kreeg wat je een kleine vorm van marteling kunt noemen. Je wordt geslagen, op mijn verwondingen, je wordt in een klein hok gegooid. Mensen die eruit willen, worden soms geëxecuteerd, of maandenlang vastgezet. Verder zijn er op de grens sluipschutters, er zijn mijnen.”
Abdou’s tweede ontsnappingspoging lukt wel en hij geeft zich ruim een jaar en drie maanden geleden over aan de SDF, een Koerdisch/Arabische militie die samen met de Amerikanen vecht tegen IS.
Zware straf
Zijn rechtszaak in Nederland is aangehouden in afwachting van zijn komst naar de rechtbank. Eerder zijn wel andere Nederlandse jihadisten bij verstek veroordeeld, ze kregen straffen, oplopend tot zes jaar cel. Abdou vindt dat een zware straf: “Voor iemand die een verkeerde keuze heeft gemaakt, die dat ook aangeeft en die uit eigen wil is weggegaan is vijf à zes jaar toch wel een grote straf, vooral voor Nederland, waar niks is gebeurd. En ik weet niet of deze periode wordt meegerekend. Ik zit toch al een jaar en drie maanden vast, onder zwaardere omstandigheden dan in een Nederlandse gevangenis.”
Omdat hij ook een Marokkaans paspoort heeft, houdt hij er rekening mee dat Nederland zijn paspoort intrekt. “Maar Marokko is geen straf voor mij. Geen tweede keus.”
Wat zou er volgens hem wel moeten gebeuren, mocht hij worden teruggehaald naar Nederland?
“Dat ik gewoon een normaal leven kan opbouwen. Dat gebeurt niet in een gevangenis. Sowieso niet in Vught, of De Schie.” Denkt hij dat mensen radicaler de gevangenis uit komen, dan ze er in gaan? “Voor mij geldt dat niet, maar in algemene zin kan dat gebeuren. Ik ben ook niet radicaal. Nee, ik ben een praktiserende moslim. Ik denk niet dat ik het geloof heb van IS. Ik volg geen orders van IS.”
Dat het nu wel zo’n beetje afgelopen is met het kalifaat waar hij zich in 2014 meldde, interesseert hem niet. “Niet positief, niet negatief. Ik heb niets met hen te maken.”
Vind je IS wel een terroristische organisatie?
“Dan moeten we eerst de definitie van terrorisme weten. Vandaag noemen ze iemand een terrorist en dan niet meer. Ik noem IS criminelen, onrechtplegers, een soort maffia. Toen ik erover dacht om naar Syrië te gaan, was het geen strafbaar feit. Ook zag ik dat er mensen in 2013 en 2014 naar Syrië zijn gegaan. Die zijn teruggekomen, die zijn niet vervolgd, niet opgepakt. Zij werden niet gezien als terroristen, dus voor mij was het redelijk makkelijk naar Syrië te gaan. En de politiek in Nederland veranderde ook. De premier zei: ik heb liever dat ze daar doodgaan. Dat klopt hè? Als de overheid een ander beeld had gegeven, waren waarschijnlijk meer mensen teruggegaan. Als ze kans hadden de grens over te gaan.”
Hoe zie je je leven voor je na een eventuele uitlevering aan Nederland en gevangenisstraf?
“Ik wil een normaal rustig leven. Zoals je weet ben ik gewond, dus zwaar werk zou ik niet meer kunnen doen. Misschien in de handel, dat is altijd wel goed.”
Dan laten de meekijkende en ook filmende Koerdisch militairen merken dat het tijd is om Abdou weer mee te nemen.
Wil je iets zeggen, tegen iemand in Nederland?
“Nee.”
Je moeder, je vader?
“Als ik in Nederland ben zal ik hen wel spreken.”
Kijk je ernaar uit?
“Ja.”
Ben je bang voor hun oordeel?
“Nee, dat niet.”
En wat heb je nu eigenlijk betekend voor de Syriërs, naar eigen zeggen de reden voor je komst?
“Ik zelf? Uiteindelijk is het resultaat niet veel nee.”
Dan staat hij op, geeft een hand en loopt onder begeleiding hinkend de deur uit. Op de gang klinkt het geluid van vastklikkende boeien.