Richtlijnen betreffende imitatie van de kufar
Het is overgeleverd dat Ibn ‘Umar heeft gezegd: “De Boodschapper van Allah (salla Allahu alaihi wa salaam0 zei: ‘Degene die een volk imiteert is één van hen.’” (Overgeleverd door Abu Dawud, al-Libaas, 3512. Ingedeeld als hasan sahih door Al-Albaani in Sahih Abi Dawud, 3401). Al-Munaawi en al-‘Alqami hebben gezegd: bijvoorbeeld zich kleden zoals zij zich kleden, hun manier van leven volgen in kleding en in sommige van de dingen die zij doen.
Al-Qaari heeft gezegd: met andere woorden, degene die de kufar imiteert zoals in de manier waarop iemand zich kleedt, of degene die de kwade en immorele mensen imiteert, of de Sufies , of de rechtvaardigen, hij is één van de mensen die hij imiteert, of deze mensen nou goed of slecht zijn.
Shaykh al-Islam Ibn Taymiyah zei in al-Siraat al-Mustaqiem: Imam Ahmad en anderen hebben deze hadith als bewijs geciteerd. Deze hadith geeft aan dat het tenminste haram is om hen te imiteren. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
En wie van jullie hen als beschermers neemt; voorwaar, hij behoort tot hen.. (al-Ma’idah 5:51)
Dit is gelijkaardig aan de mening van ‘Abd-Allah ibn ‘Amr die gezegd heeft: “Degene die zich in het land van de mushrikien vestigt en hun Nawroz (nieuwjaar) en Mahrajaan (feest) viert en hen imiteert totdat hij sterft, zal met hen verzameld worden op de Dag der Opstanding.” Dit kan geïnterpreteerd worden als verwijzing naar volledige imitatie die wijst op kufr en alsof het betekent dat gedeeltelijke imitatie daarom haram is; of het kan geïnterpreteerd worden alsof het betekent dat hij één van hen is tot op de hoogte waarop hij hen imiteert, of het nou in ideeën van kufr is, in zonde of in het deelnemen aan een ritueel.
Het is overgeleverd van Ibn ‘Umar dat de Profeet (salla Allahu alaihi wa salaam) het imiteren van niet-Arabieren verbood en zei: “Degene die een volk imiteert is één van hen.”: “Dit is ook genoemd door al-Qaadi Abu Ya’laa. Dit is geciteerd door meer dan één van de geleerden om aan te tonen dat het makruh is om vormen van kleding van de niet-moslims te imiteren die niet bekend zijn onder de moslims.
Zie ‘Awn al-Ma’bood Sharh Sunan Abi Dawud.
Het imiteren van de kufar is in twee categorieën onder te verdelen:
Imitatie die haraam is en imitatie die toegestaan is.
Het eerste type is imitatie die haraam is. Dit betekent bewust dingen doen die unieke eigenschappen van de religie van de kufar zijn en waar niet naar verwezen wordt in onze religie. Dit is haraam en het kan een grote zonde zijn; volgens het bewijs kan een persoon in sommige gevallen zelfs een kafir worden door dat te doen, of een persoon dat nou doet omdat hij het eens is met de kufar of vanwege zijn grillen en wensen of vanwege speciale redenen die hem laten voelen dat het hem voordeel zal doen in deze wereld en in de volgende.
Als er gevraagd wordt of degene die dat uit onwetendheid doet een zondaar is, zoals degene die Kerstmis viert, is het antwoord dat degene die onwetend is geen zondaar is omdat hij zich er niet bewust van was. Maar het moet hem verteld worden en als hij doorgaat wordt hij een zondaar.
Het tweede type is imitatie die toegestaan is. Dit betekent iets doen wat oorspronkelijk niet van de kufar genomen is, maar de kufar doen het ook. Dit valt niet onder het verbod om op hen te lijken, maar men zou de voordelen kunnen missen van het verschillen van hen.
Het imiteren van of lijken op de Mensen van het Boek (Joden en Christenen) en anderen met betrekking tot wereldse zaken is toegestaan wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. Het zou niet één van hun tradities of rituelen moeten zijn waarmee zij zich onderscheiden.
2. Het zou geen onderdeel van hun religie mogen zijn. Het kan bewezen worden dat een kwestie een onderdeel is van hun religie d.m.v. een betrouwbare bron zoals een aayah van de Qur’aan, een hadith van Zijn Boodschapper of welgevestigde verslagen.
3. Het zou niet iets moeten zijn waar de islam specifiek naar verwijst. Als er een specifieke verwijzing naar is in de islam, die het ofwel goedkeurt of het afkeurt, dan moeten we volgen wat onze religie er over zegt.
4. Deze gelijkenis zou niet moeten leiden tot iets wat tegen de geboden van de shari’ah in gaat.
5. Het zou geen viering van één van hun feesten mogen omvatten.
6. De gelijkenis zou alleen mogen zijn volgens wat nodig is, en niets meer.
BRON: ‘
www.islam-qa.com’ – Door Sheikh Muhammed Salih Al-Munajjid
Vertaald door AlMutaqqun.tk