LONGREAD: Hoger Beroep Raffie Chohan – zinvol of niet? That’s the question (bij een, in wezen, politiek proces)
Geplaatst op 18 juni 2017
Paleis van Justitie in Arnhem.
Vrijdag 16 juni 2017: Op deze dag zou het Hoger Beroep van Raffie Chohan, realistisch activiste en voormalig organisatielid en spreekster voor Pegida-Nederland, plaatsvinden. Vanaf het begin had het, zowel voor haarzelf als voor eenieder die zich ook maar enigszins bij haar zaak betrokken voelde, als een paal boven water gestaan dat dit Hoger Beroep aangetekend zou moeten worden: Het vonnis dat tenslotte uit de eerste rechtszaak, op 28 september 2016, gerold was, was méér conform de eis van het OM geweest dan het gevoel voor rechtvaardigheid kon verdragen en daaraan toegeven zou onherroepelijk de geloofwaardigheid van het patriottisme in dit opzicht hebben aangetast. Plus dan nog het feit dat tevens haar verdediger achter het aantekenen van Hoger Beroep stond, wat betekende dat hij de mogelijkheden niet uitgeput achtte. Dit alles deed onze dappere Raffie de stap nemen om door te zetten, hoezeer het ook een druk gelegd moet hebben op haar privéleven, dat tóch al werd – en wordt – verzwaard door de ongenadig voortschrijdende spierziekte van haar echtgenoot (die niettemin mentáál als een rots achter haar blijft staan, wáár dat maar in zijn vermogen ligt, laat dát even opgemerkt zijn!).
De datum van het Hoger Beroep was aanvankelijk niet bekend en dat zou zo blijven tot zo’n twee maanden van tevoren. Toen deze – zoals gezegd de 16de juni 2017 – eenmaal werd aangekondigd, overviel het Raf nóg. Maar vastberaden stortte zij zich op de voorbereidingen, zoals het overleg met haar raadsman almede het hernieuwd aandacht besteden aan de crowdfunding op het onvolprezen blog van “E.J. Bron”. Zij deed, kortom, wat haar te doen stond... om vervolgens tot de conclusie te moeten komen dat men als beklaagde ( door wíe, overigens?) eenvoudig niet alles in de hand hééft. Maar goed, ik loop op mijn verhaal vooruit: Laat ik U, trouwe lezers van “E.J. Bron”, allereerst vertellen over het verdere verloop, gezien vanuit mijn perspectief:
Het bekend worden van de datum in kwestie wierp ook voor mij de vraag op: Is het voor mij haalbare kaart om hierbij aanwezig te zijn? Het betekende in mijn geval een treinreis van het noordwesten naar het oosten des lands, een feit dat enigszins werd verzacht door de rechtstreekse verbinding Alkmaar – Arnhem/Nijmegen zonder overstap. De totale reistijd besloeg 1 uur en drie kwartier, wat tamelijk veel was, maar niet onoverkomelijk. Het tweede heikele punt was gelegen in de reiskosten, waaraan mijn goede vriend, die er ook al voor gezorgd had dat ik de zesde mei naar de Fortuyn-herdenking in Rotterdam had kunnen gaan, wederom bereid bleek bij te dragen. Zodat, toen ik twee dagen vóór de betreffende datum, op een kort mailtje van Raffie, waarin ze me vroeg, een schietgebedje voor haar te doen, tenminste kon antwoorden: “Ik kan gelukkig méér doen: Tenzij zich iets heel geks voordoet, zal ik er kunnen z i j n .”
Wanneer ik iemand, wie dan ook, eenmaal dat soort toezegging heb gedaan, verander ik prompt in het soort freak dat doodsbenauwd is ergens te laat te komen en daardoor steevast ergens veel te vroeg arriveert. Zo ook nu: Tientallen onvoorziene omstandigheden had ik ingecalculeerd, die allemaal uitbleven, zodat ik, bijna twee uur van tevoren, het Paleis van Justitie zonder veel moeite wist te bereiken (vlak daarvóór had ik nog in verband met de zorgvuldig uitgestippelde korte route – na drie haltes met de ‘Trolleybus’ – een oudere passant aangesproken: “Pardon, mijnheer, bent U hier bekend?” “Nou... Een klein beetje.” “Hoe kom ik op de Damstraat?” “Nee, dat zou ik U niet kunnen zeggen.” “Dank U.” – Om zo’n 15 passen verderop rechtstreeks die Damstraat in te lopen, dus zelfs dat “kleine beetje” van hem kon al met een grote korrel zout genomen worden. Nu ja, daar kom je ook alleen op die manier achter). Surprise! Het Paleis van Justitie bleek zich te bevinden in de nabijheid van een omvangrijke vismarkt, zodat er alle gelegenheid was de inwendige mens wat te versterken, waarvoor ik nu nog alle tijd had èn wat tevens meer dan welkom was. Situaties laten zich niet altijd plannen en kunnen mee- of tegenvallen; déze keer zat toevallig alles eens méé – althans tot nu toe.
Omstreeks tien voor half twee, toen ik terugkeerde op het pleintje voor het Justitieel Paleis, waren er wel wat bekende gezichten waar te nemen, onder wie patriot Koos, patriotte Yvette en Marcel Vink. Uiteindelijk zouden er zo’n 15 man acte de présence geven, allen min of meer “die-hards” op dit gebied. Zodra iemand ons wist te vertellen dat Raffie en echtgenoot zich reeds binnen bevonden, besloten we en bloc dan ook maar naar binnen te gaan.
Het heeft z’n nut als je bij dergelijke gelegenheden weet wat je te wachten staat, want uiteraard volgde eerst weer het hele gedonder van detectiepoortjes en het deponeren van jassen, tassen, sieraden en het liefst ook schoenen op de rolband van de ‘scanner’, waarna menigeen nóg niet de toets doorstond om er ongefouilleerd doorheen te komen; bij mij waren het naar alle waarschijnlijkheid de haakjes van mijn corselet, want anders zou ik het niet weten. Enfin, dat achter de rug hebbende, belandden we dan toch in de ruimte waar Raffie ons verwachtte, samen met echtgenoot Maarten – in rolstoel, maar welgemoed als altijd – mede-patriot Daniel Gerritsen, die Maarten´s begeleiding op zich genomen had, en nog een paar mensen. Onze dappere Raf was zichtbaar blij met iedereen die ze te zien kreeg, maar, hoe kon het ook anders, tevens stik nerveus. Minstens twee omstandigheden zouden het er voor haar niet comfortabeler op maken en de eerste daarvan was de atmosfeer: Hoewel de wachtruimte hier iets weidser van opzet genoemd kon worden dan die in Utrecht, althans, in mijn herinnering, ontbrak het hier aan airconditioning. Defect of in het geheel niet aanwezig? Dat bleef een mysterie. Raf had er zichtbaar last van, zodat het een geluk was dat iemand haar op een gegeven moment een waaier wist toe te spelen. Gedurende de resterende tijd bleef ze zich daarmee driftig koelte toewuiven, waarbij ik stilzwijgend hoopte dat het metterdaad enige verlichting voor haar zou betekenen (veel resultaat dichtte ik het overigens niet toe, want wíe of wát had haar tegelijkertijd kunnen verlossen van de psychische spanning, die natuurlijk steeds zwaarder op haar drukte?).
Mr. Vermeij verscheen, in toog, zijn colbertje over de arm, welwillend, hartelijk en openstaand voor iedereen die maar het woord tot hem wenste te richten; in één woord: Sympathiek, zoals menigeen onder ons, waaronder ik, hem intussen had leren kennen. Wederom was ik blij voor Raf dat ze juist deze vertrouwenwekkende man en hevig gemotiveerde pleiter als verdediger had kunnen krijgen! Hij nam haar kort mee voor enig laatste overleg, waarschijnlijk, keerde na een tijdje weer met haar terug en... of het dan langzamerhand tijd werd om eens te beginnen? Nee! Want dát was nu precies de tweede ongelukkige omstandigheid die Raffie’s zenuwen geen goed gedaan moet hebben: Vertraging! Om de zoveel minuten verscheen er op een soortement beeldscherm een bericht om hoe en hoe laat de aanvang van de betreffende zitting werd verwacht: In totaal zou het 70 (!) minuten uitlopen, allemaal in die airco-loze wachtruimte met, naar zich laat denken, innerlijk allengs méér verhitte gemoederen, in de eerste plaats dan natuurlijk bij onze heldin!
Toen het eindelijk zo ver was, verdwenen Raffie en haar raadsman via de éne toegang in de rechtszaal en begon een vrouwelijke parketwachter, of hoe zo’n ambtenaar-in-functie ook mag heten, het nodige te redderen teneinde Maarten, begeleider Daniel plús rolstoel op de àndere daartoe bestemde plek te krijgen. De overige aanwezigen werden daarheen verwezen via een route met trappen, ziedaar de reden voor al dit geredder. In de rechtszaal zagen we ze weer terug. Daar bleek ook het gedeelte voor de ‘toeschouwers’ door middel van een glazen wand te zijn afgescheiden van het gedeelte waar het ‘Hof,’ de Advocaat-Generaal, de beklaagde en de verdediging zitting hadden. Nu ik er over nadenk, realiseer ik me pas dat het ‘Hof’ op dat moment reeds aanwezig was en dat dus niemand extra hoefde op te staan bij haar ‘aantreden’ zoals in Utrecht nog het geval was geweest. Dat wil dan zeggen, niemand van ons, toeschouwers:Over de aanwezigen aan de andere kant van het glas durf ik wat dat betreft niets met zekerheid te zeggen. Vanuit onze blik gezien troonde de (vrouwelijke) Advocaat-Generaal links en Mr. Vermeij rechts. Hij zat helaas niet al te dicht bij Raffie, die, tamelijk deerniswekkend, nogal eenzaam in het midden zat, de rug naar ons toe. Nog iets méér nabijheid van de verdediging was naar mijn smaak voor de beklaagde geen overbodige luxe geweest, maar tja, dat had nu eenmaal niemand voor het zeggen.
Reeds eerder had Raf in de mail laten weten dat ze dacht zich nu beter te hebben voorbereid dan de eerste keer. Het zou echter spoedig blijken dat ze daar niets aan zou hebben: De voorzitter van het Hof, hoewel vriendelijk, vroeg haar achteraf bekeken nu juist níet die dingen die ze met haar advocaat van tevoren zo grondig had doorgenomen, maar ging daarentegen onverwacht diep in op de kwestie van haar verleden en de ervaringen met haar vader. Behalve dat Raffie daar niet echt op gerekend bleek te hebben, was het tevens zó confronterend voor haar dat dít haar reeds van haar stuk bracht, reden waarom ze al tijdens de eerste helft van de zittingsduur in tranen uitbarstte. En echt herstellen zou ze zich niet meer. Net als in Utrecht had ze dan ook, afgezien van haar verdediger, van niemand enige steun te verwachten, omdat ook hier weer getuigen á décharge categorisch waren geweigerd. Een ander punt van overeenkomst met Utrecht was trouwens dat direct aan het begin van de zitting alle aangevoerde klachten met betrekking tot intimidatie door politie en justitie – die tot de uiteindelijke aanklacht hadden geleid – zonder noemenswaardig steekhoudende argumentatie van tafel waren geveegd, wat bepaald systematisch aandeed; in ieder geval had het, voor de kritische waarnemer, de schijn tegen.
Het ergste was echter misschien nog wel de Advocaat-Generaal, jong, vrouw en goedmenschelijk – vooral die laatste twee kenmerken vormen sámen doorgaans al de dódelijkste combinatie – die in haar ellenlange requisitoir blijk gaf van de meest stuitende vorm van meedogenloosheid, namelijk de vorm die bovendien nog wordt geaccentueerd door STOMPZINNIGHEID: Zo gold volgens háár “visie” onder andere de islam als een godsdienst, “omdat dit op Wikipedia te lezen viel”. En stelde ze vast dat er op het moment van Raffie’s gewraakte rede ” geen debat was geweest.” Nee, uiteráárd niet bij iets wat op dat moment als niet meer of minder was bedoeld dan als SPEECH! Het mens hanteerde hier oneigenlijke argumentatie! Het waren dan ook dit soort drogredenen die door Mr. Vermeij in zijn pleidooi gemakkelijk konden worden ontzenuwd, wat hij dan ook dééd, met verve en hier en daar op het spotlustige af! Hij speelde daarmee hoog spel, niet in de laatste plaats voor zichzelf en daarmee voor zijn cliënte, maar wist uiteindelijk binnen de marges te blijven op een manier die hij vermoedelijk als één van de weinigen tot in de perfectie beheerst. Dat liet evenwel onverlet dat de vastberaden jongedame onverkort vasthield aan het in Utrecht uitgesproken vonnis, dus aan de eis van een boete van € 800,-, waarvan € 400,- voorwaardelijk, gekoppeld aan een spreekverbod van twee jaar. Onnodig te vermelden dat de verdediger daar op zijn beurt de enig denkbare eis tegenover zette: Vrijspraak.
Conform de rechtsgang had Raffie nu het laatste woord moeten hebben. Dat werd haar formeel dan ook geboden, maar ze zag zich genoodzaakt het aanbod af te slaan: tijdens minstens twee derde van de zittingstijd had ze van emotie al bijna geen woord meer kunnen uitbrengen en zeker tijdens het laatste halfuur had ze, vanuit onze positie bezien, totaal ineengezakt over haar tafel gehangen, aan het eind van haar Latijn. Mr. Vermeij had haar met regelmatige tussenpozen van vers water voorzien, maar ik zeg het nog eens: Hij zat te ver van haar af om haar continue te kunnen steunen. Instinctief wist ik: Hier moest nu binnen de kortste keren een einde aan worden gebreid en het moest zich het liefst nooit meer herhalen, of voor deze vrouw zou een break-down dreigen, waarvan de gevolgen niet te overzien zouden zijn. Deze hetze tegen één weerloos mens was niet langer normaal te noemen en dat allemaal tot heil en zegen, en ter bescherming van, die k..te-moslims! Het Hof behield – voorspelbaar – zijn pokerface en bepaalde traditioneel het tijdstip van de uitspraak over 14 dagen.
Maarten bleef met Daniel achter om wederom de speciale voorziening te benutten teneinde beneden te komen en zich bij zijn vrouw te voegen, terwijl de rest van ons via weer een trap naar een zijdeur naast de hoofdingang werd geloodst, waarna we meteen buiten stonden: Zeer efficiënt en afdoende alle pottenkijkerij in één keer de straat op geveegd; opgeruimd staat netjes. De vraag is dan wat je vervolgens te doen staat. Sommigen braken na een paar minuten op, anderen, waaronder ik, aarzelden: Behoorlijk afscheid nemen is toch wel het minste wat je na zo’n dag wilt. Het feit dat Mr. Vermeij als volgende verscheen en ons kon vertellen dat de achtergebleven personen – Raf, Maarten en Daniel – er direct aan kwamen, zorgde voor de motivatie om dit af te wachten. Zelf wist ik tóch het tijdstip van de vertrekkende treinen alsmede het betreffende spoor uit mijn hoofd; zó krap stak dat niet, al liep het in middels naar half zes ’s avonds.
Zodra het drietal dan arriveerde, liep ik dan maar impulsief naar Raffie toe en vroeg het eerste wat me inviel: “Hoe is het er nu mee meid?” “Ik moest een beetje huilen,” antwoordde ze, bleekjes glimlachend. Dat was zacht uitgedrukt, maar commentaar overbodig; ik liet het dus maar bij een knik. Toch bleek het goed dat ik nog even had gewacht: Nu kon Raf me mededelen dat ze inmiddels bedacht had dat ik haar laatste woord voor dit Hof, dat ze niet meer in staat was geweest uit te spreken, misschien wel in het verslag zou kunnen zetten, dat ik ongetwijfeld van plan was te schrijven over deze dag? En het op die manier alsnog in de openbaarheid brengen?
Welnu, waarde lezers van “E.J. Bron”, ik vraag U: Wie zou een dergelijk eervol verzoek kunnen of willen weerstaan? Neemt U, zo nodig ik U hierbij uit, als eersten kennis van dit LAATSTE WOORD VAN RAFFIE CHOHAN in haar HOGER BEROEP 2017:
Edelachtbare,
Sinds ik verleden jaar oktober voor het gerecht was in Utrecht zijn er diverse aanslagen geweest van zogenaamde verwarde mensen. Ik wist niet dat verwarde mensen zo vaak ALLAHU AKBAR schreeuwen bij een aanslag. Hoe kan men dit zo verkeerd beoordelen? Is men “ziende blind en horende doof?” Steken de westerse wereldleiders hun kop in het zand? Jazeker!! Door politiek-correct te zijn, bagatelliseren we alle aanslagen. Hoeveel aanslagen moeten wij nog verwerken om tot ons te laten doordringen dat de islam niet deugt. De islam hoort niet bij Nederland. Die zal een eeuwige bron van onrust vormen. De islam wil andere volkeren overheersen.
De islam is geen godsdienst, maar een totalitaire politieke ideologie met hier en daar een religieus tintje. Onze vrijheden en onze geschiedenis verplichten ons die ideologie te bestrijden, zoals we dat met alle totalitaire ideologieën moeten doen. In principe is Nederland een christelijk en beschaafd land. Een religie die moord, gewelddadige verovering en religieuze intolerantie tot doctrine heeft verheven, kan zich niet beroepen op vrijheid van religie. Er is vrijheid van godsdienst, maar een ideologie die strijdig is met democratische basiswaarden moet met alle macht bestreden worden.
Toen er gedemonstreerd werd in de Schilderswijk met ISIS-vlaggen en er geroepen werd “DOOD aan de JODEN” werden deze mensen niet gearresteerd of voor de rechter gebracht. Mijn vraag: Waarom verdedigt het OM de ISLAM? De strafzaak tegen mij is volledig op initiatief van het OM gestart, er is geen aangifte gedaan. Duidelijk bewijs dus dat het OM de ISLAM verdedigt. Van de vrijheid van meningsuiting blijft op die manier niks over.
We moeten voorkomen dat de islam als ideologie aan invloed wint op politiek gebied of in de rechtspraak.
Door de opvoeding die ik van mijn islamitische vader heb gehad, ben ik op het gebied van de islam een ervaringsdeskundige. Mijn moeder heeft mij de christelijke waarden bijgebracht en al op jonge leeftijd wist ik vanuit die christelijke waarden dat meisjes evenveel waard zijn als jongens. Dit in tegenstelling tot wat men in de islam leert.
De wereldgeschiedenis leert ons dat op de lijst van volkerenmoord de islam op de eerste plaats staat met een ongelooflijke 300 miljoen in naam van Allah en Mohammed vermoorde niet-moslims. En deze zijn zeker niet allen christenen.
Ik wil even een stukje voorlezen uit een citaat van Hans Jansen: “De islam heeft een verbod op de vrijheid van meningsuiting nodig, omdat alleen wanneer er zo’n verbod bestaat mensen zullen kunnen vergeten wat ook alweer de argumenten waren om géén moslim te worden. Overal waar de islam zich heeft gevestigd, heeft de officiële islam zich sterk gemaakt voor een totaal verbod op meningsuiting, met name over de islam, de koran en Mohammed.”
Ik wil graag eindigen met een kleine anekdote: Ik was 8 jaar toen ik in Nederland aankwam met de familie zonder vader. Met 36 jaar had ik een ontmoeting met mijn vader en hij wilde mij iets geven. En een gedachte kwam in mij op dat “hoe slecht iemand ook kan zijn, er is altijd iets goeds in die persoon”. Ons gesprek ging over het accepteren van onze verschillen en over over elkaar niets op te dringen. Dat “niets opdringen”was kennelijk toch te moeilijk voor mijn islamitische vader. Hij gaf mij zijn cadeau: dat was “De Koran.”
Raffie Chohan
Aldus had het laatste woord moeten luiden van Raffie Chohan in het Hoger Beroep van haar zaak op 16 juni 2017 voor het gerechtshof te Arnhem. Vanzelfsprekend begon het oorspronkelijk met een dankwoord aan de voorzitter om dit laatste woord te mogen doen en sloot het daar tevens mee af, maar zij heeft mij uitdrukkelijk verzocht dit hier achterwege te laten: Met het oog op hoe alles uiteindelijk verlopen is, doet het niet ter zake.
Rest ons de vraag, beste vrienden van “E.J. Bron”, wat achteraf bekeken de zin is van het aanspannen van een Hoger Beroep wanneer reeds bij voorbaat de signalen erop wijzen dat het oordeel van de rechterlijke macht in deze onwrikbaar is, dat men niet echt bereid is de aangedragen tegenargumenten serieus te heroverwegen en dat het trouwens van meet af aan zo geweest is dat de hele zaak aanhangig is gemaakt door die rechterlijke macht zèlf, zónder ook maar één verzoek daartoe van welke rechtspersoon dan ook; dat het hele proces, met andere woorden, een POLITIEK PROCES kan worden genoemd.
Hoger Beroep: zinvol of niet? That’s the question. Toegegeven: De uitspraak moet nog komen. Ons staat aldus niets anders te doen dan te wachten, in de hoop op een waar wonder.
Door: Theresa Geissler
https://ejbron.wordpress.com/2017/06/18 ... ek-proces/