Over de islamitische leer

Deze afdeling dient niet voor discussies. Het is een databasis van documenten, websites, boeken en andere bronnen teneinde sceptici te voorzien in materiaal om hun artikels op te stellen, zodat ze islam kunnen weerleggen. Plaats uw links in de juiste topic. Indien u een nieuwe topic wil inleiden, gelieve mij dat dan eerst te laten weten, we willen gelijklopende topics vermijden. Geen copy paste. Geef volledige referenties en ga na of uw bron betrouwbaar is. Indien u één van de aangehaalde bronnen wil weerleggen, vragen wij u dat te doen in de andere afdelingen van dit forum.
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Over de islamitische leer

Bericht door Pilgrim »

Over de islamitische leer

Geplaatst op 20 februari 2018

Afbeelding
“Allah” in Arabische schrifttekens.

1. De drie godsdiensthistorische wortels van de islamitische leer

Binnen het kader van de godsdienstwetenschap kan de islam niet worden beschouwd als een eensgezind en monolitisch blok. In veel opzichten is hij namelijk net zo cultureel, geografisch en historisch gevarieerd als het christendom. En daarmee dus ook net zo verdeeld. Het voert daarom in de context van dit artikel te ver om in detail op de verschillende aspecten van de islamitische leer in te gaan. Net zoals het hier te ver voert om in te gaan op de al evenzeer gevarieerde en verschillende aspecten van de christelijke leer. Wij volstaan hier dus slechts met een korte en globale beschrijving van enkele belangrijke verschillen tussen de islamitische en de christelijke leer.


In godsdiensthistorisch perspectief kan de islam worden beschouwd als een verdraaiing van de Joodse Thora, die werd verbonden met bepaalde gnostische stromingen in het vroege christendom, zoals deze zich tussen de IVe en de Ve eeuw AD in het toenmalige Midden-Oosten manifesteerden. Deze verdraaiing van de Joodse Thora, plus elementen uit de christelijke gnostiek, werden op haar beurt weer vermengd met heidense religiositeit, zoals deze tot dan toe werd beoefend op het Arabische schiereiland. De wortels van de islamitische leer die, volgens de Mohammed-legende, in de VIe en VIIe eeuw AD op het Arabische schiereiland voor het eerst aan het daglicht trad, waren dus een mengvorm van drie al langer in het toenmalige Midden-Oosten aanwezige godsdienstige stromingen;
  1. Een prominent Joods element, waarin vooral de wettische componenten uit de Thora, de eerste vijf boeken van de Bijbel, een voorname rol speelden en deels werden overgenomen, maar daarnaast ook sterk werden ingekrompen en verdraaid.
  2. Gnostische, Grieks-Hellenistische elementen, waarmee een on-Bijbelse christologie in de islamitische leer werd geïncorporeerd.
  3. Heidense en inheemse Arabische religiositeit, die was gestempeld door invloeden uit andere delen van het toenmalige Midden-Oosten.
Waar het het derde element waarop de islamitische leer is gebaseerd, de heidense en inheemse Arabische religiositeit, aangaat, verwijzen wij naar het uitstekende artikel hierover van 7 december 2016 op deze site van de hand van @Bolle Jan: “Het Manwijf van Mekka – Op zoek naar de heidense oorsprong van Allah”. Een beschrijving van de grote invloed van de Thora op de Koran, het eerste element waarop de islamitische leer is gebaseerd, zou op zijn minst een omvangrijk en apart artikel vergen en valt buiten het onderwerp van dit schrijven. Wij beperken ons daarom tot de rol van christus in de islam.

2. De gnostische christologie van de islamitische leer
Wat is gnostiek? Een gedetailleerde beschrijving van dit begrip, in al zijn historische, culturele en geografische verbanden en varianten, zou ook veel te ver voeren in de context van een artikel als dit. Wij moeten ons daarom opnieuw beperken tot de christelijke gnostiek en ons daarin richten op de gnostische christologie; de leer over Christus. Globaal kan de gnostiek in dit verband worden omschreven als een vroegchristelijke stroming uit de eerste eeuwen van onze jaartelling, die sterk was gestempeld door Griekse klassieke filosofie, in het bijzonder het zogenaamde neoplatonisme. De voornaamste vertegenwoordiger van het neoplatonisme was Plotinus van Alexandrië (204-270 AD). Hoewel zelf geen christen, is zijn literaire en geestelijke nalatenschap, vervat in zijn hoofdwerk “Enneaden”, van grote invloed geweest op de christelijke gnostiek.

Uit het Griekse klassieke denken van Plato nam Plotinus een dualisme over tussen een superieure geestelijke, onzichtbare en immateriële wereld en aan daaraan onderworpen inferieure fysieke, zichtbare en materiële wereld. Plotinus meende uit het werk van Plato drie lagen van de werkelijkheid te kunnen onderscheiden, de zogenaamde hypostasen.

– De eerste hypostase is dan het Ene; de primaire oorzaak van al het bestaande. Dit Ene kan eigenlijk niet beschreven worden. Men kan slechts beschrijven wat het niet is. Het Ene heeft de potentie om alles in deze wereld, zowel het zichtbare als het onzichtbare, uit zichzelf te laten voortkomen. Dit voortkomen van de verschijnselen uit het Ene, wat door Plotinus met emanatie wordt aangeduid, moet niet als een aan de tijd onderworpen actieve scheppingsdaad worden gezien. Omdat het Ene eeuwig is en daarom dus ook niet aan de tijd onderworpen.

– De tweede hypostase is de geest, oftewel het intellect, wat door Plotinus met het Griekse woord nous wordt aangeduid. Deze tweede laag van de werkelijkheid correspondeert met Plato’s ideeënwereld. Dit niveau is minder eenduidig en gecompliceerder dan het eerste. Al zou het om te beginnen al zijn dat er een dualiteit wordt verondersteld tussen de uit deze geest/nous voorkomende gedachten en de denker. In die zin is de geest dus gefragmenteerd en daarom ondergeschikt aan het eerste beginsel van het Ene.

– De derde hypostase is de ziel, die dus onderworpen is aan zowel het Ene als aan de geest. Deze derde laag neemt bij Plotinus een tussenpositie in tussen de hogere immateriële wereld en lagere materiële wereld. Op het niveau van de ziel verwerft de mens zich kennis langs een discursieve weg, dus middels bestudering en het zich herinneren van de verschijnselen, in plaats van door de intellectuele intuïtie van de geest. De mens is in dit verband eveneens onderworpen aan het verschijnsel ”tijd”, wat dan op haar beurt weer een inferieure emanatie is van de eeuwigheid. Deze ziel, de derde hypostase, is het laagste niveau. Omdat hier ook de materiële verschijnselen uit voortkomen en zij daarom dus nog meer gefragmenteerd is. En omdat de materie de mens niet alleen onderwerpt aan de tijd, maar ook aan de ruimte, die op haar beurt dan weer een inferieure emanatie is van de oneindigheid.

Wij moeten er de nadruk op leggen dat de hiërarchie der hypostatische verschijnselen, zoals deze door Plotinus werd ingedeeld, niet in de eerste plaats is afgeleid van een veronderstelde metafysische goddelijke werkelijkheid, maar veeleer van de heelheid en ongedeeldheid van de hogere verschijnselen.

Dus; hoe minder gefragmenteerd en gedeeld, des te hoger en volmaakter. Het materiële, fysieke en lichamelijke neemt dan in dit denken logischerwijs de laagste en laatste plaats in, waarbij er een strikte dualiteit tussen de hogere en geestelijke wereld en de lagere en fysieke wereld wordt verondersteld. Een op het oog harmonieus en aansprekend filosofisch systeem, wat zowel aan het Boeddhisme als aan het latere denken van Heidegger en Jung herinnert. (I)* Maar wanneer dit neoplatonisch denken van Plotinus via de gnostiek op de Persoon van Christus wordt betrokken, kan het niet mogelijk zijn dat God in Hem ooit een lichamelijke en fysieke gestalte zou kunnen aannemen. Want dat is in de gnostiek ondenkbaar en volkomen absurd.

Zoals het ook ondenkbaar en absurd is dat het volmaakte en ongedeelde, als gevolg van het onderworpen zijn aan de menselijke lichamelijkheid, ooit zou kunnen lijden en sterven. Christus zou in dit denken hoogstens een menselijke en lichamelijk schijngestalte kunnen hebben aangenomen, maar nooit een waarachtig mens zijn geweest. Dit is de zogenaamde doketistische christologie, die kenmerkend is voor zowel de gnostische als de islamitische leer wanneer het om Zijn Persoon gaat. Daarom zou Christus ook nooit echt gekruisigd kunnen zijn, maar was Zijn dood aan het kruis slechts schijnbaar. Dit is een gnostische overlevering die rechtstreeks in de Koran is overgenomen. (II)* In de islamitische leer wordt het dan ook fel bestreden dat God ooit op lichamelijke wijze een zoon zou kunnen voortbrengen, en wordt Zijn kruisdood en opstanding ook ontkend. Hoewel Christus in deze leer als de belangrijkste Profeet op Mohammed na wordt beschouwd, is er in de islam dus geen plaats voor Zijn plaatsvervangend lijden en sterven en de afwassing van de menselijke zonden door Zijn aan het kruis vergoten bloed. Noch voor de leer van de opstanding, die de gelovige christen doet delen in Zijn overwinning op dood.

En al evenmin voor de leer van vrije goddelijke genade, die de gelovige christen met de Persoon van Christus verbindt door de werking van de Heilige Geest. Hoewel de Heilige Geest wel een belangrijke rol vervult als boodschapper van Allah wordt Zijn rol in onbevlekte ontvangenis van Maria eveneens ontkend. En daarmee ontkent de islamitische leer impliciet dus ook de maagdelijke geboorte van Christus.

3. Het wettische moralisme van de islamitische leer
In tegenstelling tot de christelijke leer van de rechtvaardiging uit vrije goddelijke genade en door het geloof alleen wordt het in de islamitische leer voorgeschreven dat de moslim, dat wil zeggen “de onderworpene”, met het verrichten van goede werken en het uitoefenen van godsdienstige plichtplegingen het paradijs heeft te verdienen. Deze goede werken en godsdienstige verplichtingen maken deel uit van de zogenaamde ”Arkan al Islam”; de vijf zuilen van de islam. Deze vijf zuilen zijn;

1.Al shahada; de geloofsbelijdenis. (III)*
2.Al sala’at; het vijfmaal daags bidden.
3.Al zaka’at; de liefdadigheid.
4.Al sa’um; vasten tijdens de ramadan en het zich onthouden van alcohol en varkensvlees.
5.Al Chadji; de pelgrimage naar Mekka.

De sjiitische islam is hier iets vrijblijvender in dan de soennitische. Want in de Shia houden de laatste drie zuilen van de islam slechts een verplichting in voor de moslim wanneer men daar door Allah toe in staat wordt gesteld. Aan de hand van deze vijf kernpunten van de islamitische leer kunnen wij vaststellen dat de islam, opnieuw in tegenstelling tot het christendom, een bij uitstek moralistische en wettische religie is. De reden waarom is dat de menselijke werkheiligheid in deze leer eenzijdig op de voorgrond wordt geplaatst. En dat de zaligheid daarom al even eenzijdig van de mens en diens werken en moraliteit moet afhangen, waarmee men dan als mens het paradijs moet verdienen.

De christelijke leer staat hier vrijwel diametraal tegenover. Want daarin kan de mens alleen maar zalig worden vanwege de verdienste van Christus, door Zijn plaatsvervangend lijden en sterven voor de zonde, en het geloof in Hem. Dit wordt in de islamitische leer echter geheel ontkend, met als gevolg dat er daarin ook geheel geen plaats is voor Gods liefde en genade. En de mens daarom dan ook geheel op zichzelf en op de eenzijdigheid van diens godsdienstige werken en religieuze moraliteit wordt teruggeworpen. Dit moet als een gevolg van gnostische christologie van de islamitische leer worden beschouwd. Maar de heidense component van de islam komt hierin eveneens aan de dag. Want in de heidense religiositeit is het altijd al het geval geweest dat de mens de afgod(en) tevreden moest stellen, en tevreden moest houden, door het verrichten van offers en het uitoefenen van godsdienstige plichtplegingen. Opdat men zo geen onheil over het collectief, wat in heidendom altijd voorrang heeft boven het individu, zou afroepen. Waarbij het frappant is dat het collectief ook in het socialisme en het marxisme de voorrang heeft boven het individu. Dit soort collectivistische heidense religiositeit was in het hele voorchristelijke Midden-Oosten zeer prominent, zoals wij dit ook uit het Oude Testament kunnen afleiden. En dit heidense collectivisme benadrukt het exclusieve, het uitsluitende karakter van de islamitische leer.

4. Het uitsluitende karakter van de islamitische leer
De christelijke leer van Gods genade in Christus is universeel. Want zij richt zich niet op de menselijke werken of de menselijke moraal. En al helemaal niet op het collectief. Daarom sluit de christelijke leer niet uit, maar in. Wij moeten echter stellen dat de islamitische leer bij uitstek een uitsluitende en exclusieve leer is. En dat niet slechts vanwege haar impliciete wettische moralisme en godsdienstige, heidense collectivisme, maar ook vanwege een aantal duidelijke en expliciete kernpunten in deze leer. Een eenzijdige godsdienstige moraliteit en werkheiligheid heeft altijd tot gevolg dat mensen elkaar gaan uitsluiten. Maar de islamitische leer draagt daarnaast ook nog enkele andere componenten in zich mee, die deze exclusiviteit nog extra benadrukt. De islamitische leer deelt de wereld namelijk in een zogenaamd “Dar al Charb”, een huis van de oorlog, en een “Dar al Islam”, een huis van de islam in. Dat wil zeggen; het territorium dat nog niet aan de islamitische wet, de Sharia, is onderworpen, en het territorium dat reeds deel uitmaakt van de islam. Het territorium van de “Dar al Islam” maakt ook het wereldwijde en gemeenschappelijke collectief van alle moslims, onderworpenen, aan de zogenaamde ”Umma” (moeder) uit. Het territorium dat daarentegen nog niet aan Allah en de Sharia is onderworpen, is het territorium van de zogenaamde “Kafir”, de ongelovigen en niet onderworpenen.

5. De bedrieglijke oorlogszucht van de islamitische leer
Tegen deze ongelovigen heeft men, in naam van Allah en zijn profeet Mohammed, oorlog te voeren. Vandaar dus ook de benaming “Dar al Charb”, huis van de oorlog. Deze oorlog wordt in de islamitische leer als een heilige plicht voor iedere moslim beschouwd. En hij draagt in deze leer de heden ten dage onheilspellende naam “Jihad”. Deze jihad hoeft echter niet altijd gewelddadig te zijn. Want er bestaat in de islamitische leer een belangrijk onderscheid tussen de zogenaamde grote en kleine jihad. De strijd tegen de ongelovigen wordt in deze leer beschreven als de kleine jihad, die als ondergeschikt moet gelden aan de grote jihad. Deze grote jihad behelst dan de heilige verplichting van iedere moslim om te strijden tegen diens eigen zonden.

Zij draagt dus een innerlijk karakter en wordt daarom dus ook wel de innerlijke jihad genoemd, omdat zij zich niet in de eerste plaats tegen de buitenwereld richt. Maar wanneer men dit onderscheid tussen de grote en innerlijke jihad en de kleine uiterlijke jihad wenst aan te grijpen om het zogenaamde vredelievende karakter van islamitische leer te benadrukken, berust dit op een misleiding. De kleine jihad, de uiterlijke heilige strijd van de moslim tegen de ongelovigen, wordt in de islamitische leer voorgeschreven middels het hanteren van verschillende methoden, waarvan misleiding de voornaamste is. Een onderdeel van een dergelijke misleiding is dat men, wanneer men met ongelovigen spreekt over het onderscheid tussen de grote en de kleine jihad, het leerstellige en logische feit verzwijgt dat de grote, innerlijke en niet gewelddadige jihad en de uiterlijke jihad, die wel degelijk gewelddadig kan zijn, direct in elkaars verlengde liggen! Simpelweg omdat men in de islamitische leer, vanuit de grote innerlijke heilige oorlog tegen de eigen zonden en het eigen ongeloof, heeft te komen tot de oorlog tegen de zonden van anderen en het ongeloof van anderen. De grote en innerlijke jihad vormt in de islamitische leer dus de basis voor de kleine en uiterlijke jihad. Het verschil tussen de grote jihad en de kleine jihad is daarom dus niet gradueel, maar slechts temporeel. En daarin komt het bedrieglijke en oorlogszuchtige karakter van de islamitische leer aan de dag.

Naschrift
Het is niet de bedoeling van dit artikel om christelijke apologetiek te bedrijven. Schrijver dezes is echter wel een gelovig christen en schaamt zich daar niet voor. Het motief van dit artikel is dan ook om mensen, die menen de islam en het christelijke geloof over één kam te moeten scheren, te informeren over een aantal cruciale, enkele zelfs letterlijk cruciale verschillen tussen de christelijke en de islamitische leer. Er valt veel meer over te schrijven, maar dit artikel is al lang genoeg. En bovendien zou er dan inderdaad christelijke apologetiek aan te pas komen, wat dan weer een aanleiding zou zijn voor een eindeloze draad van niet ter zake doende commentaren en vruchteloze discussies.

Zoals boven reeds gesteld; eenzijdige menselijke moraliteit heeft altijd tot gevolg dat mensen elkaar gaan uitsluiten, en soms zelfs verketteren. Dat maakt de sfeer op dit blog er niet beter op. Ik hoop met dit schrijven een bescheiden bijdrage te hebben geleverd aan althans een gedeeltelijke verduidelijking van dergelijke onplezierige impasses. Wie daar niet genoeg van kan krijgen, zouden wij tenslotte willen verwijzen naar Joh. 8:3-11. Omdat men daar in de Bijbel een rechtstreeks antwoord vindt op de vraag wat het verschil tussen christendom en islam is.

(I); C.G.Jung; ”De mens en zijn symbolen” , M.Heidegger; ”Zijn en tijd.”

(II); Gervaise H. Charmley ; Banner of Truth 2016: ”Gnosticism”; -”The most common gnostic view of the ‘incarnation’ is known as Docetism, from the Greek word Dokein, to appear to be. This, in brief, is the idea that Christ’s physical being was nothing but an illusion.

In a Docetic Christology, there is obviously no place for a real crucifixion at all, but it was made to appear He was – the very idea that is found in the Muslim Quran! – what is more, the common Muslim understanding that Jesus was taken out of the place where He was arrested and that someone else, perhaps Judas, was made to look like Jesus, and crucified in His place comes straight out of the Gnostic Writings.”-

(III);-”Asjahadu ‘an la ilaha illah ‘lahu; wa asjahadu ‘annah Muhammedan rasullah ‘llah.”- : -”Ik belijd dat er geen god is dan Allah alleen; en ik belijd dat Mohammed zijn profeet is.”


Door: “Taljaard”

https://ejbron.wordpress.com/2018/02/20 ... sche-leer/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Plaats reactie