Ik plaats hier nog een paar stukken tekst uit boek van Betty Jean Eadie over haar spectaculaire bijna doodervaring. Het zijn een paar korte hoofdstukjes die een idee geven van de intensiteit van de ervaring. Het is een zeer positieve ervaring, maar er bestaan ook negatieve bijna doodervaringen.
DE TUIN
Toen we naar buiten gingen en de tuin inliepen, zag ik bergen, spectaculaire valleien, en rivieren in de verte. Mijn begeleidsters gingen weg, en ik mocht alleen verder gaan, misschien om de volledige schoonheid van de tuin te ervaren, niet gehinderd door de aanwezigheid van anderen. De tuin was vol bomen en bloemen en planten, wier plaats op een of andere manier onvermijdelijk leek, alsof ze voorbestemd waren om precies te zijn zoals en waar ze waren. Ik wandelde een tijdje over het gras. Het was stevig, koel en helder groen, en het leek te leven onder mijn voeten. Maar wat me in die tuin meer dan wat ook met ontzag vervulde, waren de intense kleuren. Bij ons is niets dat daarop lijkt.
Als licht hier op een voorwerp valt, wordt het licht van dat voorwerp in een bepaalde kleur weerkaatst. Duizenden tinten zijn mogelijk. Het licht in de wereld der geesten hoeft niet per se op iets te weerkaatsen. Het komt van binnenuit en lijkt een levende essentie. Een miljoen, een miljard kleuren zijn mogelijk.
De bloemen zijn bijvoorbeeld zo fel en luminescent van kleur dat ze niet massief lijken. Omdat elke plant zo'n intense lichtuitstraling heeft, is het moeilijk te bepalen waar het oppervlak van de plant begint en eindigt. Het is duidelijk dat elk deel van de plant, elk microscopisch deeltje, door zijn eigen intelligentie wordt samengesteld. Dat is de beste verwoording die ik kan vinden om het te definiëren. Elk minuscuul deeltje is gevuld met zijn eigen leven en kan met andere elementen worden gereorganiseerd om alles wat bestaat te creëren. Hetzelfde element dat nu in een bloem huist, kan later deel uitmaken van iets anders — net zo levend. Het heeft geen geest zoals wij, maar het heeft intelligentie en organisatie en kan reageren op de wil van God en andere universele wetten. Dat alles is duidelijk als je de schepping daar ziet, vooral in de bloemen.
Een mooie rivier stroomde door de tuin, niet ver bij me vandaan, en ik werd er onmiddellijk naar toe getrokken. Ik zag dat de rivier gevoed werd door een grote waterval van het zuiverste water, de rivier kwam uit in een vijver. Het water glinsterde van helderheid en leven.
Leven. Het bevond zich ook in het water. Elke druppel van de waterval had zijn eigen intelligentie en doel. Een melodie van majestueuze schoonheid klonk uit de waterval door de tuin en vermengde zich ten slotte met andere melodieën, waarvan ik me slechts vaag bewust was. De muziek kwam van het water zelf, van de intelligentie ervan, en elke druppel produceerde zijn eigen toon en melodie die een wisselwerking hadden en zich vermengden met alle andere geluiden en melodieën eromheen. Het water loofde God voor zijn leven en vreugde. Het algehele effect was door geen symfonie of componist hier te evenaren. In vergelijking zou onze mooiste muziek hier klinken als een kind dat op een speelgoedtrommeltje slaat. We hebben domweg het vermogen niet om de reikwijdte en de kracht van de muziek daar te bevatten, laat staan dat we die ook maar bij benadering kunnen scheppen. Toen ik dichter bij het water kwam, bedacht ik dat dit weleens de 'levende wateren' konden zijn die in de Heilige Schrift worden genoemd. Ik wilde erin baden.
Toen ik het water naderde, zag ik een roos naast me die zich leek te onderscheiden van de andere bloemen, en ik bleef staan om die te bekijken. De schoonheid ervan was adembenemend. Van alle bloemen hier was er geen die zo mooi was als deze. Hij wiegde zachtjes heen en weer op vage muziek, en zong een loflied voor de Heer met zijn eigen lieflijke tonen. Ik besefte dat ik hem kon zien groeien. Toen hij voor mijn ogen opbloeide, werd mijn geest ontroerd, en ik wilde het leven ervan ervaren, erin stappen en de geest ervan voelen. Toen die gedachte bij me opkwam, leek ik in staat te zijn erin te kijken. Het was alsof mijn blik microscopisch was geworden en me in staat stelde tot het diepste van de roos door te dringen. Maar het was veel meer dan een visuele ervaring. Ik voelde de aanwezigheid van de roos om me heen, alsof ik me feitelijk daarbinnen bevond en een deel van de bloem was. Ik ervoer het alsof ik de bloem was. Ik voelde de roos heen en weer wiegen op de muziek van alle andere bloemen, en ik voelde hoe hij zijn eigen muziek schiep, een melodie die perfect harmonieerde met die van de duizenden andere rozen die hem bijvielen. Ik begreep dat de muziek in mijn bloem van de individuele deeltjes ervan kwam, dat de bloemblaadjes hun eigen tonen produceerden, en dat elke intelligentie binnen dat bloemblad bijdroeg tot de perfecte noten, in harmonieuze samenwerking voor het algehele effect: vreugde. Mijn geluk was volmaakt! Ik voelde God in de plant, in mijzelf; zijn liefde stroomde in ons. We waren allemaal één.
Ik zal de roos die ik was nooit vergeten. Die ene ervaring, slechts een glimp van het grotere geluk dat in de wereld der geesten bereikbaar is, het één zijn met al het andere, was zo enorm dat ik haar eeuwig zal koesteren.
Geciteerd uit 'Geleid door het licht' door Betty J. Eadie, pag. 81-84.