Hoe vergaat het de Syriërs in Nederland, twee jaar later?
17 september 2017
Het is deze nazomer twee jaar geleden dat Nederland te maken kreeg met een onverwachte toestroom van asielzoekers. Hoe gaat het inmiddels met de grootste groep van toen, de Syriërs?
In haast neergezette stapelbedden vol moe ogende asielzoekers in sporthallen. Vrijwilligers die ijverig met kleding en eten sjouwen om de nieuwkomers te verwelkomen. Van woede verwrongen gezichten van burgers die de komst van een asielzoekerscentrum in hun buurt liever niet zien. De beelden uit de herfst van 2015 staan nog op het netvlies. Maar de rust lijkt weergekeerd. Er komen sinds 2016 veel minder vluchtelingen. Tienduizenden Syriërs zoeken intussen hun weg in Nederland. Hoe loopt dat eigenlijk?
Kijk je naar de cijfers, dan is de conclusie snel gemaakt, antwoordt de Rotterdamse hoogleraar sociologie Godfried Engbersen: niet goed. Slechts weinigen hebben een baan, bijna niemand studeert op MBO, HBO of universiteit. De overgrote meerderheid leeft van een uitkering.
"Het zou natuurlijk onrealistisch zijn om te verwachten dat deze nog maar recent gevluchte Syriërs vloeiend Nederlands spreken en financieel onafhankelijk zijn", stelt Engbersen. "Maar de huidige cijfers zijn dramatisch."
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bevestigt, maar dan zonder waardeoordeel, de feiten die de hoogleraar noemt. Zo gaat het inderdaad om een grote groep mensen. Van 2014 tot en met 2016 kwamen in totaal ruim 50.000 Syriërs naar Nederland, de grootste piek van hen arriveerde in de nazomer van 2015.
Positief
Hun asielaanvraag leidde vaak tot een positieve uitkomst, hun land is in oorlog, ze mogen bijna allemaal blijven. In vergelijking met mensen uit andere landen verloopt ook de asielprocedure die Syriërs volgen vrij snel. Tachtig procent van hen krijgt gemiddeld na zes maanden een verblijfsvergunning, na anderhalf jaar is dat 95 procent. Alleen Eritreëers hebben een vergelijkbare kans. Voor alle andere nationaliteiten ligt het percentage op 40 tot 60 procent en duurt de procedure vaak langer, stelt het CBS, dat in juni nog een rapport publiceerde over de integratie van vluchtelingen.
Twaalf maanden na aankomst in de asielopvang in 2014 heeft 70 procent van de Syriërs bovendien eigen woonruimte gekregen, ergens in een Nederlandse gemeente. Binnen een jaar een (tijdelijke) verblijfsvergunning en een woning klinkt niet slecht, maar toch moet het anders, reageert hoogleraar Engbersen. Hij grijpt terug op ervaringen uit het verleden.
Begin jaren negentig van de vorige eeuw bereikte een vergelijkbare groep vluchtelingen Nederland. Daaronder veel mensen uit voormalig Joegoslavië, maar ook mensen uit landen als Irak en Afghanistan. Engbersen deed eerder onderzoek naar hoe het met deze groep gegaan is.
Hun integratie ging veel te langzaam, was een van de conclusies. Acht jaar later had ongeveer de helft van hen een baan van meer dan acht uur per week. De rest leefde van de bijstand. Vijftien jaar na aankomst in Nederland is de arbeidsparticipatie van deze groep nog altijd lager dan die van personen met een Nederlandse achtergrond en de afhankelijkheid van een bijstandsuitkering is hoger.
Engbersen: "Mensen moeten zo snel mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen, dat is de kunst van het integratiebeleid. Dat hebben we toen geleerd. Maar ik zie het nu toch weer te traag gaan."
De Rotterdamse hoogleraar werkte mee aan een advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid uit december 2015 waarin werd aangedrongen op een 'activerend vluchtelingenbeleid'. Niet meer: eerst jarenlang wachten in een asielzoekerscentrum op je vergunning, daarna pas op taalles, daarna pas bij- en omscholen voor een baan en dan pas de arbeidsmarkt op. Zo staan mensen uiteindelijk jarenlang buitenspel en lukt het ze vaak niet meer om werk te vinden, concludeerde de WRR. Daarom moeten de wegen parallel lopen: taal leren, opleiding volgen, een baantje hebben (desnoods vrijwilligerswerk), zo mogelijk alles tegelijk.
Engbersen ziet dat laatste weinig gebeuren, met als gevolg: slechts 3 procent van de Syriërs die sinds 2014 naar Nederland kwam, heeft inmiddels betaald werk. Liefst 93 procent leeft van een uitkering. "Zeker als je kijkt naar de samenstelling van de groep Syriërs, die voor een deel al goed opgeleid is en uit veel jonge mannen bestaat die graag willen werken, kan het veel beter."
Integratiebeleid
Toch zijn gemeenten door de komst van deze grote groep vluchtelingen wel degelijk wakker geschud, blijkt uit een studie van het Kenniscentrum Integratie en Samenleving (KIS) dat in juli gepubliceerd werd. In 2016 had nog slechts 18 procent van de gemeenten speciaal beleid, gericht op deze nieuwkomers, inmiddels meldt 82 procent bezig te zijn om deze mensen gericht aan het werk te krijgen. Een krappe 40 procent van de vluchtelingen wordt nog niet naar werk bemiddeld.
Engbersen bewondert de snelle manier waarop gemeenten hiermee nu aan de slag gaan. "Ja, er worden contacten gelegd, maar dat is nog geen activerend integratiebeleid. Binnen drie maanden na aankomst in een gemeente zou er een goed plan moeten liggen voor iedere nieuwkomer, om de taal te leren, een extra opleiding te volgen en te werken, liefst alle drie tegelijk."
Syriërs staan nu veel te lang buitenspel, alleen maar bezig met de inburgeringscursus, ziet hij. Een Syriër die een verblijfsvergunning krijgt, ontvangt een brief van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) met daarin de termijn - drie jaar - waarin het inburgeringsexamen gehaald moet zijn. In die periode ook nog werk vinden lukt bijna geen van hen. "Er zijn mensen nodig hier, in de zorg en in de techniek bijvoorbeeld. Die banen moeten hen aangeboden worden, niet pas nadat de inburgeringscursus klaar is, maar tegelijk met het leren van de taal, desnoods als vrijwilliger."
Mogelijkheden ziet hij ook voor hoogopgeleide Syriërs. In Syrië is een op de dertig mensen academisch gevormd, hier is dat een op de drie, zegt Engbersen. Toch meldt het CBS dat zo goed als niemand studeert, nul procent. Dat zou veel beter kunnen, redeneert de hoogleraar.
Studie
Het UAF, dat vluchteling-studenten bijstaat, vindt dat lage percentage daarentegen 'logisch' voor de groep van na 2014. "Uit onze gegevens blijkt dat het na aankomst in Nederland twee tot drie jaar duurt voordat vluchtelingen beginnen met de voorbereiding op een studie in het hoger onderwijs", stelt Albert de Voogd, hoofd Studentenbegeleiding van het UAF. Redenen: wachten op een verblijfsvergunning, wachten op huisvesting, het leren van de Nederlandse taal en het inburgeren. Voor een studie moet het taalniveau vervolgens nog hoger, in Syrië behaalde diploma's moeten bekeken en in Nederland geherwaardeerd worden, eventuele hiaten in de kennis bijgewerkt. Deze groep is nog niet zover, maar dat komt nog wel, denkt het UAF. Er studeren inmiddels 500 Syriërs aan Nederlandse universiteiten, zij kwamen al voor 2014 naar Nederland.
Ook het CBS noemt het 'in lijn met de verwachtingen' dat veel Syriërs na het verkrijgen van de verblijfsvergunning afhankelijk zijn van een uitkering.
Engbersen neemt er geen genoegen mee. "Er zit veel potentieel onder deze mensen, op deze manier maken we er echt te weinig gebruik van."
Mohammad Tlemsani (21)
Vluchtte in de zomer van 2015 naar Nederland en werkt in het Syrische restaurant Shaami Huis in Rotterdam.
"Omdat mijn diploma niets meer waard zou zijn, besloot ik in 2015 uit Syrië te vluchten. Ik deed een opleiding tot brandweerman in Damascus, die wilde ik in Duitsland voortzetten.
"Voor ik naar Duitsland ging, reisde ik eerst naar Nederland om een oom te bezoeken. Maar toen ik verstopt in een vrachtauto de Duitse grens wilde passeren, werden we tegengehouden en werden ik en tien andere vluchtelingen gevonden. Ik werd naar Ter Apel gestuurd en ging de asielprocedure in.
"Ik heb vier maanden in een asielzoekerscentrum in Den Haag gezeten. In een half jaar leerde ik Nederlands. Ik wilde heel graag de taal leren, soms ging ik op zondag naar de kerk om met ouderen te praten. Ik heb een mbo-opleiding gedaan voor verkoper, maar ik wil nog steeds bij de brandweer. Ik word alleen niet toegelaten tot die hbo-opleiding. Daarvoor moet ik eerst een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd hebben, en dat kan pas over twee jaar. Ook moet ik het inburgeringsexamen nog halen.
"Tot het zover is, ben ik kok bij Shaami Huis, een Syrisch restaurant in Rotterdam, opgericht door vluchtelingen. Nu nog drie dagen per week, volgende maand krijg ik een vast contract en dan ga ik elke dag werken. Dat vind ik fijn, ik heb nu een aanvullende uitkering en dat vind ik maar niks. Ik wil alles zelf opbouwen.
"Ik blijf in Nederland, tenzij de regering zegt dat ik terug moet naar mijn eigen land. Ik wil hier een leven opbouwen. Ik had een Nederlandse vriendin, maar we begrepen elkaar soms niet. Door het cultuurverschil. In Syrië is het zo: als je een vriendin hebt, moet zij bij jou blijven. Dan moet ze niet met andere jongens lopen. Dat deed zij wel en dat vond ik niet leuk. Daarom wil ik graag een vriendin uit dezelfde cultuur. Ze hoeft niet Syrisch of islamitisch te zijn, wel Arabisch. Ze mag ook Marokkaans of Irakees zijn.
"Wat ik minder vind aan Nederland, is dat er zoveel drugs worden gebruikt. Ik zie het om me heen, hier op straat wordt veel gedeald. En je ziet mensen hasj gebruiken, pas zag ik zelfs iemand cocaïne snuiven op straat. Zo wil ik niet zijn. Ik wil studeren en niet met dat soort dingen bezig zijn."
Ahmad Alkilani (26)
Woont in Zaandam en wil een Syrisch restaurant beginnen
"Voor ik uit Damascus vluchtte, ben ik eerst op internet gaan kijken. Daar stond dat Nederland het beste land was om naartoe te gaan, omdat de mensen aardig zijn, je makkelijk werk kunt vinden en omdat ze er geen problemen hebben met asielzoekers.
"Ik ben nu sinds 2015 in Nederland. Nadat ik zes maanden in asielzoekerscentra zat, kreeg ik een woning in Amsterdam. Maar Amsterdam is niet leuk. Duur, alles is duur. Een vriend woonde in Zaandam, nu woon ik ook hier.
"Ik heb hier een paar vrienden, die komen ook uit Syrië. Ik heb niet veel contact met Nederlanders. Niet genoeg. Ik durf niet met ze te praten, ik schaam me ervoor dat ik niet goed Nederlands spreek.
"Drie dagen per week ga ik naar school voor Nederlandse les. Ik heb al mijn inburgeringstoetsen gehaald, behalve Nederlands. Over een paar dagen doe ik die toets opnieuw, ik denk dat ik hem nu wel ga halen.
"Vier maanden lang werkte ik in het restaurant waar we nu zitten te praten. Nu werk ik hier een paar dagen per week als vrijwilliger. Ik moet snijden en afval weggooien, maar ik was chefkok in Damascus. Ik wil ook hier chef worden, dus ik wil meer doen dan snijden. Ik wil leren hoe je Nederlandse gerechten kookt.
"Het liefst begin ik met een vriend een Syrisch restaurant. Maar het is heel moeilijk. Bij de gemeente en instanties helpt niemand je. In andere gemeenten is het makkelijker. Vrienden in Almere en Apeldoorn krijgen meer hulp.
"Als het niet lukt om een restaurant te beginnen, dan koop ik een auto. Dan ga ik voor PostNL rijden, net als een vriend van me.
"Ja, misschien moet ik wachten tot ik een permanente verblijfsvergunning heb. Maar ik wil niet vijf jaar wachten, ik wil nú werken.
"Ik wil geen uitkering. Als het niet lukt om in Nederland werk te vinden, dan ga ik terug naar Syrië. Maar dan moet Assad weg zijn.
"Als hij nog aan de macht is, dan moet ik misschien alsnog het leger in. En dat is de reden waarom ik ben gevlucht."