We beginnen bij de Oudheid: toen was slavernij niet gewoon?
“Bij de Romeinen was de aanvaarding algemeen, maar Aristoteles deed moeite om slavernij te rechtvaardigen tegenover critici. Dat toont aan dat er wel degelijk twijfel over was.”
Volgens Aristoteles was het onderscheid tussen slaven en eigenaren door de natuur bepaald. Een gelegenheidsargument, volgens u?
“Ja, hij moet zich in bochten wringen om het verhaal rond te krijgen. Zijn idee over een aangeboren verschil tussen slaaf en meester kwam later de Amerikaanse plantage-eigenaren heel goed van pas: ‘Wij zijn de natuurlijke heersers, zij zijn beter af onder onze hoede’. Terwijl mensen niet tot slaven worden gemaakt door de superieure intellectuele vermogens van de eigenaren, maar door fysiek overwicht en bruut geweld.”
Het christendom heeft de Romeinen afgebracht van slavernij, betoogden christelijke tegenstanders van de slavernij in de negentiende eeuw.
“Ja. ‘Via ons christenen loopt de weg naar de bevrijding’, was een populair idee, dat legitimiteit aan de afschaffingsbeweging gaf. Maar bijvoorbeeld op het christelijke Iberische schiereiland bleef slavernij bestaan tot ver in de middeleeuwen. Slavernij onder moslims en christenen rond de Middellandse Zee kende veel gelijkenissen. Vaak waren het enigszins open slavernijsystemen met diverse wegen naar vrijheid.
“De grootschalige productieslavernij die vanaf de zeventiende eeuw in de Atlantische wereld ontstond, was vaak een gesloten slavernijvorm. Werd je in Suriname of Virginia op een plantage geboren, dan werden je kinderen in principe eigendom van de slavenhouder. Die extreme vorm van productieslavernij is niet tot de Atlantische wereld beperkt gebleven. Begin negentiende eeuw zie je ook steeds meer productieslavernij opkomen in islamitisch Afrika, zoals in het Sokoto-kalifaat (West-Afrika).”
In het Grote Verhaal duikt die islamitische slavernij vaak op als vergoelijking, ‘zij deden het ook’. Maar wijdverbreid was het wel?
“Jazeker, maar het beeld van christelijke afschaffers tegenover islamitische verdedigers van slavernij klopt niet. Ook in de islamitische wereld ontstaat in de achttiende, negentiende eeuw een dynamiek richting afschaffing. Een slaaf vrijlaten geldt, net als het geven van aalmoezen, als zakat, liefdadigheid, een van de pijlers van het geloof. Sommige theologen voeren aan dat dat erop wijst dat het de bedoeling van de Profeet was om de slavernij af te schaffen. Afschaffing kwam dus niet uitsluitend onder westerse druk.”
Trans-Atlantische slavernij was uniek door de omvang en de industriële aanpak ervan, en ook door de geracialiseerde, overerfbare vorm. Er kwamen isgelijktekens tussen zwart en slaaf, en tussen zwart en heiden.
“En misschien nog wel belangrijker: tussen wit en eigenaar. Er waren ook niet-witte eigenaren, maar het raciale onderscheid is hardnekkig gebleken. Er is nu veel aandacht voor slavernij, en ook voor het perspectief van tot slaaf gemaakten. Dat is belangrijk. Maar mijn boek gaat ook over de vraag waarom daarover zo’n moeizame discussie is in Nederland. Dat heeft ermee te maken dat mensen zich soms nog identificeren met de eigenaren van toen.”
Fatah-Black memoreert in dat verband dat nieuw te bouwen straten en tunnels nog altijd vernoemd worden naar ‘zeehelden’. We focussen te veel op de economische motieven achter slavernij, en laten buiten beschouwing dat de slavenhouder zijn macht en status ontleende aan slaven, vindt hij. En we negeren de zwarte strijd voor afschaffing van de slavernij. Zoals de slavenopstand op het Franse Saint-Domingue (Haïti), eind achttiende eeuw.
Was die opstand wel zo belangrijk voor de afschaffing van de slavernij?
“Ja, die maakte grote indruk in koloniale machtscentra. De opstandelingen koppelden hun strijd direct aan de idealen van de Franse Revolutie. Voor conservatieven was het een afschrikwekkend voorbeeld van wat er zou gebeuren als de hiërarchie wordt afgebroken.”
De opstand leidde tot afschaffing in de Franse koloniën, schrijft u. Maar Napoleon voerde de slavernij toch snel weer in?
“Ja, maar de geest was uit de fles. De opstand speelde een rol bij de Britse afschaffing van de slavenhandel in 1808. De Britten begrepen: als we zo doorgaan, riskeren we net zulke desastreuze revoluties als op Saint-Domingue.”
Afschaffing was dus niet alleen het werk van fatsoenlijke witte mannen. En afschaffing was ook een dekmantel voor imperiale ambities?
“Ja, voor de Britten en ook voor de Belgische koning Leopold II was bestrijding van de slavernij een argument om tot diep in Afrika door te dringen. Beschaving brengen was een veelgehoord argument op de Conferentie van Berlijn in 1885, waar Afrika werd opgedeeld. De Nederlanders hanteerden het ook in Indië.”
Na de afschaffing van de slavernij bleef de racistische hiërarchie in stand, schrijft u.
“Dat zie je heel pijnlijk in de verbeelding van de afschaffing. Ik noem onder meer het monument van Abraham Lincoln in Boston en Washington: een bevoogdende witte man die een slaaf naar de vrijheid helpt. Zeer vergelijkbaar met de omstreden schildering op de Gouden Koets die lang na de afschaffing van de slavernij werd gemaakt: onderdanige dankbare zwarte man naast een blanke die beschaving brengt.”
U schrijft: ‘Wie het waagt te beweren dat er continuïteit is tussen het verleden van slavernij en het heden krijgt de wind van voren’. Maar wie dat zegt heeft de wind toch behoorlijk in de zeilen? De excuses van de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema, de onderzoeken naar het slavernijverleden in grote steden, de plannen voor een slavernijmuseum: ‘de doorwerking van het slavernijverleden’ wordt daarbij steeds genoemd.
“Het klopt dat daar meer ruimte voor is. Maar dat is gepaard gegaan met heftige reacties. Over dat zijpaneel op de Gouden Koets praten kon echt heel lang niet. Pronken met het koloniale verleden was heel algemeen. Nu doen alleen radicalen het nog, die maken hier een soort onderscheidend punt van. Neem Thierry Baudet die tijdens de Black Lives Matter-protesten in 2020 zich liet fotograferen terwijl hij bloemen legde bij het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen.”
Fatah-Black verwijt collega-historici Piet Emmer en Henk den Heijer dat zij voedsel geven aan Baudet en andere radicale politici. De twee klommen in 2019 in de pen toen het Mauritshuis een tentoonstelling wijdde aan de naamgever en eerste eigenaar van het Mauritshuis: Johan Maurits van Nassau-Siegen, gouverneur-generaal van Nederlands Brazilië voor de West-Indische Compagnie. Het Mauritshuis zou ‘activistische propaganda’ bedrijven door ‘zonder bewijs’ te stellen dat Maurits zich voor eigen rekening had verrijkt aan slavenhandel.
Dat onomstotelijke bewijs hebben historici wel uit de archieven opgediept. U had een excuus verwacht?
“Emmer en den Heijer wisten ook dat die akten er waren, en ze zijn doorgegaan met hun verwijten.”
U haalt ook hun kritiek aan op een slavernijmonument bij Hoofddorp. “Ten tijde van de slavernij was daar een meer, een watervlakte. Hoe ‘schuldig’ is een meer?’, vroegen ze zich af in Elsevier.
“Ze zetten hun autoriteit als hoogleraar in om in opiniestukken schadelijke en onjuiste beweringen te doen. Ze maken van een monument een ‘beschuldiging’. Als ik luister naar wat de herdenkingsbeweging zegt, dan gaat het helemaal niet om beschuldigen. Door dat zo voor te stellen, dragen ze bij aan polarisering.”
Aanvallen op de integriteit van de opponent komen van beide kanten. Emmer en Den Heijer verwijten u en andere wetenschappers activisme te bedrijven in plaats van wetenschap, en u wrijft hun in uw boek ‘onaangename raciale connotaties’ aan.
“Ja, zij hameren op een kloof tussen zwarte emoties en witte wetenschap, dan is zo’n connotatie wel duidelijk toch?”
Ook noemt u een Telegraaf-artikel uit 2018, waarin Emmer een verband legde tussen de economische positie van mensen die over het slavernijverleden willen praten en hun neiging om “niet naar jezelf te kijken, dat je lui bent of niet genoeg opleiding hebt, maar om oorzaken buiten jezelf te zoeken. En dan kom je al snel uit op het slavernijverleden”.
“Ik vind dat onkies. Nazaten hebben een oprechte wens om de geschiedenis te herdenken, en zij beweren dat wetenschappelijk argumenten daartegen pleiten. Dat is onjuist, maar past wel mooi in wat ik het Grote Verhaal noem.”
“Ik beweer ook niet dat racisme een doorwerking is van slavernij. Ik zie wel Europees superioriteitsdenken, en daar zie ik een historische continuïteit in. Een paar maanden geleden zei Ronald de Boer op sportzender ESPN dat de arbeidsomstandigheden in Qatar beter worden doordat wij daar zijn. ‘Dankzij ons komen ze in een betere situatie’ is een manier van praten en denken over eigen verantwoordelijkheid die heel erg lijkt op wat waarop slaveneigenaren zeiden: de situatie in Afrika is heel slecht, als ze onder onze hoede komen werken is dat een verbetering. Het gaat in Qatar om dwangarbeid en met onze aanwezigheid legitimeren we die praktijken.”