Kiest u maar: islam haten of omhelzen
Jacob Hoekman
Is de islam in zijn aard nu gewelddadig of niet? Voor een antwoord op die vraag zijn veel mensen afhankelijk van deskundigen. Maar welk antwoord die erop geven, ligt niet zo eenduidig. Naarmate het islamdebat langer voortduurt, wordt de strijd tussen duiven en haviken onder de arabisten steeds feller en heviger. En de toeschouwer mag kiezen wat hem bevalt.
Volgens wetenschapsfilosoof Michiel Leezenberg van de Universiteit van Amsterdam zijn er maar twee opties. Óf de bekende arabist prof. Hans Jansen –havik pur sang– snapt de tekst van de Koran niet, óf hij zet zijn publiek willens en wetens op het verkeerde been. In het eerste geval deugt hij niet als arabist, in het tweede geval is het nog veel erger.
Dat schrijft Leezenberg, zelf gespecialiseerd in de islam, in een vorig jaar verschenen artikel in het tamelijk onbekende tijdschrift ZemZem, dat veel artikelen over de islam publiceert. Jansens werk deugt niet op puur inhoudelijke en methodologische gronden, is de conclusie van Leezenberg. En, nog feller: „Het stemt nog meer tot nadenken dat blijkbaar geen collega-arabist de moeite neemt om dergelijk prutswerk aan de kaak te stellen.”
Dat laatste klopt niet helemaal; veel collega-arabisten hebben wel degelijk een mening over Jansen en een aantal van hen schroomt ook niet om die te ventileren. Bovendien is na verschijning het artikel van Leezenberg óók als prutswerk afgedaan.
De controverse is tekenend voor de stand van zaken in het huidige islamdebat onder de ongeveer dertig arabisten die aan de Nederlandse universiteiten werken. Als ze zich zelf al niet bij een van de twee kampen indelen, gebeurt dat wel door hun omgeving. Maar een uitsluitend ideologische stellingname voor of tegen de islam vertroebelt een eerlijke benadering van de religie die zich in nooit eerder vertoonde omvang in het Westen vestigt.
Islamofobie
Trouwens, niet alleen arabisten worden –terecht of onterecht– binnen de kortste keren ingedeeld in een bepaald kamp, hetzelfde geldt voor de media. „Van uw krant verwachten wij weinig anders dan ongenuanceerdheid en islamofobie”, zo verklaarde een bestuursvoorzitter van een moskee van orthodoxe signatuur vorige maand onomwonden tegenover deze krant zijn weigering om mee te werken aan een artikel.
Overigens is er ook een wisselwerking tussen media en arabisten: na de aanslagen van 11 september 2001 en de daaropvolgende islamitische terreurdaden is de focus van veel media voornamelijk gericht geweest op wat er mis is met de islam. Het stevige geluid van haviken als Hans Jansen –die zeer veel in de media is verschenen– en Leo Kwarten doet het daarbij beter dan de zeer genuanceerde opvatting van een duif als de vorige maand geëmeriteerde prof. P. S. van Koningsveld, die op zijn beurt met collega’s als Maurits Berger en Ruud Peters vaak een kinderlijke naïviteit ten aanzien van de islam is verweten.
Kinnesinne
Bij al dat geruzie links en rechts zit een deel broodnijd, erkent Van Koningsveld. „Jansen neemt een relatief uitzonderlijke positie in acht, maar dat zou je niet zeggen als je zijn presentie in de media in acht neemt. Ik denk wel dat dat bij sommige islamologen wrevel wekt. Mensen met een genuanceerdere visie kunnen zich achtergesteld voelen; dat stukje kinnesinne zit er zonder meer in.”
Jansen moet, vanuit Thailand waar hij nog tot de zomer bivakkeert, lachen. „Degenen die zich achtergesteld voelen, zijn onmachtige wetenschappers die het Westen, het christendom en de rede haten en die allen samen minder boeken verkocht hebben dan ik in mijn eentje.”
Ook de bewering dat hij een „relatief uitzonderlijke positie” inneemt, werkt bij Jansen op de lachspieren. Toch noemt hij geen namen van collega’s die dicht bij hem staan. „Dat zou de gedachtepolitie van de linkse kerk maar al te graag willen weten. Maar ik wil de jongeren in Nederland die nog niet gecorrumpeerd zijn, niet in hun carrière schaden. Anders krijgt zo iemand binnen de kortste keren de politiek correcte meute aan zijn broekspijpen, of erger. Wat het onderdrukken van de vrijheid van meningsuiting betreft kan Noord-Korea nog wat van de Nederlandse arabisten leren.”
Wel noemt Jansen namen van buitenlandse islamkenners aan wie hij zich verwant voelt: Bernard Lewis, Patrick Sookhdeo, Robert Spencer, Bat Yeor, Christoph Luxenberg, Ibn Warraq, „en ga zo maar door. Zegt u maar hoeveel u er hebben wilt. Maar helaas, wetenschap en onderzoek en rapportage zijn niet democratisch. Al was ik de enige, dan nog zou ik gelijk kunnen hebben.”
Laf en kortzichtig
De meeste arabisten in Nederland lopen helaas aan de leiband van de moslimorthodoxie, betoogt Jansen vanuit Thailand. „Ze zijn bang hun vrienden en hun informanten te verliezen als ze zich kritisch opstellen. Maar het tegendeel is het geval. Wie zich kritisch opstelt, wordt bedolven onder de informanten die komen verzekeren dat het in werkelijkheid nog erger is.” De heren collegae zijn, kortom, „laf en kortzichtig”, is zijn gekruide oordeel.
Van Koningsveld kent op zijn beurt echter nauwelijks arabisten en islamologen die aan de leiband van de moslimorthodoxie lopen, „en ik ken er heel veel. Je bent niet geloofwaardig als je zoals sommigen, en Jansen hoort daar zeker bij, allerlei negatieve en positieve waardeoordelen gaat afgeven. Dan ben je geen goede wetenschapper.”
De hoogleraar is bang dat collega Jansen pogingen om neutraal te zijn verwart met verbondenheid aan de moslimorthodoxie. „Maar dat ik altijd heb geprobeerd neutraal te zijn, is niet omdat ik bang ben mijn vrienden te verliezen, maar omdat ik werk overeenkomstig de methodische uitgangspunten van mijn wetenschapsbeoefening.”
Paradigmastrijd
Over welke methodische uitgangspunten gaat het dan? Die van de historisch-kritische godsdienstwetenschappen, betoogt Van Koningsveld. „Dat Leezenberg zo boos op Jansen wordt, is echt niet alléén broodnijd. Wat ook meespeelt, is hoe je je vak beoefent. Wat dat betreft zie ik vooral een paradigmastrijd tussen de islamologen. Mijn paradigma is te typeren als empirisch of historisch-antropologisch. Ik beschouw de godsdienst als onderdeel van de menselijke cultuur, en dus ook de islam.
Jansen daarentegen hanteert een fenomenologisch paradigma, waarbij hij vooral op bepaalde wezenskenmerken let. De islam is bij hem typisch dit of dat, hij is heel essentialistisch bezig.”
Van Koningsveld weet wel waarom zijn eigen benadering de voorkeur heeft. „Met alle respect, maar die fenomenologische benadering van Jansen was vooral gangbaar in de koloniale tijd, toen we in Nederlands-Indië zending bedreven en de islam het stempel moest krijgen van het christendom als superieure godsdienst in een superieure beschaving.”
„Beledigende onzin”, noemt Jansen dat. „In de koloniale tijd was het onderzoek naar de islam zeer praktisch ingesteld en sterk beschrijvend. Voor filosofische lariekoek als die van prof. Van Koningsveld was geen tijd en ruimte. De Amerikaanse geleerde Martin Kramer heeft in 2001 een aardig boek geschreven, ”Ivory Towers in the Sand”, over de manier waarop hoogleraren als Van Koningsveld de universitaire studie van de reëel bestaande islam gesaboteerd hebben, en de beoefenaars geïntimideerd. Dit alles tot schade van het Westen, dat zich het gevaar van de islam mede hierdoor niet voldoende bewust is.”
Europese islam
Zoals gezegd: fel en hevig. Daarmee is niets te veel gezegd om de strijd der islamologen te kenschetsen. Maar des te prangender is de vraag hoe het verder moet met de islam in het Westen. Zal er een Europese islam ontstaan? Zal de religie zich, na alle botsingen van het laatste decennium, voegen naar ‘onze’ gebruiken? Helaas lijkt ook die vraag niet op eenduidige beantwoording te kunnen rekenen.
Over de feiten is weinig verschil van mening. Concreet: geen enkele islamoloog zal betwisten dat er, óók in Nederland, geweld vanuit naam van de islam wordt gelegitimeerd. Maar is het glas halfvol of halfleeg? Is de islam in zijn aard gewelddadig of niet?
Nee, zegt prof. Van Koningsveld. „Dan kun je natuurlijk zeggen: Zie je wel, Van Koningsveld is een duif, maar ik ben zo vrij om te zeggen dat mijn benadering dichter bij de realiteit staat dan die van Hans Jansen als het gaat over de Nederlandse samenleving. Ik zie hier duidelijk een islam ontstaan die zich voegt binnen instituties die ons land al sinds eeuwen heeft ontwikkeld. En ik zie dat niet omdat arabisten dat zo graag willen zien, maar omdat de feiten mij daar gelijk in geven. Of de islam zich kan verzoenen met een secularistische maatschappij is in Turkije al heel lang de discussie. Natuurlijk zijn er groepen die theocratisch denken en ook ruimere erkenning willen van bijvoorbeeld het islamitisch familierecht. Maar die staan ook binnen de islamitische orde aan de rand, zoals Hizb ut-Tahrir.”
De benadering van Jansen is een heel andere, ziet Van Koningsveld. „Hij ziet gewelddadigheid wél als een kernkwestie in de islam. Het lijkt wel alsof hij een soort roeping voelt om daar steeds van te getuigen en voor te waarschuwen. Het heeft haast iets profetisch.”
Luther en Calvijn
Jansen: „Inderdaad denk ik, met paus Benedictus in de rede van Regensburg en vele anderen, dat het christendom een godsdienst van rede en liefde is, en de islam een godsdienst van geweld, gehoorzaamheid en onderwerping. Als het over geweld gaat, is het woord ”randverschijnsel” na 11 september, 7 juli, Van Gogh, Bali enzovoort bepaald niet meer van toepassing.
En trouwens, ook de geschiedenis is vol islamitisch geweld. Wat deden die Turken daar voor Wenen in 1683? De dialoog voeren? Natuurlijk niet. De handboeken van de sharia en de Koran met zijn commentaren en preken in de moskee staan boordevol rechtvaardigingen voor het gebruik van geweld en oproepen daartoe. Zet in een islamitisch land de tv aan, of in Nederland Al-Jazeera, en als het geen sportprogramma is zult u binnen minuten horen dat het Gods wil is dat het Westen vernietigd wordt.”
De gedachte van een Europese islam die Van Koningsveld ziet ontstaan, neemt Jansen dan ook niet voor zijn rekening. Maar uitsluiten doet hij het ook niet helemaal. „Elke godsdienst verandert. Maar het hangt erg af van de machthebbers hoe dat gebeurt. In Nederland gaan de machthebbers, de deskundigen en de elite van de moslims ervan uit dat veranderingen binnen de normatieve islam niet gewenst zijn. De moslimfeministe Nahed Selim is een eenzame uitzondering.”
En dan is er de niet-aflatende strijd van Jansen zelf, natuurlijk. Maar hij ziet het niet als zijn taak om bij te dragen aan de totstandkoming van zo’n Europese islam. „Nee, het is mijn taak aan mijn landgenoten te rapporteren, te beschrijven, misschien desgevraagd te waarschuwen, maar de islam zal zijn eigen Luther en Calvijn moeten produceren.”
--------------------------------------------------------------------------------
Duif: Van Koningsveld
Prof. dr. Pieter Sjoerd van Koningsveld nam vorige maand afscheid van de Universiteit Leiden. Hij was daar hoogleraar godsdienstgeschiedenis van de islam in West-Europa en oprichter van de opleiding islamitische theologie.
In het arabistendebat staat Van Koningsveld bekend als een van de meest gematigde en genuanceerde hoogleraren. Critici verwijten hem naïviteit ten aanzien van de ware aard van de islam.
--------------------------------------------------------------------------------
Havik: Jansen
Prof. dr. Johannes J. G. Jansen was tot mei vorig jaar bijzonder hoogleraar voor het hedendaags islamitisch denken aan de Universiteit Utrecht.
In het arabistendebat staat Jansen bekend als hoogleraar die zeer fel tegen de islam kan ageren. Door zijn veelvuldige mediaoptredens verkreeg hij grote bekendheid. Critici verwijten hem dat hij moslims te gemakkelijk over één kam scheert en dat hij slechts wil scoren bij het publiek.
http://www.refdag.nl/artikel/1407800/Ki ... elzen.html" onclick="window.open(this.href);return false;