De migratiemagneet
Geplaatst: di apr 15, 2003 9:01 am
De migratiemagneet
De voortgaande immigratie betekent het onvermijdelijke einde van de bestaande verzorgingsstaat.
Aantrekkelijke uitkeringen, sociale huisvesting en bijna gratis gezondheidszorg blijven kansarme migranten naar Nederland lokken. Het verzorgingsstelsel draagt ertoe bij dat veel nieuwkomers werkloos blijven en op kosten van de samenleving leven. Dat ondermijnt de verzorgingsstaat. Een sociale en economische tijdbom.
Niet eerder in de geschiedenis vestigden zich in korte tijd zo veel buitenlanders in Nederland als de afgelopen decennia. De overgrote meerderheid komt uit arme landen en heeft weinig opleiding. Elke tien, twaalf jaar neemt de Nederlandse bevolking met één miljoen mensen toe. Driekwart van die toename komt voor rekening van niet-westerse allochtonen. Dit veroorzaakt een grote druk op de samenleving in Nederland, veruit het dichtsbevolkte land van Europa.
Het minder zichtbare beslag op het sociale stelsel is minstens zo groot. De ondernemende, ambitieuze migranten niet te na gesproken: ook van de economische integratie komt niet veel terecht.
Allochtonen zijn gemiddeld drie tot vier keer zo vaak werkloos als de traditionele bevolking. De Raad voor Werk en Inkomen constateert dat het werkloosheidspercentage onder de tweede generatie allochtonen even hoog is als onder de eerste generatie. Werkende allochtonen melden zich meer ziek en belanden drie keer zo vaak in de WAO dan andere werknemers, Turkse vrouwen zelfs 4,5 keer zo vaak. Er zitten verhudingsgewijs zeven keer meer allochtonen dan autochtonen in de bijstand.
Ook als de overmaat aan criminaliteit onder jonge allochtonen, het gegeven dat de Blijf van mijn Lijf-huizen voor 60 procent door allochtone ovrouwen worden bevolkt en de allochtone overconsumptie van medische voorzieningen buiten beschouwing blijven, valt de balans al verregaand negatief uit.
Nederland immigratieland kent voornamelijk verliezers. Niet alleen wordt de samenhang in de samenleving ondermijnd, de gevolgen voor de samenleving zijn ook in geld uitgedrukt vrijwel uitlsuitend negatief. De jaarlijkse kosten lopen in de miljarden euro's - minstens enkele procenten van het nationaal inkomen. Zonder de aanhoudende immigratie van kansarmen zou de Nederlandse staatsschuld een overzichtelijk probleempje zijn.
Zonder dit type immigratie had ook het royale Nederlandse verzorgingssysteem het met wat ingrepen nog wel even kunnen volhouden. Maar zoals het nu gaat, ontkomt de verzorgingsstaat Nederland er niet aan het systeem versneld te saneren en de toegang goeddeels te beperken tot wie heeft bewezen een bijdrage aan de samenleving te kunnen en te willen leveren.
INKOMEN
Het kan geen toeval zijn dat het begin van de massale immigratie naar Nederland samenviel met de voltooiing van de verzorgingsstaat zoals wij die nu kennen. In 1963 kwam de Algemene Bijstandswet tot stand, in 1967 trad de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) in werking. De verzorgingsstaat Nederland garandeerde al zijn inwoners een inkomen en vezekerde alle werknemers tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid.
In diezelfde jaren zestig begon het Nederlandse bedrijsleven met instemming van de overheid werknemers aan te trekken uit Turkije en Marokko, om, zoals dat heet, zwaar en onaantrekkelijk werk op zich te nemen dat Nederlanders niet meer wilden doen. Wat vaak onvermeld blijft, is dat er voor Nederlanders ook geen noodzaak was om dat werk nog te doen - juist omdat via overheidsregelingen altijd wel een inkomen werd verstrekt.
In de jaren tachtig en negentig zou niet-werken door aanvullende uitkeringen, gemeentelijke bonussen en huursubsidies financieel zelfs aantrekkelijker worden dan het aannemen van een laagbetaalde baan. Veel Nederlandse ingezetenen geven inmiddels de voorkeur aan een uitkering - gastarbeiders uit de jaren zestig en zeventig, hun kinderen en hun partners nog vele malen vaker dan autochtonen.
De gastarbeid rekte hooguit het leven van ten dode opgeschreven bedrijven met een paar jaar. Maar de samenleving kreeg de rekening, in de vorm van uitkeringen, zorgkosten en een enorme volgmigratie. Van de kinderen en kleinkinderen van de gastarbeiders haalt 80 procent hun veelal ongeschoolde huwelijkspartner uit de traditievaste land- en bergstreken waar hun vaders en grootouders ooit vandaan kwamen. Jongens halen gedienstige, verzorgende meisjes, en meisjes worden met zachte of harde dwang aangespoord om via een huwelijk neven of dorpsgenoten een bestaan in Nederland te bieden.
De Nederlandse verblijfsvergunning is zo veel waard, dat mannelijke huwelijkspartners die zich in Nederland willen vestigen, bereid zijn te betalen voor een huwelijk-annex-verblijfsvergunning om zich zo de toegang te verschaffen tot de Nederlandse arbeidsmarkt en in veel gevallen tot de Nederlandse verzorgingsstaat. Eenvijfde van de Turken en Marokkanen in Nederland bestaat uit tieners. Als ook zij in vier van de vijf gevallen een partner uit het herkomstland halen, zullen de komende tien jaar meer dan honderdduizend huwelijkspartners naar Nederland komen. Tenzij het volgende kabinet bereid is om maatregelen te treffen als die in Denemarken.
HET DEENSE MODEL
Denemarken heeft een verzorgingstelsel dat anders is georganiseerd dan het Nederlandse, maar ook wordt gekenmerkt door een hoog beschermingsniveau. Ook in Denemarken belanden veel immigranten in werkloosheidsregelingen. Vorig jaar stemde het Deense parlement in met verscherpte maatregelen voor de toegang van nieuwkomers, zowel voor de vestiging in Denemarken als voor de toegang tot het sociale stelsel. Hoogopgeleide buitenlanders komen het land wel makkelijker binnen dan voorheen. Asielzoekers kunnen worden teruggestuurd als het in het herkomstland veilig is. Het halen van huwelijkspartners kan alleen als beide partners 24 jaar zijn, waarbij voor de Denen ook speelt dat ze gedwongen huwelijken uit mensenrechtelijk oogpunt verwerpelijk vinden. De halende partner moet 7.000 Euro storten als waarborg voor als het huwelijk mislukt.
Nieuwkomers krijgen de eerste zeven jaar een lagere uitkering dan Denen en dan wie al langer in het land is. Een permanente verblijfsvergunning is er ook pas na zeven jaar en wordt alleen gegeven als de immigrant het voorgaande jaar geen uitkering had en een inburgeringscursus heeft voltooid. Om de Deense nationaliteit te verkrijgen - na negen jaar -, moet de immigrant onder meer papieren kunnen tonen waaruit blijkt dat hij of zij Deens spreekt en leest, en de Deense samenleving kent en erkent.
De huwelijksmigratie uit de voormalige gastarbeiderslanden vormt maar een deel van de migratiestroom uit niet-westerse landen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verwacht dat het aantal niet-westerse allochtonen in Nederland, nu 1,6 miljoen in getal, tot 2010 met nog eens bijna 420 duizend toeneemt. Wat erder misging met veel Turken en Marokkanen, dreigt in zekere mate ook voor veel nieuwere niet-westerse immigranten, zoals Irakezen, Somaliërs, Afghanen, Iraniërs en Pakistanen, al ligt het opleidingsniveau onder deze immigranten gemiddeld hoger dan onder de gastarbeiders en hun nazeten. Toch slaagt volgens het Jaarboek Minderheden 2003 slecht 35 procent van de asielzoekers die mogen blijven erin betaald werk te vinden.
Het idee, dat immigratie goed is voor een land, is nog altijd wijdverbreid. Velen menen dat immigratie zelfs nodig is om de toekomstige vergrijzing van de bevolking op te vangen. De nadruk ligt dan niet op asiel- en gezinsmigratie, maar op de wenselijkheid van arbeidsmigranten. Die gedachte wordt verspreid door de Verenigde Naties (Dik Trom :Goed, dat die nu op z'n kont ligt ) en de Europese Commissie (Dik Trom :ook al zo'n achterlijke hotemetotenbende;hoe durven ze het te verkondigen ? ) en is bij herhaling verkondigd door Nederlandse asociale wetenschappers, werkgeverslobby's en de Nederlandse Bank. Wat niet helpt, is dat in Nederland verbazingwekkend weinig economisch onderzoek is gedaan naar de voor- en nadelen van immigratie in het algemeen en arbeidsimmigratie in het bijzonder. Pas sinds kort is er een enkele econoom die de kosten en baten van de vroegere, huidige en toekomstige immigratie in kaart durft te brengen en daarmee wat tegenwicht biedt aan de veel luidere groep van asociale wetenschappers, juristen en belanghebbende ondernemers. Zo rekende econoom Hans Roodenburg van het Centraal Plan Bureau twee jaar geleden voor dat een allochtoon gezin met twee ouders van 25 jaar en twee kleinen kinderen de samenleving gemiddeld 235.000 Euro zou kosten. (DT : En dat van mijn belastingcenten !) Roodenburg maakte de volgende som niet, maar als alle 1,6 miljoen niet-westers allochtonen van nu aan dit beeld zouden voldoen, kosten ze de samenleving samen 94 miljard Euro .
Voor de twee miljoen niet-westerse allochtonen die het CBS in 2010 verwacht, zullen de kosten oplopen tot 117 miljard Euro.
Arbeidsimmigratie kan het nationaal inkomen verhogen , maar dan moet het wel een hoogopgeleide migrant zijn die na een voltooide opleiding meteen aan het werk gaat en blijft. Immigranten dienen sowieso meer te verdienen en te werken dan de mensen die er al waren, anders is een land er niet mee geholpen. En zo niet, dan belanden de onbetaalde rekeningen bij de collectieve sector, lees : bij de belasting- en premiebetaler.
Arbeidsmigratie is dus riskant, niet alleen voor de verzorgingsstaat, maar ook voor ruimte, natuur, milieu en infrastructuur, die door de bevolkingsgroei als gevolg van immigratie extra worden belast. Roodenburg komt tot de slotsom dat arbeidsmigratie niet nodig is en niets oplost. Als de instroom in de WAO jaarlijks met een kwart vermindert, is de druk al van de ketel.
In de Verenigde Staten werken immigranten meer dan mensen die in het land zelf geboren zijn, maar in vrijwel de gehele Europese Unie is het andersom. In alle verzorgingsstaten van West-Europa - nederland en Scandinavie voorop - is de arbeidsdeelname van immigranten lager dan die van autochtonen. Dat geeft te denken : kennnelijk zijn onze systemen van sociale bescherming zo aantrekkelijk, dat ze geen aanleiding geven zelf de kost te verdienen. Het opvallende is dat de migranten die legaal in Amerika worden toegelaten , gemiddeld een hogere opleiding hebben dan de nieuwkomers in een land als Nederland. In Nederland was het aantal immigranten met en wetenschappelijke opleiding de afgelopen jaren 21,6 % van het totaal, in Amerika ligt dat percentage op 45,2 %. Amerika is in vergelijking met Nederland nauwelijks een verzorgingsstaat te noemen, maar ook daar zijn voor armlastigen wel wat, per staat verschillende ondersteuningsregelingen te halen. De Harvard-econoom George Borjas beschrijft in Immigration and Welfare Magnets (1999) dat er een relatie bestaat tussen het niveau van de sociale voorzieningen in Amerikaanse staten en het type immigrant dat door zo'n staat wordt aangetrokken. Minder geschoolde migranten bleken zich te concentreren in staten met een relatief hoog uitkeringsniveau. Beter geschoolden gaan juist naar staten met een lager uitkeringsniveau , al was het maar omdat ze daar door lagere belastingen meer besteedbaar loon overhouden. Nederland moet op Europese schaal,en zeker op wereldschaal, ook als zo'n magneet voor armen en ongeschoolden worden gezien. Getalenteerden trekken naar elders. Toch blijven sociologen , ondernemers-lobby's en enkele politici pleiten voor meer arbeidsmigranten van buiten de Europese Unie. Omdat zo de vergrijzing bestreden zou kunnen worden of omdat migratie toch niet te keren is. Natuurlijk moeten de knapste koppen van de wereld altijd probleemloos naar Nederland kunnen komen, maar dat kunnen ze al : de wet arbeid vreemdelingen (WAV) biedt werkgevers ruime mogelijkheden om werknemers van ver te halen. De afgelopen vijf jaar verdrievoudigde het aantal arbeidsmigranten dat door werkgevers met behulp van de WAV naar Nederland werd gehaald tot ruim 34 duizend. (Dik Trom : waanzin; we hebben hier toch universiteiten, waar we zelf dat soort mensen opleiden ?) De meesten bleven kort, maar wie wil , heeft allerlei opties om te blijven. Bovendien ontbreekt controle op terugkeer. Veel nieuwe gastarbeiders zullen daarom, net als hun voorgangers rond 1970, uiteindelijk onder de vleugels van de Nederlandse verzorgingsstaat verdwijnen. Dat werkgevers graag veel, goedkoop en plooibaar personeeel ter beschikking hebben, wekt geen verbazing. De tijdelijke lusten zijn voor de werkgever, de langdurige lasten en risico's van volgmigrati en overconsumptie van collectieve voorzieningen voor de samenleving. Tegen vergrijzing helpt immigratie ook al niet,al was het maar omdat immigranten zelf ook oud worden. Wil het tijdelijk helpen dan moet er zo'n enorme immigratie op gang komen, dat de Nederlandse bevolking binnen een eeuw zou verzesvoudigen : geen aantrekkelijke gedachte. Het enige wat tegen de vergrijzing helpt, is dat Nederlanders - en zeker ook de allochtonen- meer en beter geschoold werk gaan doen, per werkende productiever worden en echt tot hun 65ste of langer doorwerken. Hogere arbeidsdeelname moet makkelijk kunnen, al was het maaar omdat de Nederlandse bevolking -op Ierland na - de jongste van Europa is, terwijl de arbeidsdeelname - in voltijdsbanen gerekend- nog onder het toch al lage Europese gemiddelde ligt. Het mag zo zijn dat de Europese grenzen , en zeker de Nederlandse, nauwelijks een obstakel vormen voor wie hier naartoe wil, de administratieve grenzen van de verzorgingsstaat Nederland zijn wel degelijk te bewaken.
De voortgaande immigratie betekent het onvermijdelijke einde van de bestaande verzorgingsstaat.
Aantrekkelijke uitkeringen, sociale huisvesting en bijna gratis gezondheidszorg blijven kansarme migranten naar Nederland lokken. Het verzorgingsstelsel draagt ertoe bij dat veel nieuwkomers werkloos blijven en op kosten van de samenleving leven. Dat ondermijnt de verzorgingsstaat. Een sociale en economische tijdbom.
Niet eerder in de geschiedenis vestigden zich in korte tijd zo veel buitenlanders in Nederland als de afgelopen decennia. De overgrote meerderheid komt uit arme landen en heeft weinig opleiding. Elke tien, twaalf jaar neemt de Nederlandse bevolking met één miljoen mensen toe. Driekwart van die toename komt voor rekening van niet-westerse allochtonen. Dit veroorzaakt een grote druk op de samenleving in Nederland, veruit het dichtsbevolkte land van Europa.
Het minder zichtbare beslag op het sociale stelsel is minstens zo groot. De ondernemende, ambitieuze migranten niet te na gesproken: ook van de economische integratie komt niet veel terecht.
Allochtonen zijn gemiddeld drie tot vier keer zo vaak werkloos als de traditionele bevolking. De Raad voor Werk en Inkomen constateert dat het werkloosheidspercentage onder de tweede generatie allochtonen even hoog is als onder de eerste generatie. Werkende allochtonen melden zich meer ziek en belanden drie keer zo vaak in de WAO dan andere werknemers, Turkse vrouwen zelfs 4,5 keer zo vaak. Er zitten verhudingsgewijs zeven keer meer allochtonen dan autochtonen in de bijstand.
Ook als de overmaat aan criminaliteit onder jonge allochtonen, het gegeven dat de Blijf van mijn Lijf-huizen voor 60 procent door allochtone ovrouwen worden bevolkt en de allochtone overconsumptie van medische voorzieningen buiten beschouwing blijven, valt de balans al verregaand negatief uit.
Nederland immigratieland kent voornamelijk verliezers. Niet alleen wordt de samenhang in de samenleving ondermijnd, de gevolgen voor de samenleving zijn ook in geld uitgedrukt vrijwel uitlsuitend negatief. De jaarlijkse kosten lopen in de miljarden euro's - minstens enkele procenten van het nationaal inkomen. Zonder de aanhoudende immigratie van kansarmen zou de Nederlandse staatsschuld een overzichtelijk probleempje zijn.
Zonder dit type immigratie had ook het royale Nederlandse verzorgingssysteem het met wat ingrepen nog wel even kunnen volhouden. Maar zoals het nu gaat, ontkomt de verzorgingsstaat Nederland er niet aan het systeem versneld te saneren en de toegang goeddeels te beperken tot wie heeft bewezen een bijdrage aan de samenleving te kunnen en te willen leveren.
INKOMEN
Het kan geen toeval zijn dat het begin van de massale immigratie naar Nederland samenviel met de voltooiing van de verzorgingsstaat zoals wij die nu kennen. In 1963 kwam de Algemene Bijstandswet tot stand, in 1967 trad de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) in werking. De verzorgingsstaat Nederland garandeerde al zijn inwoners een inkomen en vezekerde alle werknemers tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid.
In diezelfde jaren zestig begon het Nederlandse bedrijsleven met instemming van de overheid werknemers aan te trekken uit Turkije en Marokko, om, zoals dat heet, zwaar en onaantrekkelijk werk op zich te nemen dat Nederlanders niet meer wilden doen. Wat vaak onvermeld blijft, is dat er voor Nederlanders ook geen noodzaak was om dat werk nog te doen - juist omdat via overheidsregelingen altijd wel een inkomen werd verstrekt.
In de jaren tachtig en negentig zou niet-werken door aanvullende uitkeringen, gemeentelijke bonussen en huursubsidies financieel zelfs aantrekkelijker worden dan het aannemen van een laagbetaalde baan. Veel Nederlandse ingezetenen geven inmiddels de voorkeur aan een uitkering - gastarbeiders uit de jaren zestig en zeventig, hun kinderen en hun partners nog vele malen vaker dan autochtonen.
De gastarbeid rekte hooguit het leven van ten dode opgeschreven bedrijven met een paar jaar. Maar de samenleving kreeg de rekening, in de vorm van uitkeringen, zorgkosten en een enorme volgmigratie. Van de kinderen en kleinkinderen van de gastarbeiders haalt 80 procent hun veelal ongeschoolde huwelijkspartner uit de traditievaste land- en bergstreken waar hun vaders en grootouders ooit vandaan kwamen. Jongens halen gedienstige, verzorgende meisjes, en meisjes worden met zachte of harde dwang aangespoord om via een huwelijk neven of dorpsgenoten een bestaan in Nederland te bieden.
De Nederlandse verblijfsvergunning is zo veel waard, dat mannelijke huwelijkspartners die zich in Nederland willen vestigen, bereid zijn te betalen voor een huwelijk-annex-verblijfsvergunning om zich zo de toegang te verschaffen tot de Nederlandse arbeidsmarkt en in veel gevallen tot de Nederlandse verzorgingsstaat. Eenvijfde van de Turken en Marokkanen in Nederland bestaat uit tieners. Als ook zij in vier van de vijf gevallen een partner uit het herkomstland halen, zullen de komende tien jaar meer dan honderdduizend huwelijkspartners naar Nederland komen. Tenzij het volgende kabinet bereid is om maatregelen te treffen als die in Denemarken.
HET DEENSE MODEL
Denemarken heeft een verzorgingstelsel dat anders is georganiseerd dan het Nederlandse, maar ook wordt gekenmerkt door een hoog beschermingsniveau. Ook in Denemarken belanden veel immigranten in werkloosheidsregelingen. Vorig jaar stemde het Deense parlement in met verscherpte maatregelen voor de toegang van nieuwkomers, zowel voor de vestiging in Denemarken als voor de toegang tot het sociale stelsel. Hoogopgeleide buitenlanders komen het land wel makkelijker binnen dan voorheen. Asielzoekers kunnen worden teruggestuurd als het in het herkomstland veilig is. Het halen van huwelijkspartners kan alleen als beide partners 24 jaar zijn, waarbij voor de Denen ook speelt dat ze gedwongen huwelijken uit mensenrechtelijk oogpunt verwerpelijk vinden. De halende partner moet 7.000 Euro storten als waarborg voor als het huwelijk mislukt.
Nieuwkomers krijgen de eerste zeven jaar een lagere uitkering dan Denen en dan wie al langer in het land is. Een permanente verblijfsvergunning is er ook pas na zeven jaar en wordt alleen gegeven als de immigrant het voorgaande jaar geen uitkering had en een inburgeringscursus heeft voltooid. Om de Deense nationaliteit te verkrijgen - na negen jaar -, moet de immigrant onder meer papieren kunnen tonen waaruit blijkt dat hij of zij Deens spreekt en leest, en de Deense samenleving kent en erkent.
De huwelijksmigratie uit de voormalige gastarbeiderslanden vormt maar een deel van de migratiestroom uit niet-westerse landen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verwacht dat het aantal niet-westerse allochtonen in Nederland, nu 1,6 miljoen in getal, tot 2010 met nog eens bijna 420 duizend toeneemt. Wat erder misging met veel Turken en Marokkanen, dreigt in zekere mate ook voor veel nieuwere niet-westerse immigranten, zoals Irakezen, Somaliërs, Afghanen, Iraniërs en Pakistanen, al ligt het opleidingsniveau onder deze immigranten gemiddeld hoger dan onder de gastarbeiders en hun nazeten. Toch slaagt volgens het Jaarboek Minderheden 2003 slecht 35 procent van de asielzoekers die mogen blijven erin betaald werk te vinden.
Het idee, dat immigratie goed is voor een land, is nog altijd wijdverbreid. Velen menen dat immigratie zelfs nodig is om de toekomstige vergrijzing van de bevolking op te vangen. De nadruk ligt dan niet op asiel- en gezinsmigratie, maar op de wenselijkheid van arbeidsmigranten. Die gedachte wordt verspreid door de Verenigde Naties (Dik Trom :Goed, dat die nu op z'n kont ligt ) en de Europese Commissie (Dik Trom :ook al zo'n achterlijke hotemetotenbende;hoe durven ze het te verkondigen ? ) en is bij herhaling verkondigd door Nederlandse asociale wetenschappers, werkgeverslobby's en de Nederlandse Bank. Wat niet helpt, is dat in Nederland verbazingwekkend weinig economisch onderzoek is gedaan naar de voor- en nadelen van immigratie in het algemeen en arbeidsimmigratie in het bijzonder. Pas sinds kort is er een enkele econoom die de kosten en baten van de vroegere, huidige en toekomstige immigratie in kaart durft te brengen en daarmee wat tegenwicht biedt aan de veel luidere groep van asociale wetenschappers, juristen en belanghebbende ondernemers. Zo rekende econoom Hans Roodenburg van het Centraal Plan Bureau twee jaar geleden voor dat een allochtoon gezin met twee ouders van 25 jaar en twee kleinen kinderen de samenleving gemiddeld 235.000 Euro zou kosten. (DT : En dat van mijn belastingcenten !) Roodenburg maakte de volgende som niet, maar als alle 1,6 miljoen niet-westers allochtonen van nu aan dit beeld zouden voldoen, kosten ze de samenleving samen 94 miljard Euro .
Voor de twee miljoen niet-westerse allochtonen die het CBS in 2010 verwacht, zullen de kosten oplopen tot 117 miljard Euro.
Arbeidsimmigratie kan het nationaal inkomen verhogen , maar dan moet het wel een hoogopgeleide migrant zijn die na een voltooide opleiding meteen aan het werk gaat en blijft. Immigranten dienen sowieso meer te verdienen en te werken dan de mensen die er al waren, anders is een land er niet mee geholpen. En zo niet, dan belanden de onbetaalde rekeningen bij de collectieve sector, lees : bij de belasting- en premiebetaler.
Arbeidsmigratie is dus riskant, niet alleen voor de verzorgingsstaat, maar ook voor ruimte, natuur, milieu en infrastructuur, die door de bevolkingsgroei als gevolg van immigratie extra worden belast. Roodenburg komt tot de slotsom dat arbeidsmigratie niet nodig is en niets oplost. Als de instroom in de WAO jaarlijks met een kwart vermindert, is de druk al van de ketel.
In de Verenigde Staten werken immigranten meer dan mensen die in het land zelf geboren zijn, maar in vrijwel de gehele Europese Unie is het andersom. In alle verzorgingsstaten van West-Europa - nederland en Scandinavie voorop - is de arbeidsdeelname van immigranten lager dan die van autochtonen. Dat geeft te denken : kennnelijk zijn onze systemen van sociale bescherming zo aantrekkelijk, dat ze geen aanleiding geven zelf de kost te verdienen. Het opvallende is dat de migranten die legaal in Amerika worden toegelaten , gemiddeld een hogere opleiding hebben dan de nieuwkomers in een land als Nederland. In Nederland was het aantal immigranten met en wetenschappelijke opleiding de afgelopen jaren 21,6 % van het totaal, in Amerika ligt dat percentage op 45,2 %. Amerika is in vergelijking met Nederland nauwelijks een verzorgingsstaat te noemen, maar ook daar zijn voor armlastigen wel wat, per staat verschillende ondersteuningsregelingen te halen. De Harvard-econoom George Borjas beschrijft in Immigration and Welfare Magnets (1999) dat er een relatie bestaat tussen het niveau van de sociale voorzieningen in Amerikaanse staten en het type immigrant dat door zo'n staat wordt aangetrokken. Minder geschoolde migranten bleken zich te concentreren in staten met een relatief hoog uitkeringsniveau. Beter geschoolden gaan juist naar staten met een lager uitkeringsniveau , al was het maar omdat ze daar door lagere belastingen meer besteedbaar loon overhouden. Nederland moet op Europese schaal,en zeker op wereldschaal, ook als zo'n magneet voor armen en ongeschoolden worden gezien. Getalenteerden trekken naar elders. Toch blijven sociologen , ondernemers-lobby's en enkele politici pleiten voor meer arbeidsmigranten van buiten de Europese Unie. Omdat zo de vergrijzing bestreden zou kunnen worden of omdat migratie toch niet te keren is. Natuurlijk moeten de knapste koppen van de wereld altijd probleemloos naar Nederland kunnen komen, maar dat kunnen ze al : de wet arbeid vreemdelingen (WAV) biedt werkgevers ruime mogelijkheden om werknemers van ver te halen. De afgelopen vijf jaar verdrievoudigde het aantal arbeidsmigranten dat door werkgevers met behulp van de WAV naar Nederland werd gehaald tot ruim 34 duizend. (Dik Trom : waanzin; we hebben hier toch universiteiten, waar we zelf dat soort mensen opleiden ?) De meesten bleven kort, maar wie wil , heeft allerlei opties om te blijven. Bovendien ontbreekt controle op terugkeer. Veel nieuwe gastarbeiders zullen daarom, net als hun voorgangers rond 1970, uiteindelijk onder de vleugels van de Nederlandse verzorgingsstaat verdwijnen. Dat werkgevers graag veel, goedkoop en plooibaar personeeel ter beschikking hebben, wekt geen verbazing. De tijdelijke lusten zijn voor de werkgever, de langdurige lasten en risico's van volgmigrati en overconsumptie van collectieve voorzieningen voor de samenleving. Tegen vergrijzing helpt immigratie ook al niet,al was het maar omdat immigranten zelf ook oud worden. Wil het tijdelijk helpen dan moet er zo'n enorme immigratie op gang komen, dat de Nederlandse bevolking binnen een eeuw zou verzesvoudigen : geen aantrekkelijke gedachte. Het enige wat tegen de vergrijzing helpt, is dat Nederlanders - en zeker ook de allochtonen- meer en beter geschoold werk gaan doen, per werkende productiever worden en echt tot hun 65ste of langer doorwerken. Hogere arbeidsdeelname moet makkelijk kunnen, al was het maaar omdat de Nederlandse bevolking -op Ierland na - de jongste van Europa is, terwijl de arbeidsdeelname - in voltijdsbanen gerekend- nog onder het toch al lage Europese gemiddelde ligt. Het mag zo zijn dat de Europese grenzen , en zeker de Nederlandse, nauwelijks een obstakel vormen voor wie hier naartoe wil, de administratieve grenzen van de verzorgingsstaat Nederland zijn wel degelijk te bewaken.