Zucht...Weer een goed bedoeld maar o zo naïef artikel van een Christen die met liefde moslims , maar ook Christenen het licht wil laten zien.
Een man die niet verder kijkt dan zijn neus lang is, en niet in de gaten heeft met wat voor religie hij te maken heeft.
http://www.nd.nl/Document.aspx?document ... &id=120020Naastenliefde gaat heel ver
door Henk de Jong
Wie in Amsterdam politieagent is, heeft onlangs een exemplaar van de Kor'an cadeau gekregen. Niet in een geautoriseerde vertaling weliswaar (integendeel), maar toch. De geste was bedoeld om de openbare ordebewakers in de gelegenheid te stellen zich van de opvattingen van de moslims onder ons op de hoogte te stellen. Om zo te voorkomen dat zij in hun contact met deze bevolkingsgroep onnodig zouden blunderen. Dat was een goed initiatief.
Dat kort daarna van christelijke zijde daar een vergelijkbare actie tegenover werd gesteld, het uitreiken van bijbels, was een smakeloze na-aperij. Want het zal wel waar zijn dat het met de Bijbelkennis onder het Nederlands politiepersoneel ook slecht gesteld is, maar de bedoeling van eerstgenoemde geste was toch dat niet de vreemdeling onder ons door volslagen onkunde van wat hem of haar ten diepste beweegt onnodig voor het hoofd gestoten zou worden. Dan moet daar niet meteen een evangelisatieactie overheen gelegd worden. Dat getuigt van een ijver zonder verstand.
Verdiepen
De islam is nadrukkelijk onder ons en God wil dat wij ons in de godsdienst van onze buurman verdiepen. Zoals de Here Jezus zich verdiepte in wat de Samaritanen geloofden en bezig hield. Anders had Hij nooit dat gesprek bij de bron met die vrouw uit Sichar kunnen voeren (Johannes 4). Heel dat in de weer zijn van onze Here met de Samaritanen is vandaag voor ons leerzaam. Alsof Hij de multireligieuze samenleving van deze tijd voorzien heeft. Hij heeft het ons voorgedaan hoe we met religieverschillen om moeten gaan. Niet arrogant, niet neerbuigend, niet eigenwijs, maar belangstellend. En dan ook - zeker! - met kritiek, scherpe kritiek: ,,Gij aanbidt wat gij niet weet'', zegt Hij tegen de Samaritaanse vrouw. ,,Wij aanbidden wat wij weten'', gaat Hij verder en dat is taal van iemand die een overtuiging heeft en waar dus iedere onverschillige en iedere vrijblijvende zich aan ergert.
Het Bijbelse voorbeeld zegt dus wel iets over de soort gesprekken die ik me tussen moslims en christenen voorstel. Echt niet zoetsappig. En behalve dat ik geen zoetsappig gesprek bedoel, gaat het me ook niet om een gesprek op hoog niveau tussen kopstukken. Daar is te veel publiek bij en dat komt de eerlijkheid niet ten goede. Want kunde is daar aan de top in voldoende mate aanwezig, maar aan moed ontbreekt het nog wel eens. De moed om duidelijk te zijn. Nee, het gaat me om gewoon een gesprek aan de deur of tijdens een koffievisite bij uw moslimburen - als u tenminste een relatie met hen hebt opgebouwd.
Zelfbewust
De islam is nadrukkelijk onder ons. Met een missie. Een vooraanstaand leider van de moslims (Nazim Abu Salim, een Palestijn) zei het al weer wat jaartjes geleden als volgt: ,,Wat is islam? Islam is het grootste geschenk dat God aan de mens heeft gegeven. De profeet Mohammed kwam op deze wereld om het werk van Mozes en Jezus Christus te voltooien. En zijn komst kondigde het einde aan van de rol van de andere godsdiensten. Daarom zeg ik u dat het gedaan is met iedereen die niet op de islamitische trein springt. Wie zeker wil zijn in dit leven en ook na zijn dood, moet zich tot de islam bekeren. Uiteindelijk zal er maar één godsdienst op deze wereld overblijven: de islam. En de hele wereld weet dat'' ( Trouw , Letter en Geest, 6 oktober 2001). Het is duidelijk dat in deze aanhaling een zelfbewuste godsdienst aan het woord is. Durven wij het van onze eigen godsdienst zo scherp nog te stellen? Dat bedoelde ik met het gebrek aan moed bij onze christelijke woordvoerders.
Het gebod de naaste lief te hebben, vraagt van ons dat we op zulke uitlatingen niet met angst of met spot (verborgen angst, vaak) reageren, maar dat we met mensen die dit geloven het gesprek zoeken. Bijvoorbeeld met de vraag: Wat was er dan nog aan het werk van Jezus Christus te voltooien? Het werk van Mozes, ja, dat heeft Mozes zelf aangekondigd (Deut. 18 : 15 e.v.), maar dat van de Here Jezus ook? De belofte van de andere Trooster (Joh. 14 : 16) wordt ten bewijze daarvoor nog wel eens aangehaald, maar die andere Trooster zal het toch 'uit het zijne' (= uit dat wat Jezus gezegd en gedaan heeft) nemen (Joh. 16 : 14)? Dan is toch wat Jezus gezegd en gedaan heeft, voldoende en afdoende?
Afschuw
Verder is er voor ons alle reden om te trachten te verstaan hoe een moslim tegen de in zijn ogen verdorven westerse samenleving aankijkt. De meesten van hen komen uit onderontwikkelde plattelandsgebieden. Hoe bekijken ze ons? Met afschuw en verontwaardiging. Moeten wij ons als westerlingen niet in veel opzichten schamen en voor de moslims onder ons de ogen neerslaan? Vanwege (inderdaad!) de verwording van onze cultuur? We moeten er rekening mee houden dat dit voor het besef van de moslim een smaad op onze godsdienst werpt. Dat zijn nou christenen, zeggen ze tegen elkaar.Ik noemde het gebod tot naastenliefde. Hiermee raken we aan een belangrijk verschilpunt met de islam. Ik tenminste ben in de Kor'an het woord 'naaste' niet tegengekomen. Maar zit er dan geen humaniteit in de islam? Zeker kom je die daar tegen, maar die humaniteit zit wel teveel opgesloten in de eigen groep. Zoals je leest in de Kor'an (48 : 29): ,,Mohammed is de gezant van God. Zij die met hem zijn, zijn streng tegen de ongelovigen, maar onderling barmhartig''. Daar heb je die opgesloten humaniteit. Wees goed voor de ouders, de verwant, de vriend, de volksgenoot en vooral de geloofsgenoot - dat alles vind je bij hen en wel op een soms indrukwekkende manier. In ziekenhuizen zie je niet zelden hele families rondom het bed zitten, zo leeft men met elkaar mee. En wat te denken van de zo bekende gastvrijheid onder de Arabieren?
Toch kom ik hier kritisch aan met het Bijbelse woord 'naaste'. Wat betekent dat eigenaardige woord (waaraan we toch zo gewend zijn) eigenlijk? 'Naaste' is een woord dat haast irriteert door z'n kleurloosheid maar dat juist daardoor een enorm bereik heeft. De naaste, dat is de mens naast je met wie je geen enkele band hebt dan alleen het blote feit dat hij naast je staat en dat je hem tegenkomt. Hij kan als vriend je pad kruisen, als broeder, als geliefde, als vreemdeling (waar Huub Oosterhuis in zijn toespraak bij de begrafenis van Prins Claus zo de nadruk op legde), maar ook als vijand, als mens die met onverdraagzame opvattingen en onvriendelijke bedoelingen op je afkomt. Onverschillig hoe - hij is je naaste.
U zegt: De islamitische Arabier is gastvrij naar iedereen, dan kent hij toch de naaste in die ruime zin? Maar dan begrijpt u me nog niet goed. Gastvrijheid is een deugd waarbij je thuis kunt blijven. Het is jouw gast die jouw drempel overschrijdt en daarmee jouw domein en jouw groep binnentreedt. Hem bewijs je dan gastvrijheid als ware hij een van jouw groep. Een naaste, in die onbestemd ruime zin die de Bijbel aan dat woord geeft, is die gast dus eigenlijk niet. Nee, de klant en de juffrouw aan de kassa, de automobilist en zijn tegenligger op de weg, zij zijn elkaars naasten. Dat wil zeggen: Zij hebben niets met elkaar en toch kan er zomaar een appel uitgaan van de een op de ander. En daar moet je voor openstaan. De naaste is de ander in de ruimste zin van het woord.
Uitbreiding
Het is onze Here Jezus die deze ruimste zin van het woord 'naaste' heeft laten zien. Hij heeft er de grootst mogelijke uitbreiding aan gegeven. Als Hij mensen ontmoet die zeggen: ,,Je moet je naaste liefhebben, maar je vijand moet je haten'' (Matt. 5 : 43), dan valt Hij ze daarop aan. Dan gaat Hij met dat woord 'naaste' over de grenzen van de eigen groep en zelfs over de grenzen van het eigen gevoel heen, met zijn gebod: ,,Hebt uw vijanden lief en zegent wie u vervolgen''. Hij zei dat tegen de Joden van zijn dagen, maar Hij moet het nog steeds zeggen, ook tegen ons, want het is een zeer vreemd woord in de wereld van de godsdiensten. Godsdienst heeft de eenkennigheid in zichzelf ingebakken zitten. Godsdienst is een scheidingmakende factor van de allergrootste soort. Godsdienst is haast per definitie een zaak van grenzen en barrières tussen mensen. De Here Jezus stuurt ons niettemin over die grenzen en barrières heen. En wat Hij in zijn gebod zei, heeft Hij geïllustreerd met zijn gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan (Luc. 10 : 25 - 35), de man die zijn in religieuze zin vijandige naaste liefhad.
Oosterhuis hoorden we zeggen dat het gebod tot naastenliefde z'n uiterste toespitsing gekregen heeft in het gebod de vreemdeling lief te hebben, maar Christus ging nog verder dan de vreemdeling toen Hij zei: 'Hebt uw vijanden lief'.
Wel kunnen we zeggen dat het gebod de vreemdeling lief te hebben (waar Mozes het in de wet betrekkelijk vaak over heeft: Ex. 22 : 9; 23 : 9; Lev. 19 : 34; Deut. 10 : 19) Jezus' gebod om die liefde ook uit te strekken tot de vijand heeft voorbereid . Het gaat in het Oude Testament immers vaak over de naaste, maar steeds kan dat nog verstaan worden van de vriend of de volksgenoot, de mens van de eigen groep. Dat is in de uitleg van de synagoge dan ook gebeurd. Mozes' gebod de vreemdeling lief te hebben, moest deze inperking al vroeg tegengaan.
Maar helaas, de joodse uitleg verstond onder die vreemdeling de bekeerde vreemdeling en bleef zo ook met dit gebod weer binnen de eigen groep. Het is eerst de Here Jezus die elk misverstand de pas afsnijdt en iedere beperking opheft als Hij zegt: ,,Hebt uw vijanden lief en zegent wie u vervolgen''. Daarmee haalt Hij de liefde voor de vreemdeling weg uit de romantische sfeer van 'de vreemdeling zeker, die verdwaald is zeker', want de vreemdeling kan wel allesbehalve een deerniswekkend persoon zijn. Hij kan een vijand zijn, een vijand zelfs die vervolgt.
Maar Jezus zegt dat ook dan het gebod van de liefde geldt. Wat een weergaloos en bijzonder woord! Bekend? Ja, overbekend zelfs, maar ook noodlottig bekend, in die zin dat we er niet meer door geraakt worden. Daar kan inderdaad weer verandering in komen bij vergelijking met waar anderen het mee moeten doen. Door zo nu en dan eens in de Kor'an te lezen. Want wat die ook kent, dit niet. En let op, dat lezen van de Kor'an hoeft helemaal niet in mindering te komen op het lezen van de Heilige Schrift. Het kan er zelfs een stimulans toe zijn. Je leest in de Kor'an bepaalde dingen en je vraagt je af: Hé, wat zegt de Bijbel daar ook al weer over? En je slaat met gerichte aandacht de Schrift op.
Mogelijkheden
Ik ben nu aan het vergelijken. En denk erom, ik heb het daarbij vooral over mógelijkheden die in ons geloof zitten. Wij doen het niet beter dan de aanhangers van de islam of welke andere godsdienst ook maar. Wij leven ver beneden onze stand. Mij gaat het er nu evenwel om, in het aangezicht van andere godsdiensten die zich onder ons beginnen te roeren, te overwegen wat wij allemaal meegekregen hebben. Dat is zonder meer zeer veel. En, zei Jezus, wie veel ontvangen heeft, van die zal ook des te meer worden gevraagd (Luc. 12 : 48). Dat is niet niets, daar kun je het benauwd onder krijgen. Toch zou dat geen goede reactie zijn. Onze mogelijkheden zijn onbeperkt, dát moet onze conclusie uit het evangelie zijn. 'Er zijn geen grenzen aan Jezus' macht' - om die bekende zangregel nu eens niet medisch maar ethisch toe te passen... De tengere gestalte van Ingrid Betancourt moge hiervoor als getuige worden opgeroepen. Om zo eer te bewijzen aan een machtige geloofsgetuige van onze dagen.
Bedenk: Zelf is Christus eerst de Gever van al het grote dat Hij van ons vraagt. Want hoe kan de Heiland ons met zijn radicale gebod tot naastenliefde opdragen de groepsgrenzen te overschrijden en de clanmuren te overstijgen? Omdat Hijzelf eerst over de grens die tussen God en ons in lag is heengegaan. Die daad, dat sterven voor ons die Gods vijanden waren, is de bodem onder het gebod de vijand lief te hebben.
Daarom moeten wij ons voortdurend in die liefde van Hem verdiepen en sterk maken, willen we niet door het gebod van de liefde tot de naaste, tot de vijand, heen zakken. Ik noem daarom het gebod tot het liefhebben van de naaste en de vijand het christelijke gebod bij uitstek. Niemand anders dan Christus kan het geven, niemand anders heeft er het recht toe. Niemand behalve Hij verleent er de kracht toe.