Hoe duizenden boeren in Sierra Leone alles kwijtraakten (met dank aan Nederland)
Vooruitgang werd de boeren in Sierra Leone beloofd toen het Zwitserse Addax Bioenergy hun land voor een schijntje opkocht, gefinancierd met Nederlands geld. Het project werd een mislukking.
‘Dáár is het.’ De voormalige landeigenaren wijzen naar een frisgroene vlakte in de verte tussen de verdorde suikerrietvelden. Dit vruchtbare land waar ze vroeger hun pepers, meloenen, okra en pinda’s verbouwden, is nu in handen van een buitenlands bedrijf: Sunbird Bioenergy. ‘Dit voelt helemaal niet goed’, zegt Zainab Kamara hoofdschuddend. Kamara, gekleed in een strakke jurk van traditionele Afrikaanse stof met bijpassende hoofddoek, kijkt misprijzend naar de komkommers die bewakers aan de bezoekers proberen te verkopen... komkommers afkomstig van háár oude land.
Boer Issa Fanornah stapt op zijn rubberlaarzen door de drassige moestuin die de bewakers van Sunbird voor eigen gebruik hebben aangelegd. Vroeger verbouwde hij rond deze natuurlijke waterbron rijst, in het droge seizoen verhuurde hij het land aan de vrouwen om er groente te kweken. Zijn leven was goed, geld stroomde gestaag binnen. Nu voelt hij zich leeg, ontgoocheld. ‘Dit land was alles voor me, maar ik mag hier niet eens meer komen’, verzucht hij. ‘Meestal worden we door de bewakers weggejaagd.’
De zwijgzame boer Fanornah verloor zijn vruchtbare land in 2011 bij de verkoop van 57 duizend hectare gemeenschapsland - een gebied bijna zo groot als de halve provincie Utrecht - aan Addax Bioenergy. Ruim zestig dorpen met veertienduizend inwoners moesten land inleveren in ruil voor een schamele financiële compensatie en het vooruitzicht op zo’n vierduizend banen, nieuwe wegen, landbouwtrainingen, het gebruik van moderne landbouwmachines, nieuwe scholen en gezondheidsklinieken. Kortom: in ruil voor de belofte van vooruitgang.
Het Zwitserse Addax wilde op deze dunbevolkte plek in dit achtergestelde, ongerepte gebied in het noordoosten van Sierra Leone ethanol van suikerriet produceren voor de Europese markt en kreeg daarvoor steun van onder meer de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO. Met 267 miljoen euro werd het de grootste investering ooit in het straatarme West-Afrikaanse land.
Maar een paar jaar later was van het heilig geloof in bio-ethanol als groen alternatief weinig meer over. De Europese Unie draaide de subsidiekraan dicht en de oliemarktprijzen stortten in. En alsof dat nog niet genoeg was, werd Sierra Leone in 2013 twee jaar lang platgelegd door de ebola-epidemie. Nog voordat Addax de verworven landerijen had kunnen beplanten met suikerriet, ging het kopje onder. Eind 2016 werd het noodlijdende bedrijf, inmiddels gehalveerd tot 26 duizend hectare, overgenomen door het Britse Sunbird Bioenergy dat nu probeert te redden wat er te redden valt.
Plantage
Meterslange irrigatiesproeiers staan als roestige spinnenpoten in het kaal gehakte tropische landschap van Bombali, een afgelegen district in het noorden van Sierra Leone, bij de stad Makeni. Waar eens weelderige palm-, mango- en katoenbomen dichte bossen vormden, groeit nu onkruid tussen de stronken. Van de 146kostbare irrigatiesystemen is nog geen derde in gebruik genomen door de nieuwe eigenaar. ‘Dit bedrijf is door de vorige eigenaar opgezet als een ouderwetse plantage’, zegt interim-directeur Andy Gee van Sunbird afkeurend. ‘Al die grond, al die dure irrigatiesystemen, het was nergens voor nodig. Je kunt boeren veel beter laten toeleveren. Wij helpen ze met goede zaden, pesticiden en landbewerking zodat ze de juiste kwaliteit leveren. Dan bieden wij een afzetmarkt voor ze.’
Het is wijsheid achteraf, nu staat de investering van Addax te boek als een klassiek geval van landroof. De internationale kritiek richt zich vooral op de ontwikkelingsbanken FMO en het Zweedse SwedFund. Waar waren zij om erop toe te zien dat de beloftes aan de onteigende dorpelingen werden nagekomen? Tot woede van mensenrechtenorganisaties als ActionAid en Swedwatch die al sinds 2013 alarmerende rapporten schrijven over dit specifieke geval van ‘landroof’, hadden de financiers het zinkende schip verlaten zodat de nieuwe eigenaar Sunbird kon aantreden.
‘Wij hebben Addax en FMO jaren gewaarschuwd voor de risico’s’, zegt Barbara van Paassen van ActionAid. ‘De haalbaarheid van het businessplan met de eenzijdige focus op bio-ethanol vonden we al twijfelachtig, maar de bevolking werd ook onvoldoende betrokken bij de plannen. Het gaat om hun land, hun water, hun voedselvoorziening, maar de onderhandelingen over de onteigening en compensatie werden over hun hoofden heen gevoerd.’
Dorpsoudsten en lokale activisten proberen de nieuwe eigenaar Sunbird aan de beloftes van Addax te houden. Naar eigen zeggen krijgen ze daar geen gehoor. FMO zegt desgevraagd geen invloed meer te kunnen uitoefenen op de nieuwe eigenaar. ‘Op het moment dat wij ons financieel hebben teruggetrokken hebben wij geen inspraak meer’, legt woordvoerder Paul Hartogsveld uit. FMO betreurtde slechte afloop en zegt er alles aan te hebben gedaan om de sociale programma’s goed af te sluiten en de kennis over de milieugevolgen van de tijd onder Addax over te dragen aan de nieuwe eigenaar.
‘Er lag echt een geweldig sociaal programma, maar door de ondergang van Addex is iedereen weer terug bij af’, zegt Bai Bairoh Mabolleh Anshem III, ‘koning’ van het chiefdom waar de meeste van de 57 dorpen in het mislukte Addaxproject zijn gevestigd. De koning, zoals hij graag door de bezoekers wil worden aangesproken, zit in zijn maatpak tussen de traditioneel geklede dorpsoudsten op een veranda van een van de weinige stenen huizen in het dorp en legt uit: ‘Boeren hadden echt de smaak te pakken van moderne landbouwtechnieken, maar nu zijn ze hun vruchtbaarste stukken land kwijt, hebben geen werk en de voedselprijzen zijn omhooggegaan. Nu dreigt hier honger.’
Olifantengras
In zijn dorpje Warehyema vertelt boer Fanornah met weemoed over de landbouwtraining die hij ontving. ‘Mijn rijstopbrengst was bijna verdubbeld’, zegt hij trots. Terwijl hij op het zand uittekent hoe hij leerde zijn rijst beter te planten en te bemesten, hangt zijn zoontje in een vaal T-shirtje aan zijn been. Toen Addax het bedrijf in 2015 stillegde en er geen tractors en andere landbouwmachines meer werden verhuurd, viel ook Fanornah noodgedwongen terug op zijn oude, minder lucratieve landbouwpraktijk. De meeste tijd brengt hij nu door met het kappen van het in het wild groeiend olifantengras voor Sunbird, dat levert met circa 60 euro per maand nog iets van een inkomen op voor zijn gezin. Al haalt dat het niet bij de vroegere cashflow uit zijn voormalige landerijen.
Sunbird begrijpt de frustraties, maar vraagt geduld van de dorpelingen. Het bedrijf zegt zich te beraden op een nieuwe strategie en wacht op financiering om een suikermolen te kunnen bouwen. Het produceren van biobrandstof voor de Europese markt is niet langer topprioriteit, zeker nu de EU helemaal afstand dreigt te nemen van het gebruik van voedselgewassen voor de productie van biobrandstof. Met de productie van suiker worden risico’s beter gespreid en profiteert de lokale bevolking, legt de Indiase bedrijfsmanager Rajiv Bali van Sunbird uit.
‘Het is belachelijk om geen suiker te maken in een land dat volledig van import afhankelijk is’, zegt Bali die speciaal is aangetrokken wegens zijn ruime ervaring in West-Afrika. ‘Sierra Leone consumeert 40 miljoen ton suiker per jaar, Ecowas (het handelsblok in West-Afrika ) importeert voor liefst 2,3 miljard dollar suiker per jaar. De dichtstbijzijnde suikermolen is in Senegal. Ik begrijp niet dat Addax hier geen markt in zag.’
Voorlopig concentreert het bedrijf zich op de naleving van het contract met de overheid om 14 procent van de stroom te leveren aan het nationale stroomnetwerk. Olifantengras blijkt een goede vervanging voor suikerbieten om de centrale draaiende te houden. De graskappers en -verwerkers klagen allemaal over slechte betaling. ‘Maar ja, iets is beter dan niets’, zegt tractorrijder Manama als ze haar bouwhelm opzet en weer richting de vrachtwagens loopt voor het lossen van de volgende lading in de maalmachine.
Te drassig
‘Addax of Sunbird. Het is om het even; ze luisteren gewoon niet naar de dorpelingen’, zegt John Kagba van de lokale mensenrechtenorganisatie Silnorf (Sierra Leone Network on the Right to Food). Kagba, die elke inwoner lijkt te kennen en hartelijk op de schouders slaat, wijst naar het land van de onteigende boeren dat aan de rand van de irrigatiecirkel (pivot) ligt en wordt ingeklemd door suikerrietvelden. ‘Vanwege de waterbron is de grond te drassig om te bewerken met landbouwmachines dus het bedrijf gebruikt dit stukje niet. Waarom geven ze het dan niet gewoon terug aan de dorpelingen als het zo belangrijk voor ze is?’, zegt hij met grote handgebaren.
FMO erkent dat de sociale situatie in Sierra Leone complex is. ‘Destijds was dit het eerste grootschalige bio-energie project in Afrika en had het alles in zich om positief bij te dragen aan werkgelegenheid en duurzame energieopwekking in een van de armste landen ter wereld’, zegt woordvoerder Hartogsveld. De mislukking wijt FMO vooral aan de veranderde marktomstandigheden, maar Hartogsveld erkent dat er met de wijsheid van nu wellicht andere beslissingen zouden zijn genomen. ‘Er zijn lessen geleerd die we meenemen in onze toekomstige investeringen. We zullen nog zorgvuldiger kijken naar zulke grootschalige projecten die zulke grote gevolgen voor de bevolking kunnen hebben. Want als het misgaat, gaat het ook goed mis. Maar als ze aantoonbaar positief bijdragen aan ontwikkeling zullen we ze ook niet uitsluiten.’
Eenzijdig
Een van de geleerde lessen is dat de eenzijdige focus op energieproductie veel te riskant was. ‘Wij zitten nu op de blaren’, klaagt interim-directeur Andy Gee van Sunbird. ‘Addax is een energiebedrijf en had maar één doel voor ogen: diversificatie van brandstof. Als je een hamer bent, zie je overal een spijker in’, zegt hij terwijl hij de bezoekers oploskoffie serveert in zijn containerachtige kantoortje. ‘Ze hadden helemaal geen kaas gegeten van landbouw.’
‘Dat blijkt’, snuift de tengere Indiase agronoom en suikerrietexpert Arunachalam Selvaraj die is ingehuurd om de suikerrietproductie uit het slop te trekken. Hij wijst minachtend naar de irrigatiesystemen die ongebruikt staan weg te roesten. ‘Deze investering was nergens voor nodig. Suiker heeft voldoende aan regen, we noemen het de ‘lazy man’s crop’. Maar je moet wel weten wat en hoe je moet planten.’
‘Raj’ die over de hele wereld als suikerexpert heeft gewerkt, weet dat dus wel en test nu op proefvelden in de irrigatiecirkels de beste rassen uit. Vanuit de auto wijst hij: ‘Die komt uit Brazilië, die uit Panama, Jamaica, Mexico, China - dat is niks’, zegt hij als hij naar de dunne omgeknakte stengels wijst. De planten uit Mauritius doen het goed. ‘Kijk hoe mooi dat veld erbij staat. Zo dik’, straalt hij. Honderd ton per hectare, het vijfvoudige van wat Addax produceerde. ‘Over twee jaar zitten we in de goede plantingcirkel. Dat zitten we hier op een goudmijn’, roept hij enthousiast.
Bij de rietkappers stopt hij even. Wijdbeens en met de handen in de zij kijkt hij goedkeurend toe hoe werklieden met machetes de hoge harde rietstengels kappen. ‘Die Afrikanen werken veel harder dan Indiërs, ze zijn gewoon beresterk.’ Dan wijst hij naar de vrouwen die pinda’s verkopen aan de werkmannen. ‘Kijk, werkgelegenheid!’, roept hij stralend. ‘Je zag dit ook in India gebeuren op het arme achterland. Elke keer als er ergens een suikerfabriek kwam, ontstond een economische hub. Wanneer boeren een inkomen krijgen, ontstaan er winkeltjes en handel, ziekenhuizen en scholen, stijgt de welvaart en gaan kinderen naar school.’
Dit model is precies wat ‘koning’ Bai Bairoh Mabolleh Anshem III voor ogen had voor zijn land. ‘Ik bid dagelijks voor Sunbird.’ Hij smeekt de activisten van Silnorf geen juridische stappen te ondernemen tegen Sunbird over de achterstanden in betaling. ‘Geef ze alsjeblieft wat tijd. Als zij ook failliet gaan, krijg ik spijt dat ik mijn mooie baan als fysiotherapeut in Freetown heb opgezegd’, lacht hij. ‘Dit project moet slagen. Er is hier helemaal niets, dit is onze enige weg uit het donker.’
Betere toekomst
In het dorpje Tonka dat pal onder de rook van de fabriek ligt, lijkt de tijd nog te hebben stilgestaan. Vrouwen stampen palmoliepitten in een kom op het vuur, boven op het dak van een hutje vervangt een aantal mannen het riet. Onder een dicht bladerdak van palmbomen kronkelt een idyllisch pad naar de imposante Rokel-rivier waar vrouwen en kinderen baden in de warme namiddagzon.
Toch is hier ongemerkt de vooruitgang binnengeslopen. Verderop verstoort een kolossale waterpomp hetpanoramische zicht op de rivier, het water is niet meer drinkbaar sinds de fabriek er vervuild water loost. De reservoirs met drinkwater die Sunbird naar de dorpelingen brengt, zijn ontoereikend. ‘Vrouwen hebben hier nu continu ruzie’, vertelt Alpha Koroma, de leider in de kring van dorpsoudsten, als de avondschemer invalt en het dorp langzaam inktzwart kleurt.
Vrouwen stampen palmoliepitten om te verwerken tot palmolie.
‘Wij waren niet tegen de komst van de fabriek’, zegt Koroma terwijl de mannen achter hem instemmend knikken. ‘We gaven ons land weg in de hoop dat onze kinderen een betere toekomst zouden krijgen. Addax had ons beloofd dat ze naar school zouden gaan en een vak konden leren en niet meer op het land zouden hoeven werken.’
De nieuwe eigenaar Sunbird vertrouwen de dorpsoudsten al helemaal niet. ‘Zeggen ze dat ze ons elke week consulteren?’ De dorpsoudsten barsten in lachen uit. ‘Wij hebben nog nooit iemand gezien. Alle onderhandelingen zijn hogerop gevoerd, wij moesten als landeigenaren gewoon bij het kruisje tekenen. Nu zitten wij hier nog steeds in het pikkedonker, terwijl pal naast ons in de fabriek de rest van Sierra Leone van elektriciteit wordt voorzien.’