Venezuela is een live experiment, dat aantoont: Socialisme produceert armoede!
Geplaatst op 16 augustus 2018
Zou een wereld zonder egoïsme en privébezit geen rechtvaardiger, dus een betere wereld zijn? Zo denken in het Westen veel intellectuelen. Ze kennen het socialisme meestal van horen zeggen. Wie echter werkelijk in socialistisch beheerde armoede leeft, wil vooral graag maar één ding: meer vrijheid en welvaart, dus meer kapitalisme.
Al menig politicus heeft armoedebestrijding tot het hoogste doel van zijn inspanningen verklaard. Tot hen behoren ook Venezuela´s voormalige president Hugo Chávez en zijn opvolger Nicolás Maduro. Hun recept heette: socialisme. Maar nu weten we: door de volledige nationalisatie van de economie is de armoede in Venezuela enorm toegenomen. De ellende grijpt om zich heen, honderdduizenden vluchten naar het buitenland, mensen lijden honger, de valuta stort in, de productie daalt dramatisch. Om aan de macht te blijven, houdt de regering de bevolking in gijzeling en onderdrukt elke vorm van oppositie.
Venezuela toont voorbeeldig aan waarom socialisme, ongeacht de beste bedoelingen, niet in staat is om armoede te overwinnen, maar te vermeerderen. De politiek van Chávez en Maduro is gebaseerd op de strijd tegen eigendom en private beschikkingsmacht over de productiemiddelen. Ze schakelt het prijsmechanisme van de markt uit, reguleert, commandeert en verlamt het productieproces. De arbeidsmarkt wordt geboeid, ieder eigen initiatief wordt vernietigd. Socialistische overmeestering van armoede doelt niet op de stijging van de productiviteit door vrijwillig economisch handelen, maar probeert het doel door de gedwongen verdeling van sociale weldaden te bereiken. Zodoende wordt armoede alleen maar verdoezeld, doordat de mensen in toenemende mate afhankelijk worden van de staat.
Het falen van de intellectuelen
Zo daalde niet alleen de economische prestatie dramatisch, er ontstond ook een corrupte bureaucratische verdelingselite, die van het systeem profiteert en zich eraan verrijkt. In het reëel bestaande socialisme wordt je niet, zoals in het kapitalisme, rijk door winstgevend en innovatief te handelen, maar als je aan de hefbomen van de macht zit en bronnen verdeeld, die de staat onttrekt aan de productieve sectoren van de samenleving. Inmiddels zijn meer dan een miljoen hooggekwalificeerde geschoolde arbeidskrachten geëmigreerd.
De economische problemen van Venezuela bestonden al lang voor Chávez´ “revolutie”. De strijd tegen kapitalisme en markteconomie was al in de jaren-70 met de economische teloorgang van het land ingezet. Chávez poseerde als redder – en het aanvankelijk succes leek hem gelijk te geven. Dat was alleen maar mogelijk, omdat de olie borrelde en in de jaren van de hoge olieprijzen ook de staatsinkomsten. Linkse intellectuelen in Europa en de VS prezen Chávez´ politiek van de armoedebestrijding als voorbeeldig, ja, als model voor de hele wereld.
Maar toen daalde de olieprijs. In plaats van in de vette jaren reserves aan te leggen, had het Chavisme altijd maar alleen met volle handen uitgedeeld. Dat moest hij nu verder doen, de staatsschuld nam toe, de bankbiljetpersen draaiden op volle toeren. Tegenwoordig heerst er een galopperende inflatie, en de mensen kunnen nauwelijks meer iets kopen met hun geld.
Wat uniek is aan de ontwikkeling van Venezuela: het proces van de socialistische waardevernietiging kon zich als het ware onder laboratoriumomstandigheden afspelen. De hoge olie-inkomsten maakten het mogelijk dat het werk van de economische vernietiging lang onzichtbaar bleef. Nu echter wordt des te duidelijker wat socialisme eigenlijk is: een machinerie van waardevernietiging en armoedeproductie, die bovendien de mensen in politieke knechtschap en een democratisch land in de dictatuur leidt.
Meer kapitalisme
Armoede laat zich niet door “rechtvaardiger” verdeling van bronnen bestrijden, maar alleen door economische groei en toegevoegde waarde. Het economisch systeem dat werk, productiegroei en zodoende welvaart creëert, heet kapitalisme – in de woorden van
Ludwig von Mises: privébezit aan productiemiddelen, zakelijke initiatieven en vrijwillige ruil.
Pas wanneer we begrepen hebben hoe toegevoegde waarde geschiedt en welvaart ontstaat en dat daarvoor niet alleen politieke, maar ook economische vrijheid nodig is – pas dan hebben we begrepen waarom Venezuela mislukt is. Dan begrijpen we ook waarom andere Zuid-Amerikaanse landen zoals Chili, Peru en Colombia, wellicht weldra ook Argentinië, zich op de weg van de toenemende welvaart bevinden: omdat zij in tegenstelling tot Venezuela kapitalistischer geworden zijn.
De armen hebben het kapitalisme nodig, terwijl het door economisch ongeïnformeerde westelijke welvaartsburgers en intellectuelen, die zich dat kunnen veroorloven, wordt gedemoniseerd. Maar ook in het Westen hebben wij de historisch unieke welvaart te danken aan het kapitalisme, beter gezegd: aan datgene wat er van over is. Nauwelijks iemand waagt het om de vraag te stellen: wat zou er gebeuren wanneer we niet een staatsquotum van 50%, maar van – laten we zeggen – 25% zouden hebben, wanneer er dus sprake zou zijn van meer economische vrijheid, eigen initiatief en ondernemende speelruimte? Daarvoor is een beetje fantasie nodig. Maar dat zou toch een vraag kunnen zijn, die beantwoord zou kunnen worden door enkele slimme intellectuelen.
(Professor Dr. Martin Rhonheimer doceert ethiek en politieke filosofie aan de Pauselijke Universiteit Santa Croce in Rome en is president van het Austrian Institute of Economics and Social Philosophy in Wenen. Hij is de auteur van talrijke boeken in meerdere talen. Een lijst van publicaties is op zijn universiteitswebsite te vinden.)
Bron:
www.nzz.ch
Door: Prof. Dr. Martin Rhonmeier
Vertaald uit het Duits door: E.J. Bron
https://ejbron.wordpress.com/2018/08/16 ... t-armoede/