Do I need to say more?
http://meer.trouw.nl/elftal/christelijk-radicalismeMonic Slingerland
Radicaliteit wint aanhang onder gelovigen. Wat kunnen christenen in Nederland daar tegenover stellen? Meer uitgesproken zijn? Of laten zien hoe heilzaam middelmatigheid is?
In het geloof gaat het net als in de politiek, stelt Matthias Smalbrugge vast. „Het midden wordt uitgehold, de extremen nemen toe.” Radicalisering, denkt de Aerdenhoutse PKN-predikant, komt door angst en verlies van identiteit. Bij dat proces houdt de dialoog tussen geloof en rede langzamerhand op. Het begint met strakke orthodoxie, dan komt er fundamentalisme en dat mondt uit in radicalisering.
Als moslims radicaliseren vanuit een onzekerheid over hun identiteit, hebben christenen daar dan niet ook alle reden toe? Zo duidelijk is die identiteit niet meer.
Christenen kúnnen eigenlijk niet radicaliseren, meent Smalbrugge. Daarvoor biedt de Bijbel voldoende uitdaging om het verstand te gebruiken. Neem de vier evangeliën, die verschillen onderling zoveel dat een christen wel moet nadenken.
Maar christenen kunnen toch ook de band tussen rede en geloof laten varen? Dat beaamt Smalbrugge. Braziliaanse pentecostals doen het, en sommige orthodox-protestantse richtingen. Voorzichtig: „Religie heeft een emotionele kern.”
„Christelijke gelovigen moeten juist radicaal zijn”, vindt Willem van Vlastuin, hersteld-hervormd predikant te Katwijk. Ook hij beroept zich op de Bijbel. „Het evangelie is in zichzelf geweldig radicaal. De Here Jezus zegt: ’Wie zijn vader of moeder meer liefheeft dan mij, is mij niet waardig’. De radicaliteit zit in Christus’ sterven en opstanding: ’Wie in Christus is, is een nieuw schepsel. Het oude is voorbijgegaan, het is alles nieuw geworden’.”
Zowel Van Vlastuin als Smalbrugge wil wel een duidelijker identiteit van christenen zien. Smalbrugge: „Het middle-of-the-road-geloof doet het niet goed. We verliezen aanhang, we hebben geen identiteit, we zijn een soort christelijk Amnesty. We worden terecht platgedrukt door de extremen. We moeten op zoek naar een andere identiteit. Maar niet gekoppeld aan schuld, zonde en genade. Dat werkt niet meer. Van ’genade’ weten we niet eens meer de oorspronkelijke betekenis ’glans en schittering’, maar onthouden we alleen maar ’vergeving’. Wat wel werkt? Een heldere boodschap en eten. Dan groei je als kool. Dat gebeurde in Rome in het jaar 250, toen de christelijke gemeente 1500 weduwen en wezen te eten gaven. Dan doe je het beter dan de Romeinse overheid. Hamas past hetzelfde recept toe. En de pentecostals in Brazilië. ”
Hoho, protesteert Van Vlastuin. „Zonde, genade en vergeving, zijn geen gepasseerd station, maar juist essentieel . Door te leven uit de grote dingen van Gods koninkrijk kunnen we ontspannen in het publieke domein te verkeren. We hoeven de wereld niet meer te veroveren, dat heeft Christus al gedaan. Dat is een verschil met moslims, die hebben wel het gevoel dat ze de wereld moeten veroveren en staan daardoor gespannen in het publieke domein. Christelijke radicaliteit is juist noodzakelijk om gematigd te zijn.”
Hij denkt dan aan de omgang met het milieu, en met andersgelovigen. „Alle mensen, ook boeddhisten en moslims, zijn schepselen van God. Dat kun je zo zien zonder hun opvatting voor je rekening te nemen.”
Die gematigdheid is iets anders dan een weinig uitgesproken identiteit, want ook Van Vlastuin stoort zich aan het wereldse leefpatroon van christenen waardoor ze ’geen zout meer zijn’. Scherp: „Het geloof moet fijn zijn en we moeten er een goed gevoel bij hebben. Het gaat alleen om het hier en nu.”
Het compromisloze kenmerkte de drie vrienden van de oudtestamentische Daniël. Zij weigerden om te buigen voor een gouden beeld en riskeerden in de vuuroven gegooid te worden. Van Vlastuin doet een levendig verslag, bijna als ooggetuige. Hij stelt dat uit het leven met Christus deze compromisloosheid opbloeit, niet uit angst, maar uit de zekerheid van het geloof.
Dus radicaliteit betekent juist geen angst hebben? Van Vlastuin denkt even na: „Ook een christenhart kent ongeloof en twijfel. Maar vanuit Christus heeft angst niet het laatste woord. De moslimradicaliteit zou wel eens kunnen voortkomen uit angst en onzekerheid. Christelijke radicaliteit is daar een spiegelbeeld van. Het geloof geeft geen angst, maar zekerheid, omdat we de waarheid kennen. De enige.”
Wacht even, werpt Smalbrugge tegen, in sommige orthodoxie zit wel degelijk angst. Dat heeft te maken met de te voorname plaats die zonde, schuld en genade innemen. Daar moeten we vanaf. Die vorm van geloven jaagt mensen angst aan. Dan krijgt de verhouding tussen mens en God iets van een slaaf en een meester. „Je zit in de schoolbank en krijgt een rapport met onvoldoendes.” De verhouding met God zou moeten zijn als met een vriend. Zoals Mozes die met God sprak vanuit vertrouwen.
Van Vlastuin: „Het ontbreken van angst kan ook een teken van oppervlakkigheid zijn. God is geen lievige God die altijd zegent en nooit oordeelt. In de crisis van Gods oordeel wordt het evangelie een wonder. Christus heeft de dood en de angst voor de hel overwonnen.”
Smalbrugge ziet liever een andere kracht van het christendom meer naar voren komen. „Het christendom geeft emotionele antwoorden op angst en twijfel, laat zien dat de grote levenskrachten als liefde en ambitie een voorkant en een achterkant hebben.”
Neem ambitie, een kracht die het beste in mensen naar boven haalt. Tegelijkertijd kan ambitie ongevoelig maken voor de behoeftes van dierbaren. Neem liefde, ook daar zit een zwarte kant aan. Smalbrugge: „Radicalisering leidt ertoe dat mensen zich tevreden stellen met de achterkant en menen dat het de voorkant is. Daar komt dan ook een moralisme bij, waarbij men zichzelf goed acht en in de ander het kwaad ziet.”
Dat is volgens hem iets wat het christendom onderscheidt: de opvatting dat in ieder mens goed en kwaad zit, dat denken en emotie met elkaar verweven zijn en dat liefde of ambitie niet alleen maar goed zijn. Dit inzicht geeft een stevig tegenwicht tegen radicaliseren. Geen vaccin, maar wel enige bescherming.
Van Vlastuin wil leven uit de radicaliteit van het evangelie: ’Dit betekent dat we ons niet schamen voor de radicaliteit van het evangelie. We moeten ’neen’ durven zeggen tegen het kwaad. Vanuit de radicaliteit van het evangelie wijzen we elke vorm van dopers isolement radicaal af. Het besef dat de hele schepping van de Schepper is, geeft liefde voor alle schepselen en een ontspannen gezindheid tegenover kwade machten.”
Smalbrugge hoopt op een meer uitgesproken christelijke identiteit die helpt bij het omgaan met levenskrachten. „Dat is al lastig genoeg.”