Het Manwijf van Mekka – Op zoek naar de heidense oorsprong van Allah
Geplaatst op 7 december 2016
De islam doet zich voor als een ‘stoere mannen-godsdienst’, maar hoe mannelijk is eigenlijk een godheid wiens voornaamste symbolen bestaan uit een ‘baarmoeder’ (de halve maan) en een flamoesje (de zwarte steen in de Kaäba)? Deze vraag zult u in ‘wetenschappelijke’ vaktijdschriften over de islam niet vinden. Waarom niet? Omdat het stellen van deze vraag simpelweg ongewenst, oftewel niet politiek-correct is. De waarheid is echter altijd relevant, maar inzake islam bevindt u zich al gauw op glad ijs wanneer waarheidsvinding in het spel is. Daar waar in de westerse wetenschap op het gebied van het christendom een principieel onderscheid wordt gemaakt tussen christelijke theologie en godsdienstwetenschap, bestaat er op het gebied van de islam echter alleen islamitische theologie en pseudo-godsdienstwetenschap als afgeleide van deze theologie – het bestaan van de pedo-profeet, eh... ik bedoel pseudo-profeet Mohammed en de heilsgeschiedenis zoals de religieuze bronnen van de islam deze overleveren, worden ook heden door westerse ‘wetenschappers’ klakkeloos overgenomen en onderschreven, terwijl er in werkelijkheid nogal behoorlijk wat haken en ogen aan zitten.
De islam is als systeem van leerstellingen en rituelen niet het resultaat van een zogenaamde goddelijke openbaring, maar van een knap staaltje ‘multiculturele hybridisatie’, waarbij de hoofdingrediënten bestaan uit paganisme (heidendom), arianisme en gnostisch christendom. Onder het gewaad van de oorlogsgod Baäl (Hubal), waarmee de ‘macho-god’ Allah (‘de god’) zich heeft omkleed, bevindt zich echter onmiskenbaar Allat (‘DE godin’); zij belichaamt het concept van de moedergodin, de Magna Mater. Allat, de Artemis van Efeze, Astarte, Demeter of Kubaba, de ‘vrouwe van de Kubus’: het zijn allemaal regionale varianten van de moedergodin. Afgezien van kleine accentverschillen belichaamden deze godinnen dezelfde natuurkrachten en werden derhalve ook op vergelijkbare wijze vereerd. Graag wil ik met u in dit artikel het gangbare politiek-correcte discours verlaten en buiten de onbetrouwbare islamitische bronnen op zoek gaan naar de heidense identiteit van de Mohammedaanse maangodin, eh... god met het zwarte flamoesje.
De primordiale godheid die niet schept, maar zich manifesteert – het heidense godsconcept
Hoewel de islam het monotheïstisch concept van het christendom heeft overgenomen en zich veel van diens verhalen in de gnostische variant heeft eigengemaakt, zijn de verdere inhoud, symbolen en rituelen vooral van heidense oorsprong. Het is zinnig om eerst in grote lijnen het principe van het heidense god- en wereldbeeld uiteen te zetten, omdat hierover veel misverstanden bestaan. Ondanks dat veel postmoderne ideeën feitelijk een vorm van neopaganisme zijn, is het voor ons toch moeilijk dit verwarrende fenomeen juist te begrijpen. De reden is dat wij vanuit een monotheïstische grondslag naar de oude religies kijken, terwijl deze functioneerden op basis van kosmotheïsme. Het heidendom was zeker niet zo spiritueel zoals veel mensen wellicht veronderstellen, maar het was ook zeker niet atheïstisch.
Het monotheïsme met het concept van de scheppende God leren we pas kennen bij de God van Israël. Het heidense godconcept is daarentegen van een geheel andere orde. Er bestaat daarom nogal veel verwarring, bijvoorbeeld inzake het polytheïsme dat strikt genomen helemaal geen polytheïsme is – de heidense godheid schept niet, maar manifesteert c.q. emaneert zich in de werkelijkheid, oftewel alles dat bestaat is een uitvloeisel van een soort primordiale godheid. De Grieken noemden de eerste manifestatie van dit primordiale begin ‘Chaos’ (= niets), de Egyptenaren ‘Atoem’ (vorm: slang, scarabee, ram), de Feniciërs en Kanaänieten ‘Lotan’ (ook Leviathan, vorm: slang) en in Mesopotamië werd het ‘Tiamat’ (vorm: slang) genoemd – In de Bijbel wordt deze entiteit met name gesymboliseerd door de slang in het paradijs, de Leviathan en de draak (een draak is een slang met vleugels d.w.z. een vergoddelijkte slang), oftewel deze heidense godheid wordt gelijkgesteld met satan (Hebreeuws: ha satan = de tegenstander), de duivel (Grieks: diabolos = ‘hij die alles door elkaar gooit’ m.a.w. ‘hij die chaos /verwarring bewerkt’) die ook oude slang wordt genoemd (Openbaring 20:1-3).
Wat zo verwarrend is aan dit heidense concept is dat alle goden manifestaties zijn van diezelfde primordiale godheid: zo kan bijvoorbeeld Mardoek in de Babylonische mythologie wel de chaosslang Tiamat ‘doden’, beide vloeiden echter uit dezelfde bron voort en hebben derhalve dezelfde kernidentiteit – Alle heidense goden zijn in feite verpersoonlijkingen van kosmologische principes of menselijke begeerten, waarbij de sterrenhemel als zichtbare personificatie dient van de krachten en wetten die de waarneembare wereld ordenen – ‘God’ is niet zoals de monotheïstische God van de Bijbel een schepper die ontologisch geheel anders is dan de geschapen wereld, maar als het ware een kracht die de kosmos bezielt en zelfs met haar samenvalt, waarbij elke manifestatie, en dat geldt helemaal voor de materiële categorie, echter een teloorgang is van de perfectie en puurheid van het vermeende primordiale beginsel. Kortom, de werkelijkheid bestaat uit een hoop ‘maskers’ die zijn ontstaan door teloorgang van perfectie – houdt dit gegeven vast om de heidense oorsprong van het linkse idealisme te kunnen herkennen. De Griekse filosofen uit de klassieke oudheid waren allen heidenen en hingen aan het zojuist omschreven godsconcept – men verschilde in principe alleen van opvatting hoe zij het perfecte primordiale beginsel dat zij veronderstelden en god noemden, moesten beredeneren – bijvoorbeeld ‘het hoogste zijn’ bij Plato of ‘de onbewogen beweger’ bij Aristoteles.
De heidense triade van Allat en Hubal
In de heidense wereld ging het niet om persoonlijke devotie tot God in de zin van een directe relatie, maar om de kringloop der natuur goed te laten verlopen door middel van complexe rituelen en de goden, die voor een groot deel personificaties van de natuurkrachten waren, met offers gunstig te stemmen. De centrale godheid van het primordiale begin is nooit onderwerp van directe aanbidding geweest, slechts de afgeleide goden waarin hij zich manifesteerde genoten de aandacht van de gelovigen. Ten tijde van de Ramessiden (1306 – 1070 v. Chr.) ontstond in Egypte de gewoonte om de werking van de primordiale godheid, wiens verheven abstractie moeilijk te definiëren was, samen te vatten in een triade: de primordiale god schuilde achter Amon, manifesteerde zich als Re en verscheen als Ptah – Alle andere goden zijn afspiegelingen van deze drie hoofdgoden Amon, Re en Ptah, welke wederom in werkelijkheid dus een eenheid verbergen.
Op het Arabische schiereiland vereerde men in de 6e eeuw na Christus een vergelijkbare constructie met de triade Allat (= ‘DE godin’, de ‘Magna Mater’), Al-Oezza (de Morgenster – Venus) en Manaat (de belichaming van de tijd en de cyclus van de natuur, haar wetmatigheid en het noodlot). Daarnaast was in het Arabische pantheon ook de mannelijke maangod Hubal (hu=de, bal=baäl = ‘de heer’) van groot belang, die in die tijd werd geacht de ‘vader’ van deze goden-triade te zijn – Ik vermoed dat dit door het toenemen van het paternalisme in de Arabische cultuur zo in haar mythologie is gegroeid.
Ten eerste bezit Allat als moedergodin de overkoepelende kwaliteiten van ‘haar zussen’ en moet derhalve het oorspronkelijke hoofd van de triade zijn geweest – ook Manaat (als verschijning van de triade-eenheid) werd bovendien als lotgodin met de maansikkel geassocieerd. Daarnaast is de mannelijke identiteit van de maangod Hubal opmerkelijk, aangezien er nauwelijks een universeel symbool bestaat dat vrouwelijker is dan de maan. De maan was echter het meest aanbeden hemellichaam in Arabië en is mogelijk daarom gekoppeld aan Hubal (hu = DE bal = Baäl, de ‘Heer’), mogelijk een adaptatie van de storm- en oorlogsgod Baäl als nieuwe mannelijke leider van het pantheon – er zijn ook wetenschappers die overigens een verband leggen tussen Hubal en de Hindoeïstische Shiva, die als god van ‘leven en dood’ ook een maansikkel bij zich draagt. Aangezien de goden van het heidendom slechts afspiegelingen van de abstracte primordiale godheid zijn, was zo een pantheon niet zo heilig als wij wellicht denken.
Mythologieën waren door interactie met andere volken en culturele tradities gevoelig voor verandering – de postmoderne oecumenische en interreligieuze instelling heeft haar basis zonder meer in de holistische grondslag van het heidense kosmotheïsme. Ook in het heidendom van West-Europa zijn de vrouwelijke maan en de mannelijke zon door ‘vernieuwde inzichten’ uiteindelijk in de mythologie van geslacht veranderd, denk maar aan het Duits: ‘der Mond’ en ‘die Sonne’ tegenover het Spaanse ‘la Luna’ en ‘el Sol’.
Met het inlijven van Baäl als hoofd van het Arabische pantheon is mogelijk een synchronisatieprobleem ontstaan, aangezien zowel Baäl (Hubal) als Allat vruchtbaarheidsgoden zijn en ja..., wie aanbid je dan op dat gebied? De hypothese dat Allah (‘de god’) een andere naam is voor Hubal alias De Baäl (‘de Heer’) en dat deze de andere goden onder zijn gedaante heeft ingelijfd (zoals in feite reeds bewezen door het plaatsen van Hubal boven de vrouwelijke triade) is helemaal zo gek nog niet. Wegens gebrek aan schriftelijke bronnen is het onmogelijk om de exacte gang van zaken te achterhalen, waarover de archeologie ons ook niks kan zeggen. Hoe dan ook, alle heidense goden zijn sowieso slechts manifestaties van dat ene primordiale beginsel: de chaosslang.
De maan: een ambigue symboliek
Astrologisch gezien wordt over het algemeen de zon als mannelijk en de maan als vrouwelijk hemellichaam gezien: ten eerste ‘ontvangt’ de maan het licht van de zon, met wie zij bij een zonsverduistering gemeenschap zou hebben. Ten tweede loopt de maancyclus praktisch parallel aan de menstruatiecyclus (de naam zegt het al) van de vrouw. Het feit dat vrouwen kinderen baren en dat zij tijdens hun ‘maan(d)stonden’ bloed vloeien zonder gewond te zijn, maakte in de oudheid erg veel indruk – de maan is derhalve een belangrijk symbool voor de moedergodin, de Magna Mater zoals de Romeinen haar noemden, de vruchtbaarheidsbelichaming bij uitstek – in feite wordt zij heden ten dage in het ecologische denken vereerd als ‘Moeder Aarde’ en ‘Moeder Natuur’. De halve maan wordt in verband met de vruchtbaarheid symbolisch met de moederschoot geïdentificeerd.
De symboliek van de maan is echter ambigue, want waar op aarde leven is, heerst ook de dood – De maansymboliek is in dit verband zeer nauw verbonden met de slangensymboliek. Zowel de slang als de moedergodin, gesymboliseerd door de maan, hebben in het oude Oosten een tweeledige functie: Enerzijds symboliseren zij duisternis (chaos) en dood, maar anderzijds ook wijsheid (denk maar aan Sophia, de godin van de wijsheid – de Grieken in Palmyra identificeerden de Arabische Allat overigens met Athene, hun versie van Sophia) en vruchtbaarheid. De maan is in haar opkomende en ondergaande verschijning het zinnebeeld voor geboorte en dood, regeneratie – het ‘sterven’ en ‘verrijzen’ van de seizoenen.
De moedergodin is niet zo liefdevol als de betrouwbare en genadige Vader uit de Bijbel, maar een grillige en meedogenloze vrouw – ondanks haar wijsheid en vruchtbaarheid is zij juist een duister symbool, want ze heeft niet alleen de kracht om te geven, maar bovenal om te nemen: ‘Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren'(Genesis 3:19) – dit gegeven wordt op symbolische wijze door de halve maan (maansikkel), van punt (geboorte) tot punt (dood), uitgedrukt. De massale verering van de vruchtbaarheidsgodin is in een wereld zonder sociale voorzieningen niet moeilijk te begrijpen: het gebrek aan kinderen betekende bittere armoede en de verzekering van een vroege dood – trouwens tot in de 20e eeuw betekende kinderloosheid ook bij ons een zeer moeizame oude dag.
Allat = Cybele (Kubaba), de strenge maagd
Wij richten ons dadelijk op Cybele, de Anatolische ‘zus’ van Allat. Haar cultus was zo geliefd dat zij uiteindelijk in het Romeinse Rijk wijdverspreid en algemeen gepraktiseerd werd. Door dit feit is er relatief veel over haar vereringscultus overgeleverd. Bij de Hettieten werd de godin Kubaba = ‘vrouw van de kubus’ genoemd – U vermoedt al waar de naam Kaäba (= kubus) vandaan komt... Allat is Kubaba, de Vrouw van de Kaäba (kubus). De godin werd net als haar equivalenten Cybele en Artemis (van Efeze) gesymboliseerd door een zwarte meteoriet, die het belangrijkste object van verering was. Heden ten dage bepaalt deze ‘al-Hajar-ul-Aswad’ de gebedsrichting (qibla) voor moslims en moet men tijdens de Hadj zeven maal rondom haar lopen, waarbij het een pre is haar te kussen of te strelen. Het object heeft een doorsnede van zo’n 30 cm en is gevat in een zilveren band in de vorm van een vrouwelijk geslachtsorgaan. Als man mag men haar niet onbesneden benaderen...
De moedergodin was weliswaar een symbool voor vruchtbaarheid, toch waakt ze consequent over haar maagdelijkheid. Wij kunnen dat ons misschien heden niet zo goed voorstellen, maar maagd zijn betekende in de oudheid voor een vrouw juist kracht en zelfstandigheid – een getrouwde vrouw was in alles ondergeschikt aan haar echtgenoot en verloor na het huwelijk in principe haar individualiteit. Om haar maagdelijkheid te bewaren nam de moedergodin meedogenloze maatregelen... Je kon als man niet zomaar het heiligdom betreden, laat staan een priester zijn.
De Dag van het bloed
Het vereren van de moedergodin was een bloedige bedoeling. De belangrijkste dag van het jaar was de 24e van maart, waarop ter ere van de godin een ‘lentefeest’ werd gevierd: het
Dies sanguinis = ‘de Dag van het bloed’. Onder invloed van verdovende middelen begaven de gelovigen zich in trance en verwondden zichzelf met scherpe objecten, waarna ze het beeld van de godin (de zwarte steen?) met hun bloed besproeiden – komt u dit bekend voor? Inderdaad, het
Dies sanguinis wordt nog steeds, het zij in aangepaste vorm, gevierd: het Sjiitische Asjoerafeest – Overigens, ook de aanhangers van Baäl (Hubal), die ook dienst deed als vruchtbaarheidsgod, hebben dergelijke praktijken gepraktiseerd (zie bijvoorbeeld 1 Koningen 18:28).
De ‘feestelijke ’dag eindigde nog bloediger: met scherp geslepen scherven ontmanden de gelovigen zichzelf en legden hun afgesneden scrotum in een votief-schaal om het als offer aan de godin aan te bieden. Het moet er voor de Kaäba bloedig hebben uitgezien... Gaat het bij de islamitische besnijdenis wel werkelijk om circumcisie naar Abrahamitisch voorbeeld, zoals de officiële islamitische theologie en de politiek-correcte ‘wetenschappers’ ons willen doen geloven, of gaat het hierbij in werkelijkheid om een symbolische ontmanning/castratie ter ere van Allat, de Vrouwe van de Kaäba?
De rondgang rond de Kaäba
In het kader van de Tawaf (de rondgang om de Kaäba) is er nog iets interessants te melden. Naast gecastreerde mannelijke priesters zou de moedergodin ook priesteressen in dienst hebben gehad. Het verhaal gaat dat deze zeven maal naakt om het zwarte flamoesje van de Kaäba liepen en dat de Tawaf hieruit is ontstaan. Het ritueel van deze priesteressen zou een echo van een oudere cultus rond de Sumerische godin Inanna (Babylonisch: Ishtar; equivalent van de Arabische Al-Oezza ) zijn en verwijzen naar de zeven poorten tot de onderwereld. De poortwachters eisten dat Inanna/Ishtar/Al-Oezza haar gewaad uittrok, zodat zij naakt verscheen voor haar oudere zuster, de godin Ereshkigal = Allat). Ik moet naar alle eerlijkheid zeggen dat ik op dit punt geen werkelijk betrouwbare informatie heb kunnen vinden, dus misschien dat er lezers zijn die dit uit betrouwbare bronnen kunnen bevestigen of ontkrachten?
Conclusie
In feite geeft de islamitische vlag met de maansikkel en de ster reeds het antwoord op de vraag welke heidense goden zich achter het masker van Allah verbergen: de maan- en oorlogsgod Hubal (DE ‘Heer’) en de godinnen-triade rondom Allat (DE ‘Godin’) – de Morgenster is het symbool van Al-Oezza, één van de verschijningsvormen van deze moedergodin. De rituelen rondom de Kaäba en de zwarte steen zijn overduidelijk afkomstig van de vruchtbaarheidssymboliek rondom deze Magna Mater. De Jihad lijkt met de wetenschap dat Hubal een oorlogsgod was een logisch gevolg. Het allerbelangrijkste om te beseffen bij de goden van het heidense kosmotheïsme is dat ze niet werkelijk polytheïstisch zijn, maar allemaal uitvloeiende manifestaties van eenzelfde primordiale chaos. De Bijbel definieert dit heidense godsconcept als ‘Leviathan’ of ‘de Oude Slang’...
De hamvraag blijft echter overeind: Zijn alle moslimmannen nu symbolisch gecastreerd? – Tot een daling van testosteron en agressie heeft het jammerlijk niet mogen leiden.
Literatuur: Mai, K.-R., Die Geheimen Religionen (Ehrenwirth Verlag/Köln), 2012
http://www.kaaba-taaba.nl/kaaba/kaab
Door: “Bolle Jan”
https://ejbron.wordpress.com/2016/12/07 ... van-allah/