TheBrain, De discussie heeft Iznogoodh eerder met Salim gehad over de Heilige verzen inzake "mensen van het Boek". In die discussie bleef hij Salim continu beschuldigen van leugens, terwijl Salim alles keurig heeft uitgelegd (daarom betwijfel ik of het zin heeft nu met hem daarover te discuseren: hij is trouwens iemand die alleen naar zichzelf luistert).TheBrains schreef:Laat mij die 15 gevallen maar eens zien! Maar dan ook écht 15 -zoals je zei, en niet minder. We zullen eens zien wie hier aan het liegen is..Iznogoodh schreef:Slechts in 5 gevallen laat de Koran zich positief uit over Joden en Christenen. In 15 gevallen is het respect ver weg. En daar hoor ik je niet over....
Hier kan je de discussie terug lezen
De koran leert dat de islam de gecontinueerde trouwe religie is in dezelfde lijn als de profeten die er voor Mohammeds tijd waren: Hij schreef u dezelfde godsdienst voor, die Hij aan Noach oplegden en ... die Wij Abraham, Mozes en Jezus oplegden. (Soera 42:13). Het gevolg van deze kijk is dat de Geschriften gegeven door deze profeten als ware Geschriften van God worden beschouwd: Wij geloven in hetgeen ons is geopenbaard en hetgeen u is geopenbaard; en onze God en uw God is Eén. (Soera 29:46).
In de koran zijn er veel verwijzingen naar de joodse en christelijke Heilige Boeken. De koran spreekt in feite de christenen en joden aan in termen van het Boek: O, mensen van het Boek (Soera 5:68).
Christenen en joden worden in de koran als de bewaarders van de Schrift genoemd: ... omdat hun de bewaking van Allah's Boek was opgelegd en zij waren daarvan getuigen. (Soera 5:44). God gaf de Schrift aan de christenen en de joden zodat zij aan de gehele wereld en ieder volk de ware kennis van God bekend konden maken: En toen Allah een verbond sloot met degenen, die het Boek gegeven was, zeide Hij: Gij zult dit aan de mensen bekend maken en het niet verbergen... (Soera 3:187).
Sommigen van de joden en christenenen vervulden deze opdracht, anderen niet. Zoals er ook getrouwe en ongetrouwe moslims zijn zo maakt de koran onderscheid tussen de getrouwe en ongetrouwe christenen en joden.
De Ongetrouwen: De koran beschrijft het gedrag van ongetrouwe christenen en joden als volgt:
De waarheid van de Schrift verbergend:
En wie is onrechtvaardiger, dan hij, die een getuigenis verbergt, die hij van Allah heeft? (Soera 2:140).
Het geven van onjuist onderwijs en het vergeten van wat zij van hun Schrift gehoord hadden:
En voorzeker, onder hen zijn er, die hun tong verdraaien, terwijl zij het Boek voordragen, opdat gij het van het Boek moogt achten, hoewel het niet van het Boek is. (Soera 3:78)
Zij rukken de woorden uit hun verband en hebben een deel van hetgeen hun was vermaand, vergeten. (Soera 5:13)
Winst slaan uit de Geschriften:
En toen Allah een verbond sloot met degenen, die het Boek gegeven was, zeide Hij: “Gij zult dit aan de mensen bekend maken en het niet verbergen.” Maar zij verwaarloosden dat voor luttel gewin. Kwaad was hetgeen zij in ruil namen. (Soera 3:187)
Sommige van de joden waren overtreders en die het Boek niet kenden schreven vals Schrift:
Maar de onrechtvaardigen vervingen het woord door een ander, dat niet tegen hen gesproken was. (Soera 2:59)
En sommigen hunner zijn ongeletterd; zij weten niets van het Boek, maar hebben hun valse denkbeelden: zij vermoeden slechts. Wee daarom degenen, die een boek met hun eigen handen schrijven en dan zeggen: “Dit is van Allah”, opdat zij er een onwaardige prijs voor kunnen nemen. (Soera 2:78-79)
De Getrouwen: De koran leert dat er getrouwe christenen en joden zijn:
Zij zijn niet allen gelijk. Onder de mensen van het Boek is een oprechte groep, die het Woord van Allah in de uren van de nacht opzegt en zich met het gelaat ter aarde werpt. Zij geloven in Allah en de laatste Dag en gebieden het goede en verbieden het kwade en wedijveren met elkander in goede werken. Dezen behoren tot de rechtvaardigen. En het goede dat zij doen, zal niet worden ontkend en Allah kent de Godvrezenden. (Soera 3:113-115).
En gij zult degenen die zeggen: “Wij zijn Christenen” het vriendschappelijkst vinden jegens de gelovigen. Dit is, wijl er onder hen geleerden en monniken zijn en wijl zij niet trots zijn. (Soera 5:85).