Dan gaat het er dus om wanneer die heerschappij is begonnen.Pilgrim schreef:Ik snap je niet. In je vorige post zeg je toch zelf dat Matth. 25 betrekking heeft op die wederkomst? Overigens als je het vers voorafgaand aan Matth 16:28 leest (dus nummer 27) kun je duidelijk zien dat het wel degelijk betrekking heeft op die wederkomst:fucmoh schreef:Nee, hoor. Matheus 25 heeft betrekking op zijn tegenwoordigheid, parousia. Mischien moet je even gaan kijken wat Markus zegt. Daar komt nog duidelijker naar voren dat die visioen een vervulling vormt van Jezus woorden.Pilgrim schreef: Het lijkt mij toch het meest logisch dat die voorspelling van Matth. 16:28 inderdaad betrekking heeft op die zogenaamde wederkomst. Dan kan je immers ook inderdaad van een 'Komst' spreken. En is het wel zo zeker dat die apostelen pertinent zeker waren dat niemand van hen die wederkomst nog zouden meemaken? Van mijn leerhuis weet ik dat men in de eerste generaties van het vroege Christendom leefde in de verwachting van een spoedige wederkomst. Verder is Matth. 28 geen komst maar juist een afscheid! :?
27 Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met Zijn engelen, en alsdan zal Hij een iegelijk vergelden naar zijn doen (dus het scheiden van de schapen en de bokken).
28 Voorwaar zeg Ik u: Er zijn sommigen van die hier staan, dewelke den dood niet smaken zullen, totdat zij den Zoon des mensen zullen hebben zien komen in Zijn Koninkrijk.
Geen twijfel mogelijk dus. :?
Die begon dus na zijn opwekking waarna Jezus na zijn hemelvaart zijn tegenwoordigheid of parousia onzichtbaar zal zijn. Het woord komst als vertaling voor parousia is hier een beetje ongelukkig gekozen.
Het Griekse woord is pa·rou′si·a, samengesteld uit pa′ra (naast, bij) en ou′si·a (een „zijn”; afgeleid van ei′mi, „zijn”). Vandaar dat pa·rou′si·a letterlijk een „zijn naast (bij)” betekent, dat wil zeggen, een „tegenwoordigheid”. Het wordt in de christelijke Griekse Geschriften 24 maal gebruikt, dikwijls met betrekking tot de tegenwoordigheid van Christus in verband met zijn Messiaanse koninkrijk. — Mt 24:3;
In veel vertalingen wordt dit woord op verschillende manieren weergegeven. Hoewel pa·rou′si·a in sommige teksten met „tegenwoordigheid” is vertaald, heeft men het vaker met „komst” weergegeven. Dat heeft aanleiding gegeven tot de uitdrukking „wederkomst van Christus” (in de Latijnse Vulgaat wordt pa·rou′si·a in Mt 24:3 met het Latijnse woord adventus, „advent”, „aankomst” of „komst”, vertaald). Ofschoon Jezus’ tegenwoordigheid noodzakelijkerwijs zijn aankomst op de plaats waar hij tegenwoordig is insluit, legt men door pa·rou′si·a met „komst” te vertalen, alle nadruk op de aankomst en wordt de daarop aansluitende tegenwoordigheid naar de achtergrond geschoven. Hoewel lexicografen aanvoeren dat pa·rou′si·a met zowel „aankomst” als „tegenwoordigheid” vertaald kan worden, erkennen zij in het algemeen dat dit woord in de eerste plaats de gedachte van de tegenwoordigheid van de desbetreffende persoon overdraagt.
In Vine’s Expository Dictionary of Old and New Testament Words (1981, Deel 1, blz. 208, 209) staat: „PAROUSIA . . . duidt op zowel een aankomst als een daaruit voortvloeiende tegenwoordigheid. Zo spreekt een voorname vrouw in een [in het Grieks geschreven] papyrusbrief over de noodzaak van haar parousia op een bepaalde plaats om aangelegenheden in verband met bezittingen die zij daar heeft, te behartigen. . . . Wanneer het [woord] gebruikt wordt in verband met de wederkomst van Christus, bij de Opname van de Kerk, duidt het niet louter op het moment van Zijn komst voor Zijn heiligen, maar op Zijn tegenwoordigheid bij hen vanaf dat moment tot aan Zijn openbaring en manifestatie aan de wereld.” Volgens Liddell en Scotts Greek-English Lexicon (herzien door H. Jones, Oxford, 1968, blz. 1343) wordt pa·rou′si·a soms in de Griekse profane literatuur voor het „bezoek van een koning of een hoge functionaris” gebruikt.