Vrucht van de boom - geschiedenis van de islam

Deze afdeling dient niet voor discussies. Het is een databasis van documenten, websites, boeken en andere bronnen teneinde sceptici te voorzien in materiaal om hun artikels op te stellen, zodat ze islam kunnen weerleggen. Plaats uw links in de juiste topic. Indien u een nieuwe topic wil inleiden, gelieve mij dat dan eerst te laten weten, we willen gelijklopende topics vermijden. Geen copy paste. Geef volledige referenties en ga na of uw bron betrouwbaar is. Indien u één van de aangehaalde bronnen wil weerleggen, vragen wij u dat te doen in de andere afdelingen van dit forum.
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Vrucht van de boom - geschiedenis van de islam

Bericht door Pilgrim »

Afbeelding

Lees HIER “Vrucht van de boom” (PDF)
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Hans v d Mortel sr
Berichten: 17465
Lid geworden op: za jun 18, 2011 7:07 pm

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Hans v d Mortel sr »

Ik zou altijd iets over de inhoud vertellen.

Lijkt mij wel zo normaal en klantvriendelijk.
Ik weet niks met zekerheid. Ik ben ontoerekeningsvatbaar gelovig atheïst wegens gebrek aan de vrije wil.
Gebruikersavatar
Ariel
Berichten: 89717
Lid geworden op: wo apr 07, 2004 10:30 pm

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Ariel »

Samenvatting “Vrucht van de boom”

Dit is een dossier over de gevolgen van de Jihad. Het vertelt hoe de Islam is verspreid en laat ook zien wat de gevolgen waren. De samensteller heeft een chronologie van de Jihad samengesteld, gebruikmakend van bronnen die vooral uit het Engelstalige gebied afkomstig zijn. De Koran blijft voornamelijk dicht, het gaat in dit dossier om de gevolgen van de Jihad en niet om de inhoud van de Islam. Voor het historische gedeelte van dit boek heeft hij voor een chronologische benadering gekozen en vertelt het dossier een doorlopend verhaal.

Eerst werd Arabië door de Jihad veroverd, daarna was Egypte aan de beurt, waarna Perzië werd aangevallen. De expansie naar Nubië mislukte, mede doordat het gebied zo arm was dat er voor de Moslims niets te halen viel. De verovering van Noord Afrika begon in Egypte waar alle steden werden veroverd. In Alexandrië werd de beroemde bibliotheek verbrand; een onherstelbare klap voor de beschaving. De Berbers in Noord-Afrika hebben zich gedurende twintig jaar hevig verzet tegen de Arabieren. In Frankrijk werden de Islamieten bij Tours beslissend verslagen. In het oosten konden de Byzantijnen tot de slag bij Manzikert stand houden, maar daarna werden ze steeds verder teruggedrongen totdat Constantinopel als laatste bolwerk viel. Daarna was de Balkan en Oost Europa eeuwen lang een slagveld met ontelbare slachtpartijen. In onze tijd zijn de Turken nog steeds gewelddadig bezig met Cyprus en de Koerden en worden zelfs de laatste Armeniërs en andere Christenen bedreigd.

De Islamieten vernietigden bijna overal waar ze kwamen de bestaande taal en cultuur en vervingen die in veel gevallen door hun eigen taal en de Islam. De Arabieren, de Turken en andere islamieten verwoestten tienduizenden kerken en ook dat gebeurt op diverse plaatsen nog steeds; zoals in Egypte, Nigeria en Indonesië. De Arabieren hebben in het Midden Oosten, Klein Azië en Noord-Afrika meer dan de helft van de toenmalige Christelijke wereld zo grondig weggevaagd, dat er op een incidentele mozaïekvloer na, bijna niets meer van is terug te vinden. De veroveringen gingen meestal gepaard met moord op de weerbare mannen en verkrachting en slavernij voor de vrouwen en kinderen; honderden miljoenen waren er het slachtoffer van.

De Jihad is in de islamitische geschiedenis ook steeds gepaard gegaan met grootschalige slavernij. In dit dossier wordt daarom ook aandacht besteed aan de slavernij en de islamitische connectie daarvan. Daarna komt de tijd na 1900 in beeld. Er wordt aandacht besteed aan de wrijving tussen het Christendom en de Islam, die zich voor een deel in het Midden-Oosten afspeelt. In samenhang daarmee gaat het ook over de verborgen agenda van de EU en de Islam in relatie tot de Jihad en de gevaren die de Europeanen daardoor bedreigen. Het gaat dus niet alleen over de geschiedenis van de Islam en de Jihad, maar ook over de invloed die deze ideologie op de wereld van vandaag heeft.
De samensteller geeft geen interpretatie van de informatie, maar hij vindt dat de chronologie van de Jihad wel een duidelijk patroon vertoont, namelijk dat de Islam niet zal rusten voor gehele de wereld is veroverd! De Jihad loopt als een rode draad door de geschiedenis van Europa, Azië en Afrika. De hedendaagse Moslims proberen ons te laten geloven dat de Islam voornamelijk op vreedzame wijze is verspreid. De snelheid waarmee de islamitische expansie zich voltrok, kan echter alleen worden toegeschreven aan het feit dat die voornamelijk werd bereikt met militaire middelen; daarvan zijn overvloedige bewijzen voorhanden.

Dit dossier behandelt een aantal van die bewijzen die, waar mogelijk, zijn geïllustreerd met verslagen van ooggetuigen. Doordat van de bronnen veel niet in het Nederlands is vertaald, is in de informatie die ze bevatten voor de meeste Nederlanders onbekend. Dit dossier is een poging om deze leemte op te heffen en het wil de slachtoffers van de Jihad aan de vergetelheid ontrukken. Het dossier is daarom aan hen opgedragen en hun stem wordt gehoord in de ooggetuigen verslagen die in de tekst zijn opgenomen. Het is een schokkend verhaal geworden en vormt stof tot nadenken.

Over de samensteller van dit dossier:
Peter Bontenius is een pseudoniem. Hij heeft een passie voor geschiedenis en hij is uit nieuwsgierigheid aan dit dossier begonnen. Hij heeft zich verbaasd over de gewelddadigheid van de Jihad en de naïveteit van de gevestigde orde ten opzichte van de Islam.
The heart of the wise inclines to the right,
but the heart of the fool to the left.
Gebruikersavatar
Hans v d Mortel sr
Berichten: 17465
Lid geworden op: za jun 18, 2011 7:07 pm

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Hans v d Mortel sr »

De Koran hê!

Moslims geloven in de Koran als het boek van Satan Mohammed Allah. De oorzaak van alle Jihad is dit:

KORAN 48:28 - God zal de islam laten zegevieren.

De ellende met Mohammed-aanbidders is dat ze behoren tot de unieke mislukte mensensoort moslims die overtuigt is dat Allah niet buiten de hulp van 1,8 miljard moslims kan.
Ik weet niks met zekerheid. Ik ben ontoerekeningsvatbaar gelovig atheïst wegens gebrek aan de vrije wil.
Gebruikersavatar
sjun
Berichten: 12549
Lid geworden op: zo mei 11, 2014 8:29 pm
Locatie: Visoko

Re: Vrucht van de boom

Bericht door sjun »

Hans v d Mortel sr schreef:Ik zou altijd iets over de inhoud vertellen.

Lijkt mij wel zo normaal en klantvriendelijk.
Ik zou toch ook zeker het hele boek waarnaar gelinkt wordt zelf even doornemen. Een kleine 370 bladzijden, inclusief verwijzingen en literatuurlijst.
Uitprinten kan ook want het gaat om een pdf bestand. Daarnaast is het verstandig deze kennis zowel mondeling als digitaal te verspreiden omdat we allemaal een maatschappelijke verantwoording voor overdracht van kennis hebben. Langs die weg voorkomen we immers dat toenemende verdomming de maatschappij gaat verlammen en omvormen.

Het boek komt samengevat neer op: Aan de vruchten van de boom in de wereld en historie is de inhoud van islam te herkennen.
Het recht op vrije meningsuiting wordt algemeen geaccepteerd, totdat iemand er daadwerkelijk gebruik van wil maken.
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 1)

Geplaatst op 3 oktober 2019

Afbeelding

Omdat ik maar al te goed weet dat niet alle mensen zin en tijd hebben of tijd willen vrijmaken. wil ik hier een verkorte versie van het boek “Vrucht van de boom” weergeven, waardoor het boek toch kans heeft om begrepen te worden door de lezers van “E.J. Bron”. Het zal gaan om meerdere artikelen die zullen bestaan uit een aantal gekopieerde delen van het boek die naar mijn mening de echte waarheid over de zogenaamde religie van de “vrede” het beste duiden.

Elke 2 dagen wil ik hier een paar stukken uit het boek plaatsen om meer duidelijkheid te geven aan de bijna onnoemelijke wreedheid van de jihad die ons zo graag voorgespiegeld wordt door mensen die totaal niks begrepen hebben van de werkelijke aard van de islam.

Het kan zijn dat er lezers zijn die of niet echt geïnteresseerd zijn in het geheel en dus op hun dooie gemak gaan zitten wachten op het moment dat hun keel doorgesneden wordt ofwel als dhimmi door het leven mogen gaan en de rest van hun ellendige leven de jaarlijkse Jizya mogen betalen, waarvan de hoogte bepaald wordt door de toevallig langskomende moslim die enige status heeft in de islamitische hiërarchie.

Laat ik beginnen met het leven van Mohammed vanaf het moment dat hij zijn zogenaamde boodschappen van een engel kreeg toegespeeld tijdens zijn epileptische aanvallen.

Epilepticus

Mohammed leed aan epileptische aanvallen die hallucinaties veroorzaakten en die hem deden geloven dat hij daardoor de woorden van Allah kreeg ingegeven. In 610 ontvangt hij, als hij in een grot mediteert, zijn eerste van vele boodschappen. Ze zijn later opgetekend in de Koran, die hij volgens de overlevering rechtstreeks van Allah zou hebben gekregen. Aantoonbaar is dat Mohammed zeker een deel van de inhoud van de Koran in een verbasterde vorm ontleende aan andere bronnen, onder welke het Oude Testament en het Nieuwe Testament een belangrijke plaats innemen.

Rond 612 begon Mohammed zijn eerste preken te houden en om legitimiteit te geven aan zijn boodschap zei hij dat de tekst afkomstig was van een God die hij Allah noemde. Niemand mocht de woorden veranderen om alle kritiek bij voorbaat uit te sluiten. Hij begon te vertellen dat God hem als zijn boodschapper had gekozen en dat er een God was die tot hem sprak tijdens zijn epileptische aanvallen. Dat ging zogenaamd via de engel Jibril (Gabriël). (...)

Zijn eerste bekeerling was zijn eerste vrouw Khadidja; zij was voor haar bekering christin. Door haar raakte de analfabete Mohammed bekend met de Bijbelse verhalen, en dat lijkt de reden dat hij verbasterde delen van de Bijbel heeft opgenomen in de Koran. In Mekka kreeg Mohammed de steun van zijn oom Abu Talib, maar al snel kwam er weerstand tegen Mohammed´s boodschap.

In 619 overleed Khadidja en daarna ook zijn oom Abu Talib. De Quraish aristocratie in Mekka maakte daarna plannen om hem te vermoorden en in 622 maakte hij met Aboe Bakr de lange reis, die bekend staat als de verhuizing, de Hidjra naar Jathrib. Die stad werd vanaf toen Medinat al-Nabi, of Medina genoemd, de ‘stad van de Profeet’. Deze vlucht markeert het begin van de islamitische jaartelling.

Aantrekkelijkheid
Een belangrijke reden voor velen om tot de islam toe te treden, was het vooruitzicht om de vijand te kunnen plunderen en ook omdat de gevangen vrouwen door Mohammed onder zijn volgelingen werden verdeeld. Het waren dus geen verheven redenen waarom Mohammed zijn eerste bekeerlingen kreeg in Medina. Hij had ook veel tegenstanders onder de Arabieren daar. Prominent onder hen waren de dichters. Mohammed liet een aantal van hen vermoorden om hun tegenwerking en kritiek te stuiten.

M.A. Kahn concludeert:

”In ieder geval is de grondlegging van de islam door profeet Mohammed en de daarop volgende geschiedenis overdekt met talloze veldslagen en oorlogen, die honderden miljoenen levens hebben gekost.”

Bat Ye‘or schrijft:

“De Arabische kolonisatie ging vergezeld van de deportatie van dhimmi bevolkingen (…). De werkers werden gedeporteerd naar regio’s waar de bevolking was gedecimeerd en in slavernij weggevoerd (...) Syriërs, Kopten, Armeniërs, Joden, christelijke Nestorianen, Melkieten en Hindoes werden in de loop van de Arabische kolonisatie gedeporteerd.”

Dit is in flagrante tegenspraak met de beweringen van sommige pro-islam schrijvers, die ons willen doen geloven dat de islam op vreedzame wijze zou zijn verspreid!

Jihad in Arabië

Rooftochten en veldslagen
Binnen een jaar na zijn vestiging in Medina begon Mohammed regelmatig de karavanen van de Mekkanen te overvallen als die aan Medina voorbijtrokken. Zo organiseerde hij tussen 622 tot 630 ongeveer 66 van dergelijke strooptochten en oorlogen, waarvan hij er persoonlijk 28 leidde. De Arabieren waren van oudsher gewend om af en toe karavanen van andere Arabieren en andere doortrekkende kooplieden te overvallen. Deze rooftochten waren algemeen geaccepteerd. De belangrijkste rooftochten en veldslagen waar Mohammed zelf aan deelnam, worden door M.A. Kahn genoemd:

In 623 waren dat: Waddan, Safwan en Dul-Ashir;
624: Nakhla, Badr, Banu Salim, Eid-ul-Fitr, Zakat-ul Fitt, Qaynuda, Sawiq Ghaftan en Bathan;
625: Ohud,Humra-ul-Asad, Banu Nadir en Dhatur-Riqa;
626: Badru-Ukhra, Dumatul-Jandal en Banu Mustalaq Nikah;
627: de Loopgraaf, Ahzab, Banu Qurayza, Banu Lahyan, Ghaiba en Khaybar;
628: de tocht naar Hudaybiya;
630: de verovering van Mekka, Hunsin en Tabuk.

In totaal waren dat 28 belangrijke rooftochten en veldslagen waaraan Mohammed persoonlijk deelnam. Het valt daarom niet moeilijk te verdedigen dat het begin van de verspreiding van de islam met nogal wat geweld gepaard is gegaan. We zullen enkele gebeurtenissen nu wat nader bekijken.

De overval van Nakla
In januari 624 stuurde de Profeet een groep strijders onder commando van Abdullah ibn Jahash op pad om een Mekkaanse karavaan aan te vallen bij de plaats Nakla, op negen dagreizen van Medina en slechts twee dagen van Mekka. Toen hij hem op weg stuurde, gaf de Profeet hem een brief mee en beval hem die pas te openen nadat ze twee dagen op reis waren. Abdullah opende de brief na de voorgeschreven tijd en las:

“Als je deze brief van mij hebt gelezen, ga dan verder tot je bij Nakhla bent tussen Mekka en Al-Taíf. Ga daar in hinderlaag en wacht op de Quraish karavaan”.

Abdullah en zijn mannen deden dit. (...) Toen de karavaan binnen hun bereik kwam, vielen zij die aan: een lid van de karavaan werd gedood en twee werden er gevangen genomen en nog een ontsnapte. Ze keerden naar Medina terug met de karavaan en de twee gevangenen.

Hier even een opmerking van mijn kant. Het is algemeen bekend dat Mohamed een totale analfabeet was, maar het zou kunnen zijn dat hij deze brief door een van zijn medestanders heeft laten schrijven, waarbij bij mij dan nog steeds de vraag open blijft; Waarom werden deze zogenaamde boodschappen dan niet opgeschreven door zijn volgelingen??

Het was de heilige maand Rajab, een van de vier maanden van het jaar waarin vechten en bloedvergieten verboden was in de Arabische traditie. Deze inbreuk op de eeuwenoude traditie veroorzaakte grote verontwaardiging en protest bij de burgers van Medina, waaronder een aantal volgelingen van Mohammed. Dit bracht de Profeet in een vervelende situatie. Hij probeerde zich in eerste instantie te distantiëren en de schuld op de daders te leggen. Maar toen hij bemerkte dat Abdullah en zijn metgezellen daardoor gedesillusioneerd raakten (wat ontmoedigend zou zijn voor toekomstige overvallen) kwam Allah snel met het verlossende woord om het bloedvergieten te rechtvaardigen, zelfs als het in de gewijde maand plaatsvond.

“Zij vragen u omtrent het vechten in de heilige maand. Zeg: ´Het vechten hierin is een grote overtreding, maar de mensen van de weg van Allah af te houden en Hem ondankbaar te zijn en (de toegang tot) de Heilige Moskee (te verhinderen) en haar mensen er van te verdrijven, is bij Allah een grotere zonde; en vervolging is erger dan doden.´ En zij zullen niet ophouden u te bevechten, totdat zij u van uw geloof hebben afgebracht, als zij kunnen...” [Koran 2:217]

Het moet worden vermeld dat, voorafgaand aan deze overval, Mohammed’s gezelschap in zeer behoeftige omstandigheden verkeerde. Daarom had deze overval voor Mohammed’s gemeenschap een speciale betekenis en deed dit hen geloven dat de rijke buit hen speciaal was bezorgd om hun ontberingen te verzachten. Voor Mohammed en zijn gemeenschap markeerde dit de start van plundering en beroving van niet-moslim karavanen als belangrijkste middel van bestaan.

En hoe dus een en ander aangepast werd aan de op dat moment zijnde situatie.

De slag bij Badr tegen Mekka in 624
Twee maanden later, in maart 624, deed zich opnieuw de mogelijkheid voor een karavaan te onderscheppen, namelijk die van Abu Sofyan die terugkeerde uit Syrië naar Mekka. Mohammed kon beschikken over een leger van ruim 300 man. De moslims misten de karavaan zelf, maar troffen wel het Mekkaanse leger aan, dat gestuurd was om de karavaan te beschermen in een reactie op de overval bij Nakla. Het Mekkaanse leger telde tussen de 700 en 1000 man. De Slag bij Badr liep voor Mohammed uit op een klinkende overwinning. Doordat Mohammed de waterbronnen onklaar had gemaakt, trokken de Mekkanen zich vrij snel terug. De Mekkanen verloren ca. 50 man en er werden er ongeveer evenveel gevangen genomen. Mohammed verloor 15 man. Op bevel van de Profeet werd een aantal van de gevangenen op het slagveld op wrede wijze gedood. De strijd van Badr in 624 markeert het begin van de islamitische Jihad.

In Medina leefden drie verschillende Joodse stammen. In de eerste fase van zijn prediking heeft Mohammed geprobeerd hen voor zijn nieuwe godsdienst te winnen, maar dat lukte hem niet. In 624 werd de stam Bani Qainuqa uit Medina verbannen en in 625 de Banu Nadir.

De Slag bij Oehoed in 625
Na de nederlaag bij Badr mobiliseerden de Quraish een groter leger en ze vielen Mohammed aan terwijl hij in Medina was. De slag die volgde vond plaats op de heuvel Oehoed in de buurt van Medina. Voor dit gevecht begon beloofde Mohammed zijn volgelingen opnieuw de overwinning en stelde hen in het vooruitzicht dat ze zouden kunnen plunderen, net als na de Slag bij Badr. Door deze plunderzucht dreigde echter voor Mohammed voor de eerste keer een nederlaag. Terwijl de Quraish zich terugtrokken, lieten ze hun tenten onbeheerd achter en een deel van Mohammed’s leger begon te plunderen. Toen Mohammed’s boogschutters zagen dat hun kameraden de achtergelaten tenten van de Quriash plunderden, verlieten ze hun positie op de heuvel en gingen naar beneden om te delen in de buit! De Quraish zagen dat de aanval van de boogschutters was gestopt en ze hergroepeerden zich en vielen de moslims aan. Dit leidde tot een bloedbad onder de moslims en Mohammed zelf werd gewond door een aanval van Khalid-Ibn-Walid, de Quraish generaal. Zo eindigde de Slag om de Oehoed heuvel in een nederlaag voor Mohammed.

De Slag bij de Gracht van Medina in 627
De hervatting van de aanvallen op de Mekkaanse karavanen maakte de Quraish duidelijk de ze nog niet van Mohammed af waren en daarom begon Abu Sufyan zich in april 627 voor te bereiden op een tegenaanval. Hij verbond zich met een aantal naburige stammen die al van Mohammed’s aanvallen te lijden hadden gehad. Een strijdmacht van 7.000 tot 10.000 man verzamelde zich achter Abu Sufyan, terwijl Mohammed daar slechts ca 3.000 man tegenover kon stellen.

Deze keer gebruikte Mohammed de list om een gracht te graven rond Medina. Hij deed dit op aanraden van de Pers Salman. In de aanval op een bewegend doel zoals karavanen speelde een statische verdediging geen rol, dus toen de Quraish Medina naderden, werden ze verward door de gracht en ze maakten zich op voor een lange belegering. Toen de strijd echter langer ging duren en de weersomstandigheden verslechterden, met zandstormen, hagel en regen, besloten enkele van de bondgenoten zich terug te trekken uit de strijd, met als voorwendsel de aanvaarding van de islam. Uiteindelijk besloten ook de Quraish dat het beleg niet kon doorgaan en trokken zij zich terug naar Mekka.

De slag met de Banu Quraizah in 627
Na de Slag van de Gracht en na het verliezen van de slag van Mu’tah tegen de Byzantijnen, keerde hij zich tegen de Joodse stam Banu Quraizah. Mohammed had in het begin van zijn optreden geprobeerd in de gunst van de Joden te komen, maar ze wezen hem af. Omdat ze zich bleven verzetten tegen zijn aanspraken als Profeet beschuldigde hij hen ervan dat zij de voorwaarden van hun overeenkomst met hem hadden geschonden. Er werd hen bevolen om de wapens neer te leggen en te vertrekken. De Joden vonden het voorstel belachelijk. Daarop belegerde Mohammed hun vesting gedurende vijfentwintig dagen. Daarna nam Ali de vesting in waarbij alle Joden gevangen werden genomen.

Mohammed beval daarop dat alle 800 volwassenen mannen van de Banu Quraizah vermoord moesten worden, waarbij het al dan niet volwassen zijn werd vastgesteld aan de hand van de aanwezigheid van schaamhaar. Ze werden met het zwaard onthoofd en Mohammed onthoofdde persoonlijk twee van de Joodse hoofdmannen. De afgehakte hoofden werden voor Mohammed opgestapeld.

De vrouwen en kinderen werden als slaven verkocht en hun bezittingen werden verdeeld onder de moslims, waarbij Mohammed een vijfde deel voor zichzelf reserveerde. Hij juichte de massamoord op de Joden toe en zei tegen zijn volgelingen dat het zich toe-eigenen van de vrouwen van de Joden een legitieme buit was. Mohammed nam zelf de mooie Joodse Rayhana als concubine en bracht met haar de nacht door die volgde op de moord op de mannen.

Zodoende waren er geen Joden meer in Medina en Mohammed richtte zich nu op Khaybar, waar ook een grote Joodse gemeenschap was, en mede vanwege de steun die hun leider had gegeven aan Mohammed’s tegenstanders in de Slag bij de Gracht van Medina.

Mohammed en het Verdrag van Hudaibiya in 628
Volgens de islamitische vrede van tien jaar, de Hudna, die gebaseerd is op de Koran, is een vrede met de ongelovigen geen echte vrede, maar een voorbereiding op oorlog tegen hen. Na de Slag van Gracht in 627 hebben de Quraish niet meer met de moslims gestreden die Mohammed omsingelden in Medina. Dus Mohammed besloot dat het tijd voor hem werd om het initiatief te nemen en een Jihad te starten tegen de Quraish. Hij vermomde zijn agressie tegen Mekka slim als een Hadj bedevaart naar Mekka.

Mohammed stuurde Othman, een van zijn handlangers, naar Mekka om de verdediging te bespioneren. Othman had ook een ontmoeting met de Quraish leiders om te onderhandelen over een eventuele entree in Mekka voor de moslims en Mohammed. Vlak voordat de moslims klaar waren om de wapens op te nemen en Mekka aan te vallen, keerde Othman terug met Suhail Ibn Amr, een vooraanstaande burger van Mekka die door de Quraish werd gestuurd om over een verdrag te onderhandelen. Dit werd het Verdrag van Hudaibiya. In de volgende twee jaar deden veel volgelingen van Mohammed alsof ze de islam hadden verlaten en vestigende zich in Mekka. Zo ging de voorbereiding door van de uiteindelijke invasie van Mekka. Mohammed was helemaal niet van plan zich aan het verdrag te houden, zoals we verderop zullen zien.

De Joden van Khaybar in 628
In mei 628 trok de Profeet met een leger van 1.600 man op tegen de Banu Nadir in Khaybar. Ze naderden de plaats in de nacht zonder te zijn opgemerkt. Toen de mensen van Khaybar s‘ochtends de stad verlieten om te gaan werken, stuitten ze op de moslims en vluchtten terug. Er ontstond een gevecht waarbij 93 Joodse verdedigers en 19 moslims sneuvelden. Ook Kanina, de leider van de Banu Nadir, werd gevangen genomen. Hij had zijn kostbaarheden verborgen en Mohammed hoorde dit van een overloper. Kanina werd gemarteld om hem de bergplaats van de kostbaarheden te ontfutselen. Uiteindelijk werd de schat gevonden en Kanina werd vermoord.

Na de zege werden de weerbare mannen vermoord en de vrouwen en kinderen gevangen genomen. De vrouwen werden volgens Ibn Ishaq)* verdeeld onder de moslims. Daar was ook Safiyah bij, de 17-jarige vrouw van Kanina. Toen Mohammed haar had gezien, was hij onder de indruk van haar schoonheid en hield haar voor zichzelf en “trouwde” met haar. Volgens sommigen is Mohammed in 632 door haar vergiftigd.

In 628 was Mohammed nog niet sterk genoeg om Mekka te veroveren en daarom wendde hij zich tot de vorsten van Yamana, Oman en Bahrein. Hij liet hen weten dat hij zichzelf als Profeet beschouwde en drong eropaan dat zij zich tot de islam zouden bekeren. Daarop werd negatief geantwoord. Mohammed stuurde ook afgezanten naar de Byzantijnse keizer Heraclius en naar de Byzantijnse gouverneur van Egypte. In Constantinopel werd zijn boodschap met hoongelach ontvangen. De Byzantijnse gouverneur van Egypte stuurde een weigering en voegde er als vriendelijk gebaar twee mooie slavinnen bij. Mohammed nam Marya de Koptische, die de jongste van de twee was, aan als een van zijn concubines.

)*Mohammad Ibn Ishaq Ibn Yasar, geboren in 704 in Medina, gestorven in Bagdad in 767/770, was een moslimhistoricus en is bekend geworden doordat hij mondelinge overleveringen over Mohammed samenvoegde tot zijn eerste biografie, Sirat Rasul Allah (Het leven van Allah’s Boodschapper)

Slag bij Mu’tah tegen het Byzantijnse Rijk in 629
In september 629 werden Mohammed’s troepen verslagen bij Mu´tah in het grensgebied van Syrië, waarbij twee van zijn aanvoerders sneuvelden.

Aangemoedigd door de overwinning bij de gracht, liet Mohammed zijn oog vallen op de staten in het noorden van Arabië. Hij had vóór 610 de welvarende steden bezocht, toen hij voor zijn eerste vrouw Khadija met karavanen op pad was.

Mohammed stuurde aan de Byzantijnse en Perzische keizers een ultimatum “Omarm de islam en u zult veilig zijn”. De Perzische en Byzantijnse keizers waren verbijsterd door deze belediging en ze waren zich niet bewust van de dreiging die deze uitnodiging inhield.

Mohammed was op zoek naar een spectaculaire overwinning, omdat Mekka nog steeds onoverwonnen in het zuiden lag en omdat de Quraish van Mekka toenadering zochten tot de Perzen en de Byzantijnen. Hij benoemde zijn slaaf Zaid, die een van zijn vroegste bekeerlingen was, tot de leider van zijn veldtocht en hij gaf hem een leger van 30.000 man mee.

In de zes dagen dat de strijd duurde, sneuvelde alle drie de islamitische leiders de een na de andere, nadat ze het commando op zich hadden genomen. Als eerste sneuvelde Zaid ibn Haritha die doorboord werd door een speer, daarna sneuvelde Jafar ibn Abi Talib en vervolgens Abdullah ibn Rawaha. Alleen Omar koos toen voor de vlucht de woestijn in. Na zijn dood vroegen de troepen Khalid ibn al-Walid om het bevel op zich te nemen, wat hij accepteerde.

Toen Khalid ibn al-Walid het bevel op zich nam, waren zijn linies al doorbroken en hadden de Byzantijnen de moslims bijna verslagen. Khalid-Ibn-Walid probeerde zijn strijders aan te sporen en beloofde hen een rijke buit. Hij bleef de schermutselingen met de Byzantijnen gaande houden en trachtte een open veldslag te voorkomen. Hij hergroepeerde ’s nachts zijn troepen met de bedoeling de Byzantijnen te laten denken dat er versterkingen uit Medina waren aangekomen. De cavalerie kreeg opdracht zoveel woestijnzand opwerpen als ze konden om de indruk wekken dat er nog meer versterkingen arriveerden. Toen het de volgende ochtend op de strijd aankwam, onttrokken de Byzantijnen zich aan het conflict en ook de islamitische strijdkrachten braken op en trokken terug naar Medina.

In februari 630 stuurde Mohammed een leger onder Amr ibn Al-As naar de christelijke stammen van Oman en beval hen islamiet te worden en belasting te betalen, wat sommigen ook deden. Anderen werden tot overgave gedwongen en moesten de helft van hun land en andere bezittingen afstaan om hun christelijke geloof te mogen behouden. Ze moesten ook Arabisch gaan spreken in plaats van hun eigen taal.

Mohammed neemt in 630 Mekka in
De inname van Mekka vond plaats in 630 onder het voorwendsel dat Mohammed het Verdrag van Hudaibiya had ingetrokken. Het verdrag werd gebruikt om de niet-moslims te misleiden. Dit is wat onder de moslims bekent is als Taqiyya en misleiding betekent.

Ook tegenwoordig handelen moslims nog in de geest van het Verdrag van Hudaibiya. Een mooi voorbeeld hiervan is de uitspraak van Yasser Arafat op 10 mei 1994 in de moskee van Johannesburg, toen hij een antwoord moest geven aan degenen die hem verweten dat hij de Oslo Akkoorden had ondertekend. Hij zei daarop dat hij had getekend in overeenstemming met het Verdrag van Hudaibiya.

Voor de bevolking van Mekka, die hun beste strijders hadden verloren bij Badr, Oehoed en Medina, was de enige optie de voorwaarden van Mohammed te aanvaarden. Hij verklaarde dat Mekka het centrum zou blijven van het nieuwe geloof. De Hadj bedevaart zou worden voortgezet en alle moslims zouden de Hadj moeten doen, wat voorheen alleen de heidense Arabieren deden. Daardoor konden de Mekkanen hun economische voordelen behouden en hun stad bleef het middelpunt van het nieuwe geloof.

Zo kon Mohammed in 630 naar Mekka terugkeren. De Kaäba werd veranderd in een heiligdom waar slechts de ene God werd aanbeden en de 360 afgodsbeelden, die er tot dan toe stonden, werden kapot gegooid en daaraan deed Mohammed zelf mee. (...) Volgens de islamitische traditie werd de Kaäba hierdoor weer het middelpunt van de aanbidding van de god Allah, zoals het na de schepping van de aarde bedoeld zou zijn geweest.

In oktober 630 verzamelde Mohammed ongeveer 30.000 man ruiters en voetvolk om een nieuwe aanval te plegen tegen de Byzantijnse grens in Syrie (...). Hij stuurde boodschappers naar de diverse hoofden met de eis over te gaan tot de islam of jizya te betalen. Yohana (Johannes) ibn Ruba, de christelijke vorst van de Ayla stam, sloot een verdrag met Mohammed. Ze kwamen overeen de jizya te betalen als bescherming tegen een aanval op zijn volk. (...) Daarna wilde Mohammed verder het Syrische gebied in trekken, want dat was het hoofddoel van zijn veldtocht. Midden in de voorbereiding kwam er een bericht van zijn spionnen dat zich een grote Byzantijnse strijdmacht aan de grens had verzameld om tegen de moslims op te trekken. Daarop zonk hen de moed in de schoenen en was Mohammed gedwongen zich terug te trekken

Tot zo ver het eerste deel, waarin nog steeds niet echt de onnoemelijke wreedheid van de moslims genoemd wordt.

Maar even samenvattend mijnerzijds. Wat ik hier alleen maar uit kan opmaken, hadden de Arabieren dus met niets meer en niets minder te maken dan met een ordinaire struikrover die een religie bedacht om zijn strijders aan zich te binden. Dat zal ook duidelijk worden in de volgende delen en ook hier al zijdelings genoemd. Hij stuurde de Perzen namelijk het bericht of jullie worden moslim of je wordt aangevallen en de pleuris breekt uit.

Wordt vervolgd.

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2019/10/03 ... om-deel-1/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
King George
Berichten: 24951
Lid geworden op: zo sep 11, 2011 1:22 pm

Re: Vrucht van de boom

Bericht door King George »

Hans v d Mortel sr schreef:De Koran hê!

Moslims geloven in de Koran als het boek van Satan Mohammed Allah. De oorzaak van alle Jihad is dit:

KORAN 48:28 - God zal de islam laten zegevieren.

De ellende met Mohammed-aanbidders is dat ze behoren tot de unieke mislukte mensensoort moslims die overtuigt is dat Allah niet buiten de hulp van 1,8 miljard moslims kan.
De ellende is dat wij de dragers van het Islam virus niet ergens ver weg afgezonderd in een soort quarantaine brengen opdat de normale mensen geen risico kunnen lopen ook geïnfecteerd te kunnen worden. Dat nog los van alle ellende die ze brengen overal waar ze rondzwerven. Bij hondsdolheid zijn we stukken minder geduldig en sneller met effectieve middelen.
Het morele gelijk ligt bij het volk




Citaten van Mustafa Kemal Atatürk over de Islam
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 2)

Geplaatst op 5 oktober 2019

Afbeelding

Lees hier deel 1 van “Vrucht van de boom”. Dit deel is wat langer, maar het geeft alleen op deze manier een inzicht in wat Jihad feitelijk inhoudt.

De dood van Mohammed in 632

Mohammed begon zijn veroveringen met de moord op de 800 Joden van de Banu Quraiziya stam. In 632 stierf hij, volgens sommigen doordat hij werd vergiftigd door Safiyah, een van zijn Joodse vrouwen. Het zou de wraak zijn voor de marteling en onthoofding van haar echtgenoot Kinana, de hoofdman van de Banu Nadir stam.

Op zijn sterfbed gaf Mohammed volgens zijn biografen drie instructies: alle heidenen van het Arabische schiereiland verwijderen, de buitenlandse delegaties geschenken geven en ze respecteren zoals hij gewoon was geweest. Mohammed had bij zijn leven al een groot gedeelte van de stammen op het Arabische schiereiland verenigd en hij droeg zijn opvolgers op de uitbreiding van het Rijk voort te zetten. Als gevolg van deze instructie verbande de tweede Kalief, Omar, de Joden in 638 en toen hij in 644 stierf waren er in Arabië geen Joden en christenen meer overgebleven.

De rechtgeleide kaliefs tussen 632 en 661 en de machtsstrijd na de dood van Mohammed
Mohammed werd opgevolgd door de kaliefen. De eerste vier worden door de Soennieten Rasjidoen, ofwel de rechtgeleide kaliefen genoemd. Mohammed’s dood markeerde de eerste machtsstrijd tussen de oorspronkelijke niet-islamitische bekeerlingen in Medina en de latere islamitische Quraish van Mekka. De moslims uit Medina wilden een van hun mensen tot Kalief uitroepen. Hun wensen werden afgewezen door de Mekkanen en Abu Bakr werd Kalief, Mohammed’s schoonvader. Abu Bakr was een algemeen aanvaarde kandidaat, omdat hij een van de eerste volgelingen was van Mohammed en met hem gevlucht was naar Medina. In 632 werd Abu Bakr Kalief en in de twee jaar tot zijn dood in 634 wist hij het gehele Arabisch schiereiland te veroveren.

Na Abu Bakr werd Omar ibn al-Khattab de tweede Kalief. Hij regeerde van 634 tot 644. Tijdens zijn leven veroverde hij zowel delen van het Byzantijnse Rijk als grote delen van Perzië. Hij veroverde ook Jeruzalem. Ook het huidige Egypte en Syrië vielen betrekkelijk vlug in Arabische handen door de daar heersende onvrede met het Byzantijnse bestuur. Omar was ook een vroege bekeerling, die met Mohammed had gevochten tegen de Mekkanen. De Mekkanen verzekerden daarmee dat het Kalifaat niet doorgeven kon worden aan Medina.

Nadat Omar werd vermoord, werd in zijn plaats Uthman ibn Affan als de derde Kalief gekozen en hij regeerde van 644 tot 656. Hij breidde het rijk uit tot heel Perzië en delen van Noord-Afrika. Ook veroverde hij Cyprus. Deze eerste drie kaliefen waren allemaal afkomstig uit de Quraish en zij waren Mohammed gevolgd naar Medina. Onder Uthman begon het proces van officiële codificatie van de verzamelde teksten van de Koran.

In 656 volgde Ali de schoonzoon van Mohammed, Uthman, op als vierde Kalief. Het is tegen de achtergrond van de moorden op Omar en Uthman dat Ali uiteindelijk Kalief werd. Nadat hij Kalief werd, begon hij de macht van de Quraish aristocratie te verzwakken door de bestuurders te ontslaan die zij op verschillende plaatsen had aangewezen, zoals in Syrië en in Egypte. Maar Mu’awiya ibn Abu Sufyan trotseerde Ali en weigerde af te treden. Ali stond erop dat hij aftrad en stuurde een gewapende eenheid om zijn beslissing af te dwingen. Vanuit Syrië trok Mu’awiya tegen hem op en eiste het Kalifaat voor zich op. Het kwam tot een bloedige burgeroorlog, waarvan vooral christenen het slachtoffer werden. Ali werd in 661 vermoord. Na de moord op Ali werd Abu Sufyan ibn Mu’awiya tot Kalief uitgeroepen en daarmee was het leiderschap van de Arabische wereld, dat Abu Sufyan in 630 moest afgeven aan Mohammed, in 661 weer teruggegaan naar zijn clan. De Omayyaden, genoemd naar een familielid van de ‘Profeet’ Omaya, veroverden daarmee het Kalifaat en Mu’awiya stichtte het Rijk der Omayyaden (661-750)

De vrouwen van Mohammed
Mohammed huwde met talrijke vrouwen, van wie sommigen minderjarige waren. Daarmee gaf Mohammed het voorbeeld van wellustig gedrag aan andere moslims. Zijn huwelijk met Khadija, de rijke weduwe, dat 20 jaar duurde, was zijn enige normale huwelijk. Zij had haar plaats ingenomen voordat hij zijn epileptische toevallen ging gebruiken om zich als een Profeet van Allah voor te doen. Na dit normale huwelijk met Khadija begon hij een reeks huwelijken, zoals zijn huwelijk met Aisha, die de dochter was van zijn volgeling Abu Bakr. Deze Aisha was pas zeven jaar oud toen hij haar huwde!

De gebroeders Caner noemen in hun boek “De Islam ontsluierd” de namen van dertien vrouwen met wie Mohammed getrouwd was of die hij als concubine hield. We vermelden ze hier met het jaar dat het huwelijk of de relatie werd aangegaan:

Khadija595, Sauda 620, Aisja 623, Hafsa 625, Umm Salama 626, Zainab 626, Juweirieh 627, Zainab bint Djahsh 627, Raihana (joods) 627, Mariya (christelijk) 628, Umm Habiba 628, Safiyah (joods) 629 en Maimoena 629.

Zainab was eerst de vrouw van zijn aangenomen zoon Zaid. Dus Mohammed liet zijn oog vallen op zijn schoondochter en hij vertelde Zaid dat hij een gebod van Allah had ontvangen, dat Zainab voor hem was bedoeld. Hij vroeg Zaid te scheiden en trouwde zelf met haar!

Dus alles bij elkaar genomen kan men wel stellen dat ook de moslims in die tijd flink machtsgeil waren, want met dit soort macht kon men in die tijd uiteraard ook schathemeltje rijk worden. En een bijkomend voordeel was dan ook dat de vermoeidheid weggenomen werd tussen de benen van de vrouwen. Dus wat dat betreft is er niet veel veranderd in deze wereld en in dit deel zal blijken dat hoe meer macht ze kregen hoe bloeddorstiger de moslims werden.

De Jihad op zich is feitelijk de definitie van het onbestraft moorden en roven in naam van de religie.

Jihad verklaard
Voor we met de geschiedenis van de Arabische veroveringen verdergaan, is dit de plaats om nader in te gaan op de achtergronden van de Jihad.

Profeet

In de Tradities, Hadiths, waarin de handelingen en uitspraken van de Profeet staan opgetekend, hebben veel van deze overleveringen betrekking op de heilige oorlog; een paar voorbeelden:

“Jihad is uw plicht onder iedere heerser, of hij godvruchtig is of goddeloos.”
“Een dag en een nacht strijd aan de grens is beter dan een maand vasten en bidden”.
“Hij die sterft zonder deelgenomen te hebben aan de strijd sterft zeker in ongeloof.”
“Leer schieten, want de ruimte tussen het doel en de boogschutter is een van de tuinen van het paradijs”.
“Het paradijs ligt in de schaduw van het zwaard”.

Al-Ghazali, een moslimtheoloog en filosoof die is overleden in 1111, schreef het volgende over Jihad:

“(...) men moet minstens eenmaal per jaar op een Jihad gaan, dat wil zeggen, oorlogszuchtige razzia’s of invallen, (...) men mag gebruik maken van een katapult tegen de niet-moslims als ze in een fort zitten, zelfs als onder hen vrouwen en kinderen zijn. Men kan hen verbranden en/of ze verdrinken (...) Als een persoon van de Mensen van het Boek – Joden en Christenen – is gevangen genomen, is zijn huwelijk automatisch ingetrokken (...) en zijn vrouw wordt het rechtmatige eigendom van een moslim. Men mag hun bomen omhakken. (...) Men moet hun nutteloze boeken vernietigen. Jihadi’s kunnen buit verwerven naar believen (...) de Jihadi’s mogen zoveel voedsel stelen als ze nodig hebben (...)”

Op het eerste gezicht is de Jihad voor alle moslims een legitieme zaak en Allah maakte ook de plundering om buit te behalen legaal voor de moslims:

“Eet van de buit die gij ontvangt als wettig en goed en vreest Allah. Voorzeker, Allah is vergevensgezind, genadevol.” [Koran : 8:69]

Jihad als plicht
Het voeren van de Jihad, de ´heilige oorlog´, is een plicht voor iedere moslim. Het gebruik van geweld en terrorisme is zeker niet het enige middel om de Jihad in de praktijk te brengen en de “dar al-harb” te veranderen in de “dar al-Islam”. Andere methoden. zoals de demografische groei via hoge geboortecijfers (demografische Jihad) en de massa-immigratie (hiijra-Jihad), de agitatie, de Taqiyya (de techniek van list en bedrog) en het verwerven van strategische posities in de samenleving, worden eveneens aangewend om de islamheerschappij te vestigen. Iedere moslim wordt geacht om zijn steentje bij te dragen...

Alhoewel de islam één en ondeelbaar is, moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de islamideologie en de gelovigen. (...) Het is volstrekt naïef om te veronderstellen dat het mogelijk is om een Europese variant van de islam te creëren en de hier verblijvende moslims af te snijden van de “oemma”, de islamitische wereldgemeenschap. De enige mogelijkheid bestaat erin om de structuren van de islam in Europa af te bouwen, de islamisering tegen te gaan en de invloed van de islam terug te dringen.

Koran over de Jihad
“Strijd tegen hen die niet in Allah geloven en niet in de laatste dag en die niet verbieden wat Allah en Zijn gezant verboden hebben en die niet de godsdienst van de waarheid aanvaarden uit het midden van hen aan wie het boek gegeven is, totdat zij naar vermogen onderdanig de schatting betalen”. [Koran 2:193]

Het begrip Jihad kan worden verdeeld in innerlijke Jihad of grote Jihad en uiterlijke Jihad of kleine Jihad.

De innerlijke Jihad, ook wel grote Jihad genoemd, is de strijd tegen verleidingen en de strijd tegen het ego. Dit komt onder andere naar voren in onthouding tijdens de maand Ramadan en in het sjiisme in de vorm van rituele zelfkastijding tijdens Asjoera. Ook de vijf dagelijkse gebeden op tijd verrichten, ook als je het druk hebt, wordt als Jihad aangemerkt. De innerlijke Jihad is een plicht voor iedere moslim.

De uiterlijke of kleine Jihad is vooral in oorspronkelijke betekenis de gewapende strijd tegen degenen die de islam of de eenheid van de islamitische heerschappij bedreigen. De uiterlijke Jihad wordt beschouwd als een collectieve verplichting onder verantwoordelijkheid van een islamitisch heerser (Kalief). Dat wil zeggen dat er, wanneer een moslimstaat wordt bedreigd of aangevallen, voldoende mankracht wordt gemobiliseerd om het land te verdedigen. Het uiteindelijke doel van de uiterlijke Jihad wordt door deze groeperingen wel als de verwezenlijking van een moslimsamenleving door het invoeren van de sharia gedefinieerd.

Gewapende Jihad
De Jihad kan met militaire middelen worden gevoerd, zoals gebeurde tijdens de periode van de grote Arabische expansie in de zevende en achtste eeuw en later door de geïslamiseerde Turken in Europa.

Ze is gericht tegen drie groepen:

Tegen de afgodendienaren en ongelovigen, die weigeren zich aan het moslimgezag te onderwerpen, hetzij door de islam te aanvaarden hetzij als dhimmi de jaarlijkse jizya te betalen.

Tegen diegenen die (als dhimmi’s) onder moslimgezag staan, maar weigeren de jizya te betalen of opstandig zijn.

Tegen diegenen die tegen de geestelijke leiding (de imam) van het land opstaan, ook als het moslims zijn (bijv. afvalligen), en tegen diegenen die een oorlog beginnen tegen moslims.

De strategie van deze oorlog voorziet in het destabiliseren van de grenzen van “dar al harb” door ongeregelde troepen; het verbranden van dorpen, het maken van gevangenen of het plegen van massamoorden en plunderingen met de bedoeling om de inwoners te verdrijven en het mogelijk te maken dat de legers er kunnen binnentrekken.

“Het verdelen van de buit wordt geregeld door openbaringen in de Koran (zoals al uiteengezet) (...) Wanneer een overwinning de dar al harb verandert in de dar al Islam, worden de oorspronkelijke bewoners krijgsgevangenen (harbis). De imam kan, al naar gelang de omstandigheden van het conflict, deze mensen veroordelen tot de dood, slavernij, verbanning of hij kan met hun vertegenwoordigers een verdrag van bescherming sluiten (dhimma), dat hen veranderd in schatplichtigen (dhimmis). De dhimmi status is het directe gevolg van de Jihad en schort het oorspronkelijke recht van de overwinnaar op, zolang de overwonnene schatting, jizya, betaalt en zich onderwerpt aan de islam, in navolging van de Profeet toen hij de Joden en de christenen onderwierp...”

“De Jihad verbond de gebruiken van het militante nomadenbestaan met de omstandigheden waaronder Mohammed na zijn migratie naar Yathrib (Medina) in 622 verkeerde, toen hij werd vervolgd door de Mekkanen. Hij was zonder middelen van bestaan en met zijn kleine groep volgelingen leefde hij op de zak van de bekeerlingen in Yathrib, de Ansar. Dit kon niet voortduren en dus begon de Profeet overvallen te plegen op karavanen die handel dreven met Mekka.

Als uitlegger van de wil van Allah combineerde Mohammed drie functies met elkaar: Ten eerste was hij de uitlegger van de wil van Allah. Ten tweede had hij als militair leider de politieke macht en ten derde oefende hij de rechterlijke macht uit door zich als rechter op te stellen. De rechtvaardiging vond hij in:

“Wie de boodschapper gehoorzaamt, gehoorzaamt daarmee Allah” [Koran 4:82].

De Trias Politica was ver te zoeken! Hiermee rechtvaardigde Mohammed zijn vermeende rechten op het leven en de bezittingen van zijn heidense vijanden. Volgens Ibn Ishaq sloot Mohammed in het eerste jaar van zijn verblijf in Medina een verdrag met de stammen in de stad, dat bekend is als het verdrag van Medina.

M.A. Kahn noemt twee bepalingen uit dit verdrag:

“Geen gelovige zal gedood worden voor het vergieten van bloed van een ongelovige, noch zal enige ongelovige worden bijgestaan tegen moslims.

De polytheïsten (van Medina) mogen geen goederen of personen in eigendom nemen van de Quraish die onder zijn hoede staan, noch zal hij tussenbeide komen tegen moslims.

Deze bepalingen in het verdrag suggereren dat Mohammed naar Medina was gekomen met de bedoeling om een aanval te doen op de Quraish in zijn oude woonplaats Mekka, zoals spoedig daarna zou blijken.”

Bepalingen gewapende Jihad
Voordat zij ongelovigen aanvallen, dienen de moslims de niet-moslims op te roepen tot aanvaarding van de islam. Als zij de islam aanvaarden door bekering of onderwerping is de oorlog verder niet nodig.

Als een moslim echter ongelovigen aanvalt zonder oproep tot aanvaarding van de islam, dan is hij in overtreding maar er staat geen sanctie of vergoedingsregeling op omdat de aangevallene niet onder bescherming valt. Als ongelovigen zich verzetten, zijn alle middelen geoorloofd om hen te onderwerpen. Het is de plicht van de moslims om hen met alle beschikbare middelen, listen en wapens aan te vallen (Ibn’Aabiden). Het is niet toegestaan om gevangenen te verminken door bijv. oren en neus af te snijden.

Het is verboden vrouwen en kinderen te doden, evenals blinden, zwaar zieken en monniken in hun cellen en geestelijken die niet aan de strijd deelnamen. De ongelovige die om genade smeekt, dient te worden gespaard tot de heerser nader over zijn lot beslist. Indien er een verbintenis bij overgave is aangegaan dat levens gespaard worden, dient dit na overgave te worden nagekomen. Als de leidende imam het in het belang van de islam acht om vrede te sluiten, is hem een vredesovereenkomst toegestaan. Indien hij merkt of denkt dat het voordeliger is om die overeenkomst te verbreken, dan mag hij opnieuw de strijd aangaan.

Bovenstaand “was” dus allemaal toegestaan volgens Mohamed. “Was” staat dus inderdaad tussen aanhalingstekens, want kijken we even naar de tegenwoordig tijd en recente geschiedenis. In de recente geschiedenis wil ik even wijzen op hetgeen in voormalig Joegoslavië gebeurde vlak voordat daar de oorlog uitbrak. Ook daar werden dezelfde beestachtige praktijken uitgevoerd op christenen en Serviërs waar we uiteraard in de media nooit iets van terug hebben gezien, maar die maar al te goed bekend zijn bij de mensen die indertijd hun nieuws van het internet plukten.

Als we dan verder kijken in het heden zien we dezelfde praktijken weer terug bij met name Boko Haram en bij ISIS (Daesh). Dus het is niet zo dat deze praktijken de wereld uit geholpen zijn, maar heden ten dage nog steeds plaatsvinden, wat maar al te graag door de media verzwegen wordt, want islam is vrede, nietwaar.

Bepalingen over oorlogsbuit
Na het eerste belangrijke succes van Mohammed werd er getwist over de verdeling van de buit, waardoor het nodig was enige regelingen in te voeren. Er kwam een opdracht van Allah die de leidende imam machtigt tot verdeling naar eigen inzicht na reservering van een vijfde deel:

Een vijfde deel van de buit is voor de leidende imam die dit in drie gelijke delen verdeelt t.b.v. steun voor de wezen, het voeden van de armen en het ontvangen van reizigers, waaronder alle armere leden van de stam van de Profeet. De leidende imam heeft ook recht op een deel van de buit voor zichzelf en recht van eerste keuze.

Gevangenen maken deel uit van de buit. Tenzij er bepalingen in een vredesverdrag zijn, mogen volwassen krijgsgevangen gedood worden, in slavernij gevoerd, losgeld of hoofdelijke belasting opgelegd of vrijgelaten worden (maar dat laatste in principe niet voor niets).

Vrouwen, kinderen en andere gevangenen die niet meegenomen kunnen worden, moeten achtergelaten worden op een verlaten plaats waar geen voedsel en water is: deze dienen van honger en dorst om te komen, maar het is onwettig ze te doden.

Indien bij verdrag niet-moslims veiligheid in moslimgebied is toegezegd en/of moslims in niet-moslimgebied dient dit strikt te worden nagekomen (bijv. ter beperking van plunder-acties). Maar indien na verovering van gebied niet-moslims langer dan een jaar in dit gebied verblijven, dienen deze alsnog moslim te worden of ze worden dhimmi’s.

In het boek staan meer meningen, maar ik geef hier alleen de mening van Bat Ye‘or en Hans Jansen door, omdat die naar mijn eigen mening het meest relevant zijn.

Bat Ye‘or:

“Het doel van de Jihad is om de volken van de wereld te onderwerpen aan de wetten van Allah, zoals die door Mohammed zijn uitgevaardigd. De mensheid is verdeeld in twee groepen, moslims en niet-moslims. De islamitische gemeenschap, de Ummah, is in bezit van de gebieden die islamitisch zijn, de dar al Islam, het huis van vrede, die worden geregeerd door de Sharia; niet-moslims zijn harbis, de inwoners van dar al harb, het huis van oorlog. Dat wordt zo genoemd, omdat het is voorbestemd om in de toekomst islamitisch te worden, hetzij door oorlog (harb), hetzij door bekering van haar inwoners. Volgens de 14e eeuwse rechtsgeleerde Ibn Taimiya is het bezit van niet-moslims te beschouwen als virtueel eigendom van de volgers van de ware religie (islam). Daarom is de Jihad het middel, waardoor bezittingen die illegaal door niet-moslims zijn verworven, worden teruggegeven aan de moslims. Elke oorlogsdaad in de dar al harb is daardoor legaal en staat dientengevolge niet ter beoordeling.

Omdat de Jihad een permanente staat van oorlog inhoudt, wordt het idee van vrede of overeengekomen tijdelijke wapenstilstand (hudna) afhankelijk gemaakt van de politieke situatie (muhadana). Deze wapenstilstanden mogen niet langer duren dan uiterlijk tien jaar en kunnen door de imam eenzijdig worden opgezegd (...) De heilige oorlog, door islamitische theologen als een van de pijlers van het geloof beschouwd, is er bij alle moslims in gehamerd; ze moeten bijdragen naar vermogen, in persoon, met hun bezittingen of in hun geschriften.”
[Bat Ye‘or, “The decline of Eastern Christianity under Islam” (1), (New Jersey, 1996)]

Hans Jansen:

“Zolang als de plicht om op Jihad te gaan (...) nog door groepen moslims wordt geïnterpreteerd als een goddelijke opdracht om oorlog te voeren tegen de niet-moslims in het Westen, hebben niet-moslims maar twee alternatieven: zich verdedigen of zelf moslim worden.”

Het volgende deel zal gaan over de grote veroveringen gedaan door de moslims en de beestachtige wijze waarop ze zich gedroegen tijdens de veldslagen.

Wordt vervolgd.

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2019/10/05 ... om-deel-2/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 3)

Geplaatst op 7 oktober 2019

Afbeelding

Lees hier deel 1 en hier deel 2 van “Vrucht van de boom”

Voor ik verder ga met het artikel moet ik even wat recht zetten. In verschillende reacties word ik bedankt voor de informatie die ik geef, maar het enige wat ik doe is delen van een aantal hoofdstukken of gedeeltes daarvan en geef ik dus zelf geen informatie. Ik geef alleen in grote lijnen aan wat er in het boek is terug te vinden en ik doe dit alleen omdat ik het met de schrijver helemaal eens ben en vind dat het boek onder de aandacht dient te komen. De echte lof komt toch echt toe aan de heer Peter Bontenius, de schrijver van het boek “Vrucht van de boom”.

Om de artikelen wat beknopt te houden, heb ik de beschrijving van de verovering van het Midden-Oosten iets ingekort.


Perzië 634 tot 651

De context
Het verhaal van de Arabische overwinningen in Perzië is een verhaal van vernietiging, vandalisme, wreedheid, het verbranden van bibliotheken, vernietiging van de vuurtempels van Zoroastriaanse verering en de afslachting van de burgers. Dit alles om ervoor te zorgen dat de beschaving nooit opnieuw zou opstaan na een islamitische overwinning. De islam verspreidde zich als een bosbrand over Perzië en veranderde de Perzen in bloeddorstige wolven, net zoals de Arabieren. Zij gaven honderd jaar later dit geloof door aan de Turken en die zouden een paar honderd jaar later Byzantium en de Balkan aanvallen.

Tegenwoordig hebben de Perzen (Iraniërs) slechts een vage herinnering aan hun voor-islamitische verleden, maar de Perzische studentengemeenschap wordt zich er meer bewust van, hoofdzakelijk door internet, dat veel informatie over Iran geeft. Alvorens in te gaan op enkele belangrijke gebeurtenissen en veldslagen wordt eerst het toneel getoond waarin de gebeurtenissen zich hebben voltrokken. Dat doen we aan de hand van een citaat van Bat Ye’or:

“Omstreeks 633 drongen Arabische legers, samengesteld uit stammen uit Jemen, de Hijaz en andere streken van Arabië, binnen in Babylonië en Syrië. De verovering strekte zich uit over een decennium en omvatte weliswaar een paar beslissende veldslagen, maar bestond voor het merendeel uit strooptochten en plunderingen van zowel dorpen als stedelijke gebieden. Deze veroveringen werden gesteund door Arabische stammen, die Mesopotamië en de Syrisch-Palestijnse grenzen met Arabië in de voorafgaande twee eeuwen waren binnengedrongen en zich hier en daar hadden gevestigd. Sommige van deze stammen waren christen geworden, waarbij ze nestoriaans of monofysisch waren, al naar gelang ze in Perzisch of Byzantijns gebied woonden. Als vazallen van deze staten werden ze geacht de grenzen te verdedigen en de dorpen en steden te beschermen tegen de rooftochten van rondtrekkende Bedoeïenen, die uit de woestijn kwamen.

In het licht van de Arabische immigratie en de vestiging op Perzisch en Byzantijns grondgebied heeft een aantal historici de theorie van een islamitische bliksemverovering geformuleerd. Zij hebben de suggestie gedaan dat het een geleidelijk proces was, dat zich uitstrekte over twee eeuwen, met een gestadige infiltratie van nomadische Arabieren in de streken met gevestigde beschavingen. Het uiteenvallen van de Perzische en Byzantijnse Rijken en het ineenstorten van hun defensie maakte het mogelijk voor de zwervende stammen, die waren verenigd onder de islam, het land binnen te trekken. Ze kregen waardevolle steun bij het uitvoeren van hun strooptochten van die Arabieren die zich aan de randen van Mesopotamië en Syrië hadden gevestigd. Deze stammen waren namelijk goed op de hoogte van de topografie in deze regio’s. Na de dood van de Profeet organiseerde Kalief Abu Bakr de invasie van Syrië, die Mohammed zich al had voorgenomen.

Hij verzamelde stammen uit de Hijaz, Najd en Jemen en adviseerde Abu Ubayda, die de leiding had over de operaties in de Golan (Palestina), om het platteland te plunderen. Bij gebrek aan geschikt wapentuig kon hij zich beter onthouden van aanvallen op de steden. Als gevolg daarvan werd de hele regio van Gaza tot aan Ceasarea in de campagne van 634 geplunderd en verwoest. Vierduizend Joden, christenen en Samaritanen, allemaal boeren die hun land verdedigden, werden afgeslacht. De dorpen in de Negev werden geplunderd door Amr bin al-As, terwijl de Arabieren het land onder de voet liepen, de communicatie afsneden en de wegen onveilig maakten.”

Korte berichten:
Gedurende de campagne van 634 “werd de hele regio tussen Gaza en Ceasarea verwoest; 4.000 boeren, Christenen, Joden en Samaritanen die slechts hun land verdedigden, werden vermoord.”

De verovering van Mesopotamië in 635-642 door Arabieren ging gepaard met plundering van kloosters en moord op monniken en monofisitische Arabieren en in Elam werd de bevolking vermoord.

Bat Ye’or vervolgt: “Steden als Jeruzalem, Gaza, Ceasarea, Nabloes en Beth Shean raakten geïsoleerd en sloten hun poorten. In zijn preek op kerstdag 634 klaagde bisschop Sophronius (patriarch van Jeruzalem) over de onmogelijkheid om de gebruikelijke pelgrimage naar Bethlehem te doen, omdat de christenen opgesloten waren in Jeruzalem: niet tegengehouden door tastbare banden, maar geketend door de vrees voor de Saracenen, wier wilde barbaarse en bloedige zwaarden hen opgesloten hielden in de stad.

In Syrië kozen chassidische en monofysische Arabieren de kant van de moslims. Sophorius beweende in zijn preek op de dag van Driekoningen van 636 de verwoesting van kerken en kloosters, de geplunderde steden, de velden die braak lagen en de dorpen die verbrand waren door de nomaden die het land overspoelden. In een brief aan Sergius, de patriarch van Constantinopel, in hetzelfde jaar noemde hij de verwoestingen die waren aangericht door de Arabieren. In 636 stierven duizenden mensen als slachtoffer van de hongersnood en ziekten die het gevolg waren van de verwoesting.

Een onderscheid moet worden gemaakt tussen het lot van de plattelandsbevolking en de stadsbevolking (...) Het platteland, vooral de vlakten met dorpen, werd verwoest door de Bedoeïenen, die oogsten in brand staken en de boeren afslachtten en wegvoerden, het vee roofden en niets dan ruïnes achterlieten. De stedelingen verkeerden in een andere positie. Beschermd door hun muren konden ze zich verdedigen of onderhandelen over voorwaarden van overgave in ruil voor het betalen van schatting aan de Bedoeïenen hoofden. Dit onderscheid tussen landelijke gebieden en steden, dat in contemporaine geschriften wordt vermeld, is later bevestigd door islamitische historici. (...)

In overeenstemming met de strategie van de Jihad stond de afwezigheid van een verdrag de afslachting en het in slavernij brengen toe van de veroverde bevolking als ook het verdelen van hun bezittingen (onder de moslims).”

Palestina werd uiteindelijk veranderd in een lege woestenij. De Arabieren trokken verder richting Armenië, waar de bevolking van Euchaita werd uitgemoord en degenen die aan de dood ontsnapten, werden in slavernij gebracht. Volgens Armeense geschiedschrijvers werd de bevolking van Syrië gedecimeerd en velen werden gedwongen om de islam aan te nemen.

“De aanval op Babylonië vond plaats over twee fronten, die precies correspondeerde met de dichtheid van de Arabische bevolking; rond Ubulla in het zuiden en wat noordelijker langs de Eufraat in de regio van Hira.

Er vochten grote aantallen christelijke Arabische stammen aan de kant van de Perzen. Maar anderen, die er al lang woonden, werden aangetrokken door de te behalen buit en liepen over naar de moslims. Het hoofd van deze stammen, de Banu Ijil, informeerde zelfs Kalief Omar in Medina over de onvolkomenheden in de Perzische defensie en vroeg hem zijn leger daarheen te sturen. Geholpen door lokale Arabieren, vooral door actie in het centrale gebied en zuidelijk langs de Eufraat en door troepenversterkingen uit Arabië, breidden de moslims hun rooftochten uit naar de dorpen in het zuiden en het midden van Irak rond Mada’ín (Ctesiphon). Na hun overwinning bij al-Qadisiyya in 636 trokken ze Sawad (Babylonië) binnen, de dorpen langs de Eufraat en de Tigris, en trokken verder naar Tagrit aan de Tigris en Karkisiya aan de Eufraat. Deze strooptochten werden door Omar gesteund, die ook vanuit Medina versterkingen stuurde. De kloosters werden geplunderd, de monniken vermoord en de monofysische Arabieren afgeslacht, tot slaaf gemaakt of gedwongen bekeerd tot de islam.

In Elam werd de bevolking gedecimeerd en in Susa werden de notabelen aan het zwaard overgegeven. De verovering van Mesopotamië vond plaats tussen 635 en 642. Net als in Syrië lijkt het een gecombineerde operatie van moslimlegers en plaatselijke Arabieren, die er al woonden, te zijn geweest.”

De brief van Kalief Omar al-Khattab aan de Perzische keizer Yazdgard III:
“Aan de Sjah van de Fars (Perzen). Ik voorzie geen goede toekomst voor u en uw volk, behalve als u mijn voorwaarden accepteert en u overgeeft. Er was een tijd dat uw land de halve wereld regeerde, maar zie hoe uw zon is ondergegaan. Op alle fronten zijn uw legers verslagen en uw volk is veroordeeld tot uitroeiing. Ik bied u een uitweg waarmee u aan uw noodlot kunt ontsnappen, namelijk dat u ermee begint om de enige god te aanbidden, de enige god die alles geschapen heeft; ik breng u zijn boodschap. Geef opdracht aan uw volk om de valse aanbidding van vuur te staken en sluit u bij ons aan, opdat zij zich bij de waarheid aansluiten. Aanbid Allah, de schepper van de wereld. Aanbid Allah en neem de islam aan als de weg van de redding. Beëindig uw polytheïsme en wordt moslim en aanvaard daarmee Allah-u-Akbar als uw redder. Dit is de enige weg om uw veiligheid en de vrede van uw Perzen zeker te stellen. U zult dit doen wanneer u weet wat goed voor u en voor uw Perzen is. Onderwerping is uw enige keuze!”

De Slagen van Namaraq en Kasker in 634
Nadat de Arabieren van het Arabische schiereiland waren onderworpen, keerden de moslims zich nu dus tegen de Perzen en de Byzantijnen. Zoals zij eerder de heidense Quraish uit Mekka de strijd hadden ingelokt door hun karavanen te overvallen, volgden de Arabieren hier dezelfde tactiek. Er waren nu geen karavanen om te plunderen, omdat de Arabieren hier een gevestigde beschaving tegenkwamen. Ze begonnen daarom de grenssteden te overvallen en de Perzische burgerbevolking te teisteren. Die vroeg vervolgens de Perzische koning Yazdgard III om hen te beschermen. De koning stuurde een verkenningsmacht onder bevel van generaal Jaban. Deze naderde eerst de stad Hira, die door de Arabieren was bezet. Bij het zien van de naderende Perzen, trok het Arabische leger zich terug naar de woestijn naar de oasestad Namaraq (het moderne Kufa) om de Perzen de woestijn in te lokken, een terrein waar de Arabieren vertrouwd mee waren.

Terwijl de Perzische cavalerie een voordeel had op normaal terrein, was zij kwetsbaar in de woestijn. Tegen de Perzische verkenningsmacht in de woestijn behaalde de Arabische strijdmacht de overwinning en dwong hem om zich terug te trekken. Het leger voegde zich bij het belangrijkste Perzische leger in de stad Kasker, die aan de grens was gelegen. Hier had de Perzische generaal Narsi een behoorlijke strijdmacht verzameld. Kaskar was zo afgelegen van het moslimkamp dat Narsi van mening was dat er geen aanval dreigende. Maar Abu Ubaid liet zijn leger geforceerd naar Kaskar rijden, zodat het daar zou zijn voordat de Perzische strijdkrachten onder Jalinus, een Perzische generaal die te hulp kwam, zouden arriveren. Ze stormden over de Suwad en waren eerder bij Kaskar dan de verbaasde Perzen. De Arabieren hielden het initiatief en dwongen hen om zich ten oosten van de Eufraat terug te trekken.

De Slag bij de Brug in 635
Bij het volgende belangrijkste conflict tussen Perzen en de Arabieren, gebruikten de Perzen voor het eerst olifanten. Die vertrapten zelfs de Arabische generaal, zodat er paniek ontstond in het Arabische leger, dat zich daardoor terugtrok. De Perzen achtervolgden de Arabieren tot op de brug over de rivier de Tigris, die toen de grens was tussen het Perzische imperium en het domein van de Arabieren. De Perzen stopten bij de brug en joegen de Arabieren er overheen, maar volgde ze niet de Arabische woestijn in. De Perzen lieten daar een kans liggen om de moslims te verslaan.

De Perzen en de Byzantijnen hadden vierhonderd jaar met elkaar gevochten toen de Arabieren beide Rijken binnenvielen, maar noch de Perzen, noch de Byzantijnen zouden ooit elkaars legers tot aan de laatste man uitroeien. De moslims echter slachtten alle verslagen legers tot de laatste man af en dwongen dan de burgerbevolking om de islam aan te nemen. Als de Perzen dit hadden geweten, dan zouden zij de vluchtende Arabieren volledig hebben afgeslacht in de Slag bij de Brug.

De Slag bij Qadisiyah in 636
De Arabieren waren niet geïnteresseerd in een grensoorlog, maar waren van plan Perzië volkomen te verslaan. De Perzische hoofdstad was hun eerste doel. Nadat de Arabieren twee derde van het Perzische leger in Qadissiyah hadden afgeslacht, stopten zij niet, maar stootten door naar de hoofdstad Ctesiphon. Toen Arabische hordes Ctesiphon naderden, stuurde de Perzische keizer Yazdgard III, die nooit had vermoed welke ramp hem zou overkomen, een onderhandelaar naar de oprukkende Arabische moslims. De onderhandelaar zei: “Onze keizer vraagt of u vrede wilt sluiten op voorwaarde dat de Tigris de grens is tussen u en ons. Wat van ons is aan de oostelijke kant van de Tigris blijft van ons en wat u ook hebt bereikt aan de westelijke kant, het is van u. Als dit uw landhonger niet tevreden stelt, dan zal niets u tevredenstellen”.

Saad-ibn-Wagas, de Arabische bevelhebber, zei tegen de onderhandelaar dat de moslims niet geïnteresseerd waren in land, maar dat zij vochten om de Perzen tot de islam te bekeren. Hij voegde er aan toe dat als de Perzische keizer vrede wilde, hij kon kiezen om zich tot de islam te bekeren of om jizya te betalen. De Arabieren en Perzen waren aan het begin van de slag akkoord gegaan niet te strijden na zonsondergang. Maar toen het tij van de slag zich op de derde dag van de slag tegen de Perzen begon te keren, vielen de Arabieren de Perzen de hele nacht door aan onder het schreeuwen van Allah-u-Akbar. Het was deze nacht die het lot van de slag bezegelde ten gunste van de Arabieren. Het verhaal van Arabische overwinningen is een verhaal van misleiding en verraad. Bij Qadisiyah namen ze een generaal gevangen. De moslims onthoofdden hem en toonden zijn lichaam aan zijn troepen. Het lichaam zonder hoofd, dat met pijlen was doorzeefd, en het hoofd dat op een staak was gestoken, kon zelfs het geharde Perzische leger niet aanzien. Dit bezegelde het verloop van de slag en de Arabieren konden korte metten maken met het resterende Perzische leger, dat bijna tot aan de laatste man toe werd gedood. Een handvol soldaten slaagden erin om naar hun hoofdstad Ctesiphon terug te gaan, het volgende doel van de moslims.

Na de Slag bij Qadsiyyah hadden de Perzen haastig hun hoofdstad Ctesiphon geëvacueerd, maar er waren in de chaos veel kinderen en oude mensen achtergelaten. De oudere personen werd de keus gelaten van de islam of de dood en veel van hen kozen ervoor om te sterven. Maar de jonge meisjes en de jongens werden als slaven afgevoerd en als oorlogsbuit verdeeld onder de Arabieren. Nadat de moslims Ctesiphon binnentrokken, bezetten zij het Witte Paleis van de Perzische koningen. Daar onthoofdden zij als symbool van dankzegging aan Allah de Perzische commandant, die was achtergelaten door de terugtrekkende Perzische keizer. Het hoofd werd getoond aan de verzamelde Perzische gevangenen, die de keus kregen tussen de islam of de dood. De boog van Chosroes is alles wat rest van de grootsheid van het Witte Paleis bij de hoofdstad Ctesiphon van het Sassanidische Rijk.

Na de rampzalige nederlaag bij Qadsiyah en de bezetting van zijn hoofdstad Ctesiphon, trok de Perzische keizer zich terug op Yazgard naar de vesting Hulwan. Van daar trok hij naar Rayy en uiteindelijk naar Merv dicht bij de grens van het Perzische Rijk en de Centrale Aziatische Turken, waar hij in 651 stierf in de strijd tegen de moslims. Dat was zeventien jaar nadat de Arabieren voor het eerst Perzië hadden aangevallen.

De Slag bij Nihavend in 641
Na de rampzalige nederlaag bij Qadisiyah hergroepeerde de Perzen zich onder Pirojan, een nieuwe opperbevelhebber. De eerste maatregel die Pirojan trof, was het Perzische leger te reorganiseren in het licht van de tactiek die de Arabieren gebruikten. Hij zuiverde het Perzische leger van alle Arabische elementen en voorzag het volledige Perzische leger van maliënkolders. Verder legden ze de eed af op hun heilige vuur dat zij bereid waren te sterven en de Arabieren uit Perzië zouden verdrijven. Toen de twee legers tegenover elkaar kwamen te staan, hadden de Perzen een gunstige stelling betrokken op de helling van een heuvel. De Arabische historici beschrijven het Perzische leger als een ‘Berg van Staal’. De vastbesloten Perzen boden zware weerstand onder de leiding van generaal Mardanshah en de Arabieren konden geen vooruitgang boeken. De Arabieren zagen op de eerste dag van de slag de nederlaag onder ogen.

Om het tij tegen Perzen te keren, besloten de Arabieren vuil spel te spelen. Onder de kinderen die in de hoofdstad Ctesiphon werden achtergelaten, was Shahrbanu, de drie jaar oude dochter van de Perzische koning Yazdgard III. Toen de Arabieren er achter kwamen wie Shahrbanu was, gaven zij haar aan Kalief Omar die haar op zijn beurt gaf aan Mohammed’s schoonzoon Ali. Op dat ogenblik was Ali tweeëndertig jaar oud en hij nam de prinses van het drie jaar als zijn concubine! Tijdens de slag bij Nihavend was Ali met Shahrbanu aanwezig. Hij stelde aan Mugheera-ibn-Shu’ba voor om de Perzische prinses als lokaas voor het Perzische leger te gebruiken, om het zodoende in een hinderlaag te laten lopen. Op de tweede dag toonde Mugheera-ibn-Shu’ba de gevangen Perzische prinses aan de Perzen en zei dat hij de prinses op het slagveld zou doden. Als de Perzen genoeg lef hadden, konden zij haar komen redden. Tegen de opdracht van hun bevelhebber in verbrak de Perzische voorhoede de formatie en viel de Arabieren aan. Ze verlieten daarmee de versterkte hoogten die zij op de eerste dag van de slag hadden bezet. Toen de Arabieren dat zagen, gaf Mugheera opdracht om zijn troepen uit de vallei terug te trekken en de helling van de tegenovergestelde heuvel te beklimmen.

De Perzen, die dachten dat het Arabische leger zich met hun prinses terugtrok, verbraken de formatie om de prinses te bevrijden en vielen de Arabieren aan. Toen de Perzen met hun zware pantser het lagere gedeelte van de vallei bereikte, vielen de Arabieren hen met hun lichte cavalerie van drie kanten aan. Door deze tactiek konden de Arabieren de Perzen nogmaals verslaan.

Het verlies van de Slag bij Nihavend brak de Perzische weerstand tegen islam en de resterende geschiedenis van Perzië is die van arabisering en islamisering. Ali, en zijn ‘huwelijk’ met prinses Shahrbanu Ali, was tweeëndertig jaar oud toen hij de drie jaar oude Perzische prinses Shahrbanu, die hij als oorlogsbuit had gekregen, als zijn vrouw nam! Hierbij volgde hij het voorbeeld van zijn schoonvader Mohammed, die was gehuwd met de zeven jarige Aisha. Het was uit dit ‘huwelijk’ van Ali met prinses Shahrbanu dat hij zijn twee zonen Hassan en Hoessein kreeg. Arabische historici schrijven doelbewust het moederschap van deze twee zonen toe aan Fatima, de dochter van Mohammed, een van de andere vrouwen van Ali. Dit was om het voorgeslacht van Hoessein en Hassan zuiver Arabisch te houden en het koninklijke Perzische Sassanidische element van hun voorgeslacht te onderdrukken. Het is echter historisch dat Shahrbanu als Perzische prinses de moeder was van Hassan en Hoessein.

Zo hadden de nakomelingen van Hoessein en Hassan, van wie veel imams afstamden, de Perzische Sassaniden als voorgeslacht. De nakomelingen van Hassan en Hoessein, die in oktober 680 in de Slag van Karbala werden vermoord, waren de stichters van de Sjiietische stroming binnen de islam. Ali zelf werd in 661 vermoord. Nadat zij in de Slag van Qadisiyah door een list de Sassanidische Perzen versloegen en hun hoofdstad Ctesiphon veroverden, brachten de Arabieren alle Perzische edelen die in hun handen waren gevallen, als gevangenen voor Saad-ibn-Wagas. Hij gaf ze de keus tussen islam of dood. Zo werden de eerste Zoroastrische Perzen bekeerd tot de islam.

De mythe van de islamitische wetenschap
Er is veel geschreven over de islamitische Renaissance in Bagdad, speciaal onder het Kalifaat van Harun-al-Rashid. De veel geprezen islamitische „Renaissance” is van Perzische oorsprong en de eer ervoor gaat niet naar de Arabieren of de islam, maar naar de Perzische bekeerlingen tot islam. Het centrum van deze Renaissance was Bagdad, dat dicht bij de ruïnes van de oude Perzische hoofdstad Ctesiphon werd gebouwd. De Arabieren hadden in een heet en onvruchtbaar gebied geleefd, dat niet bevorderlijk was voor het ontwikkelen van een beschaving. De bekeerde Perzen hadden een gecultiveerd en beschaafd verleden. Toen deze mensen werden verslagen en met geweld werden bekeerd tot de islam, brachten zij beschaving en een traditie van het leren in de islam binnen. In feite werd de eerste vastgelegde grammatica van het Arabisch geschreven door de Perzen. De Arabieren waren meest analfabeet en ook Mohammed zelf was analfabeet.

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2019/10/07 ... om-deel-3/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 4)

Geplaatst op 10 oktober 2019

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 3 van “Vrucht van de boom”

De verovering van Alexandrië in 641

Kalief Omar beval Amr door te gaan naar de havenstad Alexandrië, door de moslims Iskandariya genoemd, en die te veroveren.

Toen de moslims in maart 641 voor Alexandrië verschenen, was de stad zwaar versterkt. De Byzantijnse strijdkracht binnen de stad was 50.000 man sterk, terwijl de sterkte van de islamitische invasiemacht meer dan 100.000 man bedroeg. Er was ook geen gebrek aan voorraden in de stad. De stad had directe toegang tot de zee en via de zee kwam er hulp vanuit Constantinopel, zowel aan mensen als aan materiaal. Maar ondanks de sterke vestingwerken en de bekwame verdediging van Alexandrië pochte Amr dat de moslims met behulp van list en bedrog in staat zouden zijn om de stad te veroveren en de moslims besloten de stad te belegeren.


De Byzantijnse verdedigers hadden op de muren van de stad katapulten opgesteld en bombardeerden de moslims met keien die verpakt waren in brandend stro en nafta, dat ook wel Grieks vuur werd genoemd. Heraclius, de Byzantijnse keizer, maakte ondertussen in Constantinopel versterking gereed. Hij was van plan om persoonlijk aan het hoofd van deze versterkingen naar Alexandrië te varen. Maar voordat hij dat kon doen, stierf hij. De versterkingen raakten in Constantinopel verspreid en er kwam geen significante hulp naar Alexandrië.

Toen het beleg al zes maanden duurde, werd Omar in Medina ongeduldig. In een brief aan Amr gaf de Kalief uiting aan zijn bezorgdheid over de vertraging bij van de verovering van Egypte. Amr bin Al-Aas verzamelde zijn mannen en las ze de brief van Omar voor om de moslims te inspireren. Er werd besloten dat na de daaropvolgende vrijdaggebeden een aanval zou worden uitgevoerd. De volgende vrijdag na het middaggebed vielen de moslims aan. Veel moslims sneuvelde echter en ze verloren de strijd en verplaatsen hun kamp terug naar Al Fustat. De Byzantijnse verdediging had de islamitische aanval overtuigend afgeslagen.

Verraad
Toen alles verloren leek, stelde Abu, een visser en een recente Koptische bekeerling tot de islam, Amr voor dat hij en zijn metgezellen in de vroege ochtend met hun vissersboten de haven in zouden varen. De vissers brachten elke ochtend op die manier hun vangst naar Alexandrië. Na de landing daar, stelde Abu voor, zouden ze naar een van de poorten gaan, de nietsvermoedende bewakers in de schemering overweldigen en de poort openen. Op een signaal van Abu kon het islamitische leger dan de stad in komen. De volgende dag, voordat de zon opkwam, werd de stad door de moslims stormenderhand genomen. Meer dan 20.000 Byzantijnse soldaten werden gedood en nog meer werden er gevangen genomen. De rest van het Byzantijnse leger vluchtte naar Constantinopel met schepen die in de haven voor anker lagen. Sommige rijke handelaren waren ook gevlucht, maar veel van de bevolking bleef achter en de volgende drie dagen vond er een verschrikkelijk bloedbad in de stad plaats. De paleizen werden geplunderd, de vrouwen werden verkracht en in slavernij gebracht. De mooiste vrouwen kwamen in de harems van Amr en zijn commandanten terecht. Amr meldde zijn baas Omar: “We hebben Alexandrië veroverd. In deze stad zijn 4.000 paleizen, 400 plaatsen van vermaak en een ongekende rijkdom.”

De moslimsoldaten verzamelden de oorlogsbuit en verdeelden die onder elkaar. De moslims zijn er in geslaagd de glorie van het oude Egypte op brute wijze te vernietigen, zijn taal, cultuur en religie die tot dan toe ononderbroken hadden bestaan. Ze vernietigden het oude Egypte en vaagden er het christendom en de oude cultuur weg, zodat alleen de grote piramides en de sfinx als getuigen overbleven.

De vernietiging van de bibliotheek in Alexandrië
Er zijn verschillende meningen over de verwoesting van de oude bibliotheek van Alexandrië, maar recent onderzoek heeft geconcludeerd dat de Arabische generaal Amr deze wandaad in opdracht van Kalief Omar heeft gepleegd. Het verhaal gaat dat het hen zes maanden kostte om de boeken te verbranden in de verwarmingsinstallaties van de openbare baden van Alexandrië. Deze schandelijke daad werd door ongeletterde Arabieren gepleegd, want er kon geen ander boek bestaan dan de Koran! Dit was de rechtvaardiging voor de Arabieren voor het verbranden van alle bibliotheken. Ze deden dat niet alleen in Egypte, maar ook in Syrië (Damascus); in Perzië, waar ze Zoroastrische Koninklijke bibliotheek van Ctesiphon in brand staken; in Spanje en in India, waar ze de boeddhistische universiteit van Nalanda in brand staken. Het in brand steken van bibliotheken is een van de grote wandaden van de islam.

Aanval op de cultuur
Het eerste doel in 641 van de Arabische heersers was om maximaal gewin uit het rijke Egypte te halen. Johannes van Nikiou geeft in zijn kronieken aan dat Amr “de belastingen verhoogde tot 22 batr goud en dat al het volk zich verborg, als gevolg van de mate van verdrukking en het de middelen niet kon vinden om te betalen.” De Omayyaden Kalief Suliman ibn Abed Almalek verwoordde dit beleid in een brief aan zijn superieur als: “het melken van de kameel tot hij geen melk meer geeft, maar bloed”. Dit laatste geeft maar al te duidelijk aan dat het de moslims aan niks gelegen was dan alleen het vernietigen van culturen en het bemachtigen van buit.

Het beleid van de Arabische heersers veranderde geleidelijk van maximale financiële winst naar islamisering, hetzij door prikkels van lagere belastingen of door rechtstreeks geweld te plegen en dwang uit te oefenen. De aanval op de cultuur werd ingeleid met de vernietiging van de bibliotheek van Alexandrië en voortgezet door de Omayyaden, die stelden dat in het bestuur van Egypte de Arabische taal in de plaats moest komen van het Koptisch. Het duurde eeuwen voordat het Arabisch het Koptisch als spreektaal had vervangen en het Koptisch bleef als spreektaal tot in de 13e eeuw in gebruik. In tegenstelling tot de Perzische, Griekse en Romeinse heersers, die enkele van de oude Egyptische tempels hadden onderhouden en herbouwd, vernietigden en plunderden de islamitische heersers de Egyptische tempels en kerken. Sultan El Aziz probeerde in circa 1193 om in acht maanden de grote piramides van Gizeh te slopen. Uiteindelijk slaagde hij slechts erin om een deel van de bekleding van de grote piramide van Cheops te verwijderen; dat is de reden dat deze piramide alleen aan de top nog zijn gladde afdekking heeft.

De verovering van de Fayyum
Theodosius, de generaal die wist dat de Arabieren in aantocht waren, verplaatste zich van de ene plaats naar de andere om de vijand in de gaten te houden. De Ismaëlieten vielen aan, doodden de commandant, vermoordden al zijn soldaten en namen de stad in (Behnesa?) Wie hem naderde, werd afgeslacht; ze spaarden noch oude mensen, noch vrouwen, noch kinderen.

Na de vlucht van het Griekse (Byzantijnse) leger bij Nikiou
Toen kwamen de moslims bij Nikiou (aan de Nijl bij Damanhur). Er was geen enkele soldaat om hen te weerstaan. Ze namen de stad in en slachtten iedereen af die ze in de straten en in de kerken tegenkwamen mannen, vrouwen en kinderen; ze spaarden niemand. Daarna trokken ze naar andere plaatsen, plunderden en vermoordden alle inwoners die ze konden vinden.

In de stad Sa namen ze de nietsvermoedende Esqutatos van de stam van generaal Theodocius de generaal en zijn mannen gevangen, die zich in de wijngaarden hadden verborgen en doodden hen. Maar we willen verder niets meer vertellen, want het is onmogelijk om de verschrikkingen te beschrijven die de moslims bedreven toen ze het eiland Nikiou bezetten, op zondag de achttiende dag van de maand Guebot, in het vijftiende jaar van de maancyclus, en de vreselijke gebeurtenissen die plaatsvonden in Ceasarea in Palestina.

Amr onderdrukte Egypte. Hij droeg de inwoners op om de bewoners van de Pentapolis (Tripolitanië) te bevechten. Na de overwinning te hebben behaald, stond hij hen niet toe om er te blijven. Hij verzamelde een aanzienlijke buit uit dit land en een groot aantal gevangenen. Abulyanos (...). de gouverneur van de Pentapolis, trok met zijn troepen en de belangrijkste burgers van de provincie terug naar de stad Teycheira, die zwaar versterkt was, en verschanste zich daar. De moslims gingen terug naar hun land met hun buit en gevangenen. De patriarch Cyrus was diep bedroefd over de rampen in Egypte, omdat Amr, die van barbaarse afkomst was, geen medelijden had getoond met de Egyptenaren en zich niet had gehouden aan de overeenkomst die met hem was gesloten.

Amr’s positie werd van dag tot dag sterker. Hij hief belastingen die hij had ingesteld, maar kwam niet aan de eigendommen van de kerken, voorkwam dat ze werden geplunderd en beschermde ze gedurende de gehele duur van zijn regering. Hij had Alexandrië ingenomen en de gracht gedempt, waarbij hij het voorbeeld van Theodores de Kwaaddoener had gevolgd. Hij verhoogde de belastingen tot een hoogte van 22 batr goud, wat tot resultaat had dat de inwoners, die gebukt gingen onder de last en niet in staat om te betalen, zich verscholen.

Maar het is onmogelijk om de beroerde situatie te beschrijven waarin de inwoners van deze stad verkeerden. Ze kwamen op het punt om hun kinderen aan te bieden om de enorme sommen te betalen die ze elke maand moesten betalen, en vonden geen hulp omdat God hen in de steek had gelaten en de christenen in de handen van de heidenen had overgeleverd. [Johannus van Nikiou (tussen 640 en 646)]. Toen Amr in opdracht van Kalief Omar in 643 Tripoli veroverde, nam hij alle vrouwen en kinderen, joods en christelijk, gevangen. (1)

Weerstand tegen de Arabische onderdrukking in Egypte
De Arabische onderdrukking bracht de Kopten tot verschillende opstanden, maar deze konden de islamitische onderdrukking niet opheffen. De Kopten in de oostelijke Delta vochten in 725 tegen de Omayyaden. Rond 815 vond een grootschalige opstand tegen de Abbasiden plaats. El Maamoun, de Abbasiden Kalief, moest een groot leger met olifanten in de strijd brengen om de Koptische revolutie van 815 neer te slaan. Zelfs nog in 1176 kwamen de Kopten van de stad Koptos in opstand. Als gevolg van de opstanden en de repressie werden veel van de Kopten gedwongen tot de islam over te gaan om te ontsnappen aan de voortdurende onderdrukking, de vernederingen en de willekeurige zware belastingen. In Egypte waren in het midden van de 9e eeuw de meeste kloosters aan de grens van de woestijn verlaten. De Arabieren kwamen vooral op en rond de christelijke feestdagen vanuit Opper-Egypte om te roven en mensen in slavernij weg te voeren. Tijdens Pasen 866 plunderden Arabieren alle kloosters in Wadi Natrun, stalen alles wat los en vast was en namen pelgrims gevangen.

Patriarch Shenetouti I tekent op dat de moeilijkheden voor de kerken in Egypte niet ophielden. Vanuit Alexandrië werden op grote schaal strooptochten gehouden, waarbij steden in brand werden gestoken en de bevolking werd vermoord. “Ze waren enorme moordenaars en konden door niemand worden tegengehouden.”

Hoewel de vervolging van de Kopten door de Arabieren, Mamelukken en de Turken eerder regel dan uitzondering was, hadden de meeste van deze heersers de kennis van de Kopten nodig om het land te regeren en de belastingen te innen. Onder het bewind van de Fatimiden-dynastie nam El Hakem een aantal Kopten in dienst en in 1004 besloot hij om zijn Koptische werknemers ofwel te dwingen zich tot de islam te bekeren of hen te doden. Twee prominente Kopten, Fahed ibn Ibrahim en Yuhana ibn Nagah, waren onder de werknemers van El Hakem, die kozen voor de dood in plaats van zich te bekeren tot de islam.

In het volgende hoofdstuk zal het gaan over de pogingen van de verovering van Nubië, dat toch goed opgewassen was tegen de islamitische hordes.

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2019/10/10 ... om-deel-4/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 5)

Geplaatst op 12 oktober 2019

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 4 van “Vrucht van de boom”

Dat het niet altijd even goed ging met de Jihad lieten de Nubiërs zien op het moment dat de moslims hadden besloten om de Jihad uit te breiden over heel het Afrikaanse continent. De Nubiërs, in die tijd bekend als een strijdvaardig volk, wisten na verloop van tijd de veroveringen en plunderingen te stoppen, wat tot gevolg had dat de islamitische expansie richting het zuidelijke deel van Afrika voor 500 jaar stil kwam te liggen.

Nubië ca. 642 tot nu

Nadat de Byzantijnen in Egypte waren overwonnen, hebben de islamitische legers geprobeerd om dieper door te dringen in Oost-Afrika in wat toen bekend was als Nubië. Op het moment van de islamitische invasie in 642 strekte het oude Koninkrijk Nubië zich uit van het zuiden van Egypte, van Aswan naar Abessinië en van de Rode Zee naar de Libische woestijn. De hoofdstad van het Koninkrijk was Dumqula, diep in de bossen van de Boven Nijl. De Nubiërs waren christenen met veel voorchristelijke heidense invloeden en ze werden geregeerd door koningen die ijverig waakten over de onafhankelijkheid ten opzichte van hun Byzantijnse geloofsgenoten. De Nubiërs waren kundige boogschutters, waarvan de islamitische historicus Balazuri vertelt dat ze de moslims konden raken waar ze maar wilden. Ze gebruikten guerrillatactieken en het islamitische leger raakte volkomen uitgeput en werd gedwongen zich terug te trekken uit Nubië. Dit zorgde ervoor dat Zuid-Soedan en Ethiopië tot op de huidige dag christelijk bleven.

De eerste aanval
In de zomer van 642 had de moslimgeneraal Amr ibn-Al-Aas, die het bevel voerde over een legereenheid in de buurt van de Nubische grens, besloten een strooptocht te houden in Nubië. Amr-Ibn-Al-Aas stuurde een expeditie naar Nubië onder het bevel van zijn neef Oeqba-Ibn-Nafe. Egyptische vluchtelingen hadden de Nubische koning gewaarschuwd voor de meedogenloosheid van de Arabieren. Dus toen de indringers vanuit Egypte aankwamen, waren de Nubiërs klaar om ze te ontvangen. De Arabische veroveraars van Egypte kwamen al snel in conflict met de Nubiërs. Deze invallen waren voldoende om de Nubiërs te doen beseffen dat zij in open oorlogvoering zouden worden afgeslacht en ze besloten de moslims met guerrillatactiek tegemoet te treden. Na het vallen van de avond verborgen de Nubiërs zich in bomen en struikgewas in dit dorre land en lagen op de loer om de moslims met hun in gif gedoopte pijlen en speren te bestoken. In een dergelijk type oorlogvoering blonken ze uit. De expeditie werd door Amr ibn-Al-Aas voor eigen rekening uitgevoerd, zonder medeweten of goedkeuring van Kalief Omar. In die dagen gingen veel moslimcommandanten over tot strooptochten in niet-islamitische landen om persoonlijke roem en glorie te verwerven. Op eigen gelegenheid liet Amr ibn-Al-Aas zijn neef Oeqba-Ibn-Nafe Nubië aanvallen, omdat hij dacht dat de overwinning op de Nubiërs gemakkelijk zou zijn. Hij wilde het de Kalief pas vertellen als hij het land had veroverd en hij wilde dan voor zichzelf het gouverneurschap opeisen. De Nubiërs volgde de tactiek van de verschroeide aarde. De putten werden dichtgegooid en er was geen bevolking om ten prooi te vallen aan de oprukkende moslims. Oeqba besefte dat Nubië een arm land was en dat er niets was dat waard was om voor te vechten. De Nubiers waren de eersten die de moslims sinds 622 een nederlaag toebrachten.

De tweede aanval
In 652 werden de Arabische aanvallen hervat en drongen ze door tot het Oude Dongola, waar de belangrijkste kerk werd verwoest met stenen uit de katapulten. De Nubische koning Kalidurut riep op tot vrede. Ondanks deze overwinning konden de Arabieren door het felle verzet van de bewoners het relatief arme Nubië niet lang houden. Het gevolg van het Nubische verzet was dat de Nubiërs hun christelijke erfgoed in grote delen van Nubië, Zuid-Soedan en Ethiopië konden handhaven. Kalief Uthman bepaalde in een verdrag in 652 met Nubië dat er elk jaar 360 slaven voor de Kalief moesten worden geleverd en 40 voor de Egyptische gouverneur; dit ging door tot 1276. Soortgelijke verdragen werden tijdens de Omayyaden en Abbasiden gesloten met steden in Transoxiana, Sjistan, Armenië en Fezzan (Noordwest-Afrika), die jaarlijks een vastgesteld aantal slaven moesten leveren. Een andere factor die de Arabische verovering van Nubië en Soedan vertraagde, was dat ergens tussen 650 en 710 de twee Nubische koninkrijken Nobatia en Makuria werden samengevoegd tot één machtig koninkrijk. Deze eenmaking van de twee Nubische koninkrijken was van belang voor Nubië, omdat het een sterkere weerstand tegen Arabische invallen opleverde. Het verenigde koninkrijk onder koning Cyriacus was krachtig genoeg om in 745 Egypte binnen te vallen om de patriarch van Alexandrië te bevrijden, die was gevangen genomen. Vanaf 822 tot 836 was er voortdurend oorlog met Egypte, totdat in dat laatste jaar George, zoon van koning Zakaria, als ambassadeur werd uitgezonden naar de Kalief in Bagdad.

Het goud van Nubië
Tijdens de negende eeuw waren er weer veel Arabische infiltraties in het gebied ten oosten van de Nijl. Het belangrijkste doel was het verkrijgen van het goud van de Rode Zee en in 831 werd een verdrag gesloten, waarbij de Beja stam schatting moest betalen. Dit verdrag duurde niet lang en in 856 werd na een Beja nederlaag een nieuw verdrag gesloten. Dit bevestigde de bepalingen van het eerdere verdrag en voegde er eentje aan toe, waarbij de Beja zich niet mochten bemoeien met de islamitische goudmijnwerkers. Tegen het midden van de tiende eeuw waren de vijandelijkheden met Egypte weer losgebarsten. De Nubiërs vielen het Arabische Egypte aan en profiterend van de wanorde daar bereikten ze in het jaar 962 de stad Achmim en controleerden tijdelijk Opper-Egypte tot ten noorden van Edfu. Deze bezetting van Opper-Egypte duurde nog tot na de verovering door de Fatimiden in 969, maar de betrekkingen tussen Egypte en Nubië waren goed en de koning van Nubië werd beschouwd als beschermer van de patriarch van Alexandrië.

Het verdere verloop
De periode tussen het einde van de tiende en het begin elfde eeuw markeert het hoogtepunt van Nubische macht, maar vanaf dat moment is de geschiedenis er een van toenemende Arabische druk en neergang en de controle over Opper-Egypte ging verloren. Met het einde van het Fatimiden-bewind in 1171 brak er weer oorlog met Egypte uit. De Nubiërs namen het initiatief en vielen Egypte binnen. Na het innemen van Aswan rukten de Nubiërs op in Opper-Egypte. Saladin (Salah ed Din), de nieuwe heerser van Egypte, zette zijn leger tegen de Nubiërs in onder het bevel van zijn broer Shams-ed-Din Shah Turan en hij versloeg hen en dreef ze terug naar lbrim, dat werd veroverd en waar de belangrijkste Nubische kerk werd veranderd in een moskee. Na deze gebeurtenis is er honderd jaar van stilte, totdat in 1272 de Nubiërs onder een koning David de Arabische stad Aidhab aan de Rode Zeekust aanvielen. Dit was het laatste agressieve optreden van de nu erg verzwakte christelijke Nubische staat en zijn geschiedenis vanaf dan is een verhaal van dynastieke intriges. De laatste christelijke koning van Dongola was Kudanbes, die in het jaar 1323 werd verslagen door Kanz-ed-Dawla. Het christelijke koninkrijk kwam tot een eind en het land werd opengesteld voor de Arabieren en snel geïslamiseerd. Maar vanwege de vroege Nubische overwinningen zijn Ethiopië en de zuidelijke delen van Soedan tot vandaag toe overwegend christelijk gebleven. Latere islamitische aanvallen vanuit Hijaz, Saoedi-Arabië, op de kustgebieden van Nubië en Oost-Afrika hebben geleid tot de gewelddadige bekering tot de islam van de bevolking van Somalië, Noord-Soedan en Eritrea.

Het zijn deze bekeerlingen die de oorzaak zijn van de terugkerende gevechten in Zuid-Soedan en langs de Ethiopisch-Eritrese grens tussen moslims en christenen. Hun strijd gaat vandaag de dag nog steeds door met de conflicten tussen het gearabiseerde Noord-Soedan, de christelijke Dinka stam in Zuid-Soedan en de donker gekleurde stammen in Darfur, die moslims zijn, maar niet zijn gearabiseerd. Dit geweld steekt nu weer over naar Jemen. De bevolking van Westelijke Nubië heeft zich ook altijd tegen de islam verzet en ze werden pas laat in de 17e eeuw door de Mamelukken tot de islam bekeerd. Deze mensen zijn vanwege hun late bekering niet gearabiseerd en zij bewonen wat tegenwoordig Darfur heet en zijn onderworpen aan aanvallen van de Janjaweed, de gearabiseerde moslims van Noord-Soedan, die daar al meer dan 300.000 slachtoffers hebben gemaakt. De oorzaak van de crisis in Darfur is de islamitische invasie van Soedan, die nog steeds voortduurt.

Vanaf hier wordt de verovering voortgezet in de richting van Libië en Tunesië.

Libië en Tunesië 642 tot 643

De Pentapolis van Cyrenaica in 642
Na het mislukken van de campagne in het zuiden van Nubië leidde Amr zijn troepen in september 642 naar het westen. Na een maand bereikten de islamitische troepen de Pentapolis van Cyrenaica in Libië. De Pentapolis waren de vijf steden in Cyrenaica in het oosten van Libië: Cyrene, Barce, Euhesperides (later Berenice, tegenwoordig Benghazi), Teuchira (later Arsinoe, tegenwoordig Tukrah) en Apollonia (Susah). Deze steden werden tussen ongeveer 631 v. Chr. en ongeveer 400 v. Chr. door Griekse emigranten gesticht. De emigranten kwamen van het dichtbevolkte eiland Thera, nadat het orakel van Delphi hen had opgedragen in Afrika een nieuw thuis te zoeken. Amr stelde voor dat de burgers in plaats van jizya te betalen ze hun kinderen zouden laten bekeren tot de islam. Ze zouden dan worden ingelijfd in het islamitische leger, want na de reeks oorlogen die ze hadden gevoerd raakte het islamitische leger steeds meer uitgeput en was er behoefte aan vers bloed. Door de uitzichtloze situatie stuurden veel arme burgers van de Pentapolis hun kinderen dus naar het islamitische leger. Op deze manier konden ze ontkomen aan de jizya en hun kinderen konden buit binnen brengen door andere steden te plunderen. Deze gedwongen inlijving van niet-islamitische jongeren in het islamitische leger was een voorloper van de Janitsaren die de Ottomaanse Turken gebruikten tegen de christenen van Servië, Kroatië en Bosnië.

Bedrog en chantage bij de verovering van Tripoli in 643
Daarna werd Oeqba bin Nafe aan het hoofd van een strijdgroep gesteld om een veldtocht naar het westen uit te voeren. Ze kwamen in het voorjaar van 643 bij de ommuurde stad Tripoli. Het Byzantijnse garnizoen weigerde zich over te geven en de moslims belegerden daarom de stad. De stad had echter vrije toegang tot de zee en de doorgang naar de zee kon niet kon worden geblokkeerd. De belegering sleepte zich twee maanden voort en daarom besloten de moslims gebruik te maken een list. Ze opende de onderhandelingen met de christenen en boden een wapenstilstand aan in de week van Goede vrijdag en Pasen. De moslims stonden de christelijke bewoners een bezoek toe aan de Maria-kathedraal die buiten de muren van de stad op een heuvel stond. Ze werden begeleid door een klein contingent Byzantijnse troepen. Gebruik makend van deze minimale en zwakke beveiligingsregeling braken de moslims hun woord, zoals ze oorspronkelijk van plan waren geweest, en namen een aantal van de pelgrims als gijzelaars. Tot hun teleurstelling was geen van de gijzelaars echter van hoge afkomst. De moslims ontdekten echter dat onder de gijzelaars twee dochters van een gardelid waren. Ze beloofden duizend dinar aan elk van hen als zij hen een toegang tot de stad konden wijzen. De twee meisjes veinsden onwetendheid van een dergelijk pad en weigerde de medewerking.

De belegering van de stad werd weer hervat. Elke dag bonden de moslims de twee meisjes vast aan palen buiten hun kamp in het zicht van de wallen van Tripoli en na een paar dagen verlaagden de moslims bewust hun waakzaamheid en lieten de twee meisjes in een schijnbaar onbewaakte tent slapen. Enkele dagen later deden ze een voorspelbare poging om te ontsnappen. De Arabieren zagen ze een kanaal in glippen dat onder de grond ging en volgde de meisjes die niet hebben beseft dat ze het geheime pad naar de versterkte stad hadden verraden! Toen de moslims deze doorgang ontdekten, lieten ze versterkingen komen en braken er door de stad in onder de kreet “Allah-u-Akbar”. Ze waren niet meer te houden nu ze in de stad waren en de moordpartijen en plunderingen gingen de gehele volgende dag door tot Amr opriep om een ordelijke plundering te organiseren. De overlevenden van het Byzantijnse garnizoen vluchtten naar de schepen en voeren weg. De burgers gaven zich over en de meesten van hen aanvaardden de islam en vanaf dat moment werd Tripoli, dat tot dan toe christelijk was geweest, een islamitische stad en bleef dat tot vandaag. Nadat Amr Tripoli veroverde, dwong hij de joodse en christelijke Berbers om als onderdeel van de jizya hun vrouwen en kinderen als slaven af te staan. Vanuit Tripoli stuurde Amr een strijdgroep naar Sabrata op 65 kilometer van Tripoli. Er werd zwakke weerstand geboden, waarna de stad werd overgegeven. Opvallend hierbij is dat de moslims eisten dat er kinderen geleverd moesten worden om hen om te vormen tot Janitsaren, een later zeer gevreesde elitekorps. Tot zo ver de veroveringen van grote delen van Afrika.

Het volgende deel zal de strijd tegen de Berbers en de verdere islamisering van Noord-Afrika behandelen.

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2019/10/12 ... om-deel-5/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 6)

Geplaatst op 14 oktober 2019

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 5 van “Vrucht van de boom”

Noord-Afrika en de Berbers

Hier de werkelijke geschiedenis van de Arabische onderdrukking in Spanje, die in niets lijkt op hetgeen tegenwoordig op scholen geleerd wordt over dit deel van de historie. Hele dorpen en steden werden uitgemoord en jonge vrouwen in slavernij weggevoerd. Nog steeds wordt de jeugd vergiftigd met ideeën dat de moslims alle goeds brachten in Al-Andalus, terwijl de waarheid er toch heel anders uit ziet. Opvallend overigens dat men ons heden ten dage nog probeert wijs te maken dat moslims een groot respect voor vrouwen zouden hebben, maar als je dan de aantallen vrouwen ziet die in slavernij weggevoerd werden, dan komt er toch een heel ander beeld naar voren en ga je eerder denken aan hetgeen in Groot-Brittannië uitgevreten wordt door de islamitische grooming gangs.

Berbers 640 tot 711

In de Oudheid werd Noord-Afrika gekoloniseerd door de Feniciërs en later door de Carthagers, die werden gevolgd door de Romeinen, de Germaanse Vandalen, de Byzantijnen en uiteindelijk de Arabieren. Andere buitenlanders, vooral de Grieken en Joden, hebben ook delen van het oude Noord-Afrika op verschillende tijdstippen geregeerd. De Berbers zijn de inheemse bevolking van Noord-Afrika ten westen van Egypte. Ze bestaan uit vele stammen, maar ze waren er tijdens de opeenvolgende invasies van hun land in geslaagd om hun cultuur, hun taal en een aanzienlijke militaire macht te handhaven.

Hier sla ik een klein stukje over.

De Arabieren hadden binnen tien jaar een van de meest spectaculaire veroveringen uit de geschiedenis uitgevoerd. Ze veroverde Palestina, Syrië en Egypte op de Byzantijnen en eerst Irak en vervolgens Perzië. Waar ze ook gingen, werden de mensen gedwongen om moslim te worden en Arabisch te gaan spreken. Na ca. 680 veegden de Arabieren door Noord-Afrika, van Egypte tot aan de Atlantische Oceaan. Enige tijd klampten de Byzantijnen zich nog vast aan hun kuststeden, terwijl de Arabieren, in hun haast om zoveel mogelijk land te veroveren, naar de Atlantische Oceaan op weg waren. Toen de islamitische generaal Oqba ibn Nafi in Marokko de Atlantische Oceaan bereikte, reed hij volgens de legende de zee in en sloeg er met zijn zwaard op uit frustratie dat er geen landen meer te veroveren waren. Bij zijn terugkeer in maart 683 werd de hooghartige en wrede Oqba ibn Nafi door de Berbers verslagen en gedood.

Na deze nederlaag werd de Arabische agressie voor een decennium onderbroken, maar in 698 nam de gouverneur van Egypte, Hassan Ibn Al Numan, uiteindelijk Carthago in en liet het volledig verwoesten; hij verdreef de Byzantijnen volledig uit Afrika. Nu werden de islamitische agressors geconfronteerd met hun laatste en meest hardnekkige vijand, en dat waren de Berbers. Toen de Arabieren het westen van Noord-Afrika binnenvielen, werden de Berbers geregeerd door Kahina (of Cahina), een koningin van Joodse afkomst. Er zijn berichten dat Kahina en haar stam, de Jerawa, in de Aures bergen in het oosten van Algerije en Tunesië, Joods waren en dat zij de ‘Berberse Deborah’ werd genoemd. Het is in ieder geval bekend dat kort nadat de Arabische generaal Hassan Ibn Al Numan Carthago veroverde op de Byzantijnen, Kahina’s troepen hem versloegen. Net als tijdens de Tweede Wereldoorlog leidde een enkele nederlaag in Noord-Afrika tot een terugtocht van honderden kilometers. Hassan trok zich terug, waarschijnlijk helemaal naar Egypte. Na zijn terugtocht nam Kahina Carthago in en regeerde zij over het grootste deel van de Berbers in Noord-Afrika.

Volgens Ibn Khaldun voerde Kahina een rampzalige beleid, terwijl ze wachtte op de onvermijdelijke hernieuwde Arabische aanval. Zij meende dat de Arabieren Noord-Afrika alleen omwille van zijn rijkdom wilde veroveren. Ze gaf de Berbers, die nog nomadisch leefden, opdracht om de steden en boomgaarden te vernietigen en kuddes van de sedentaire Berbers te vernietigen om zo van Noord-Afrika een woestijn te maken. Als Kahina werkelijk deze verbazingwekkende beslissing nam, had ze zich tragisch vergist. De Arabieren waren vastbesloten om Noord-Afrika, ongeacht de rijkdom of armoede, in te nemen, want hun enige doel was om de mensen te bekeren tot de islam en ook omdat Noord-Afrika een poort was naar Spanje en Europa. Zoals te verwachten was, kostte dit ongenuanceerde beleid van de verschroeide aarde Kahina de steun van de stedelijke Berbers. In 702 viel Hassan het Berberland weer binnen en versloeg hij Kahina. Nadat ze het laatste gevecht had verloren, beval Kahina haar zonen om over te gaan naar de vijand. “Haar zoons moesten zich bekeren tot de islam om hun overgang naar de Arabieren te bezegelen”.

In de loop der eeuwen was het conflict tussen nomadische en sedidentaire volkeren en tussen landelijke en stedelijke volkeren een belangrijkste factor in de geschiedenis. Dit geldt voor veel gebeurtenissen in de geschiedenis van het Midden-Oosten, zoals bij de val van het Romeinse Rijk door de Germaanse Goten en Vandalen, en ook voor de snelle Arabische overwinning over de Byzantijnen en de Perzen. Uiteraard past het verhaal van Kahina ’s vernietiging van de Noord-Afrikaanse steden en haar latere verlies van de steun van stadsbewoners goed in dit wereldbeeld. Dit verklaart ook de hardnekkige weerstand die de Berbers boden aan de Arabieren, door ze in de eeuwen daarna steeds weer terug te dringen.

Berberweerstand tegen de islam
De Berbers van de Maghreb in Noord-Afrika kwamen zeker twaalf keer in opstand. Het verhaal van het Berberverzet tegen de islam begint na de Arabische nederlaag van de Byzantijnen en de verovering van Carthago. Na hun nederlaag werden de Byzantijnen verdreven, maar de Arabieren waren nog niet de baas in het land. In het binnenland onderhielden de Berbers een ongeorganiseerd verzet tegen de religie en de macht van de Arabieren. Door de herhaalde tegenaanvallen van de Berbers was de wrede veroveraar Hassan niet in staat om in Noord-Afrika de vrede te bewaren. Dezelfde opstandige Berbergeest werd nieuw leven ingeblazen onder de tirannie van Musa bin Nusair (698-712), een Jemeniet en de opvolger van Hassan, maar werd uiteindelijk onderdrukt door de herhaalde golven van bloedvergieten door Musa en zijn twee zonen. Er wordt aangenomen dat van de 300.000 gevangenen genomen Berberrebellen er 60.000 door de vijfde Kalief werden verkocht ten bate van de openbare schatkist en dat hij 30.000 jongeren gedwongen inlijfde bij het islamitische leger dat Spanje zou binnentrekken. In hun klimaatbestendigheid, hun voeding en hun gewoonten leken de Berbers op de Arabieren van de woestijn. Geleidelijk aan aanvaardden de Berbers de islam en met de godsdienst stemden zij ook in met het Arabisch als tweede taal, met Arabische namen en ook met de geschiedenis van de Arabieren. De meeste Berbers werden moslim met een aanhoudende voorkeur voor ketterijen. Veel Berbers werden Arabischtalig, terwijl sommige toch ook hun eigen taal behielden, die werd gesproken in de beslotenheid van hun huizen. Het christendom verdween bijna geheel uit het Noord-Afrika.

In Hippo Regius, Lepcis Magna, Sabratha, Cyrene, Appolonia en Ptolemais (ruïnesteden) vindt men de overblijfselen van christelijke kerken. De Berbers, die ooit de hele kust van Noord Afrika van Tunesië via Algerije tot aan Marokko bezaten, zijn vandaag teruggedrongen in een deel van de Sahara, in het zuiden van Algerije, Noordoost-Mali en Noordwest-Niger. Ze bewonen ook nog steeds kleine enclaves langs de kust.

De Joden waren koppiger en handhaafden zich in een aantal gebieden, vooral in het Atlas gebergte. De Joodse aanwezigheid in Noord-Afrika werd nieuw leven ingeblazen door een tragedie in de late 15e en vroege 16e eeuw. Na de voltooiing van de christelijke herovering van Spanje in 1492 gaf de Inquisitie de moslims en Joden van Spanje de keuze tussen bekering tot het katholicisme of uitzetting. Grote aantallen Spaanse Joden, evenals de meeste Spaanse moslims, emigreerden naar Afrika. Een andere dramatische gebeurtenis beëindigde de lange joodse aanwezigheid in Noord-Afrika. De oprichting van de staat Israël in 1948 veroorzaakte een toename van het actieve antisemitisme in Noord-Afrika. Gecombineerd met de terugtrekking van het Europese kolonialisme en de onafhankelijkheid van Libië, Tunesië, Marokko en ten slotte Algerije in de jaren 1950 en 1960, leidde dit tot een massale emigratie van Joden naar Israël. Voor de eerste keer in ongeveer 2000 jaar had Noord-Afrika bijna geen Joden meer.

Zuid Europa

Spanje 711 tot 1492
Na de verovering van Noord-Afrika en de bekering van de Berbers tot de islam waren de Arabieren gefrustreerd dat zij geconfronteerd werden met de Atlantische Oceaan, zodat er geen land meer te veroveren viel. De Arabieren richtten zich nu op Spanje aan overkant van de Middellandse Zee en gedurende enkele eeuwen was Spanje het terrein van de Jihad. Het begon in het jaar 711 met een daad van verraad.

De Slag bij de Guadalete rivier in 711
Rodrigo, de Visigotische koning van Spanje, trouwde tegen de wil van graaf Julian met diens dochter. Om zijn eer te wreken, opende Julian onderhandelingen met de vijand en verzocht Emir Noesayr ibn Musa, de gouverneur van islamitisch Noord-Afrika die in Tunesië zetelde, om Spanje binnen te vallen. Kalief al-Walid keurde de invasie van Spanje, die duurde van 710 tot 711, goed op voorwaarde dat graaf Julian de islam aannam. Daarop staken Musa en zijn commandant Tarik ibn Ziyad samen met graaf Julian de verrader als adviseur van Tanger over naar de Zuilen van Hercules, dat werd omgedoopt in Jebel ut Tarik, dat later werd verbasterd tot Gibraltar. De twee legers ontmoetten elkaar op 19 juli 711 aan de oevers van de rivier Guadalete in het uiterste zuiden van Spanje. Toen de strijd bij de Guadalete rivier zich tegen de Spanjaarden begon te keren, probeerde koning Rodrigo zich te hergroeperen door met een deel van zijn troepen de rivier over te steken. Daar blokkeerden de verraderlijke troepen zijn pad. Hij liep vast tussen het islamitische leger van achteren en de overgelopen troepen aan de overkant. Zijn troepen wilden een gevecht op leven en dood, maar Rodrigo, die zijn eigen leven en het leven van zijn troepen wilde redden, koos voor onderhandelingen met de moslims om zijn vrijheid veilig te stellen. De afvalligen namen Rodrigo gevangen en gaven hem aan Julian en die gaf hem door aan ibn Musa Noesayr en Tarik ibn Ziyad. Op aandringen van Musa onthoofdde Tarik de koning. De islamieten staken het hoofd op een staak en paradeerden daarmee voor de delen van het Spaanse leger die zich nog verzetten tegen de moslims. Dit gruwelijke beeld veroorzaakte verwarring en paniek in het Spaanse leger en wat volgde was een ongecontroleerde terugtocht en een slachting van een groot deel van het terugtrekkende leger. Koning Rodrigo’s afgehakte hoofd werd als een trofee naar Damascus gestuurd om de Kalief te vermaken.

Na deze slag trokken de Moren of Moriscos, zoals de Spaanse moslims genoemd werden, verder, totdat binnen vijf jaar het grootste deel van het Iberische schiereiland was veroverd. De moslims doopten Spanje om in Al-Andalus en beheersten het gedurende de volgende acht eeuwen. Emir Musa wilde via Spanje en Frankrijk verder binnendringen in Europa en zich verenigen met de moslims die uit het oosten via Byzantium oprukten en met degenen die via Sicilië van plan waren het Italiaanse schiereiland te veroveren. Het hoofddoel was om Europa van drie kanten aan te vallen en het onsamenhangende Frankische koninkrijk in een tangbeweging te verpletteren. Dan zou de Middellandse Zee een islamitische binnenzee zijn, terwijl Europa een moslimcontinent zou worden. Maar de nieuwe Kalief Suleiman vreesden de toenemende arrogantie van Musa en verklaarde dat zijn overwinningen niet de wil waren van Allah en verbande hem naar een afgelegen stad in Arabië om daar als een bedelaar te leven.

De Reconquista begint in 718
Na de slag van de Guadelete rivier was graaf Pelayo van Asturië ontsnapt aan de nederlaag en hij stichtte het koninkrijk Asturië. Hij bleef in de noordwestelijke hoek van het Spaanse schiereiland verzet plegen tegen islamitische heerschappij. Het verzet begon op kleine schaal met een klein gebied dat hij regeerde en van daaruit deed hij guerrilla aanvallen op de moslims. Dit was het begin van de bevrijding van Spanje van islamitische overheersing. Bij de eerste slag aan de oevers van de Guadelete werden de christenen van Europa geconfronteerd met een vijand die alle foute middelen gebruikte om een overwinning te behalen. Voor de Spanjaarden was de islamitische invasie het begin van een leerproces, waarbij het er om ging de vijand te verslaan met zijn eigen spel van bedrog, intolerantie en wreedheid. Daarom was Spanje het enige land waar vrijwel onmiddellijk een succesvolle guerrillaoorlog tegen de moslims begon. De Reconquista bevrijdde uiteindelijk gedurende de volgende acht eeuwen alle bezette gebieden in Spanje.

Pelayo, de eerste Reconquistador
Na de Slag bij de Guadelete in 711 veroverden de Moren binnen vijf jaar het grootste deel van Zuid- en Midden-Spanje. De herovering begon in 718 vrijwel direct met de nederlaag van het moslimleger tegen het Visigotische stamhoofd Pelayo in de slag bij Alcama. Pelayo weigerde zich neer te leggen bij een islamitische heerschappij van zijn vaderland. Hij ontsnapte aan gevangenschap na de slag bij de Guadelete, waar hij lid was van de lijfwacht van de Visigotische koning Rodrigo, en keerde terug naar zijn geboortestreek Asturië in het noorden van Spanje. In overeenstemming met de Visigotische gewoonte werd hij door een stemming van zijn landgenoten verkozen tot eerste koning van zijn land. Pas in 722 werd zijn koninkrijk zeker gesteld toen een moslimleger in de Slag bij Covadonga werd verslagen. Vandaag wordt dit beschouwd als de eerste christelijke overwinning van de Reconquista. Pelayo stierf in 737 en zijn zoon Favila volgde hem op als koning, maar die bleef niet lang op de troon: legendes beweren dat hij werd gedood door een beer. Na Pelayo konden de latere koningen van Asturië, León, Castilië en Spanje hun geslacht voor honderden jaren tot hem terugvoeren. Na Pelayo werd het verzet voortgezet, maar het kon pas later sterk genoeg worden. Toen de islamitische hordes van 711 tot 730 Spanje veroverden, was Pelayo’s kleine koninkrijk Asturië het enige christelijke land in Spanje. Het was echter blootgesteld aan continue moslimovervallen. Asturië werd geholpen door Karel Martel’s mars over de Pyreneeën in Catalonië, die de moslims uit Frankrijk gooide.

In zijn vierjarige veldtocht in Spanje (711-715) nam Masa Nusayr meer dan 30.000 maagden van adellijke Gotische families gevangen; dit was exclusief de slavinnen en kinderen van andere afkomst.

In 814 – 815 vestigde zich 15.000 Arabieren, afkomstig uit Córdoba, in Andalusië, met vrouwen en kinderen in Alexandrië in Egypte. Zij moesten van de Omayyaden emir al-Hakam binnen drie dagen het land verlaten, nadat er verraders onder hen waren geëxecuteerd. Ze werden in Alexandrië in huizen van christenen gehuisvest die de stad uit werden gejaagd. Deze moslims verlieten in 827 Alexandrië en teisterden Kreta, dat ze met moord en brand doortrokken; in twaalf dagen werden 29 steden ontvolkt door de bevolking als slaven te deporteren. Hetzelfde gebeurde in de Golf van Korinthe.

Korte berichten:
Onder Rahman II (822-852) was er veel weerstand in Andalusië.
In 889 werd Elvira en in 891 Sevilla in bloed gedrenkt door de slachting van duizenden Spanjaarden.
In 981 werden in de streek van Zamora verwoestingen aangericht en 4.000 mensen afgevoerd in slavernij.
In 985 werd Barcelona verbrand en verwoest en bijna alle inwoners vermoord of weggevoerd.
Vele jaren na de verovering in 987 bleef Coimbra verlaten; Leon was verwoest en het platteland eveneens.
In 997 werd Santiago de Compostella geplunderd en met de grond gelijkgemaakt.
In 1000 werd Castilië door de moslims met moord en brand geteisterd en de bevolking werd gevangen genomen en als slaven gedeporteerd.

De koning van Asturie en Castilië profiteerde na 900 van de interne islamitische machtsstrijd en verplaatste zijn hoofdstad naar León. Het verzet ging door met het pareren van de hernieuwde aanvallen van de Kalief van Córdoba op de kleine christelijke enclave. In 1034 had Sancho de Grote de landen Aragon, Sobrarbe, Barcelona, evenals Asturisch León en Castilië ingelijfd.

De jizya en de onderdrukking bevorderden de Reconquista. In 1000 was islamitisch Spanje het meest onderdrukte deel van Europa. De christelijke bevolking van het platteland was onderworpen aan zware jizya belasting en grote aantallen christenen werden gedwongen zich te bekeren tot de islam. Wel had Spanje de grootste steden van Europa die verbonden waren met de Levant-handel en de handel met het Verre Oosten. Dit was bedoeld om Spanje te integreren in het islamitische Kalifaat. De moslims hadden alleen de beste delen van Spanje bezet. Ze lieten de koude vochtige bergen in het noorden aan de christenen. De islamitische staten waren aan de oostkust in het zuiden ontstaan en ook in de droge centrale gebieden. In de christelijke gebieden van het noorden had de samenleving enorm te lijden onder zware belastingen. Een lijden dat werd verergerd door de steeds terugkerende hongersnoden. Dat kwam omdat de islamitische invallers alle irrigatiewerken hadden vernietigd in die gebieden waar de meerderheid van de bevolking christen bleef. De westerse christelijke koninkrijken van Castilië en het koninkrijk van Navarra waren erg klein, met eenvoudige regeringsstructuren. Aan het begin van de elfde eeuw waren zij niet in staat om zich tegen de hernieuwde aanvallen van de islamitische landen te verzetten. Andalusië viel in een aantal kleine stukken uiteen, die de Taifa-staten werden genoemd, en omdat de christelijke Spanjaarden nog niet voldoende waren georganiseerd en gemotiveerd voor een herovering, werkten ze vaak als huurlingen voor verschillende islamitische heersers.

Zolang Spanje onder islamitische heerschappij bleef, lag het Italiaanse schiereiland steeds onder dreiging van een invasie over de smalle Straat van Corsica en Sardinië. Daarom vond de Paus het noodzakelijk om de christelijke koninkrijken van Noord-Spanje onder druk te houden om de heilige oorlog met de Moren te blijven voeren. Maar tot de 11e eeuw was dat nog geen doorslaggevend element in het Iberische denken en dus werkte de christelijke adel soms als huurlingen bij hun islamitische overheersers. Daardoor begonnen ze meer macht te krijgen ten koste van hun corrupte en wellustige islamitische overheersers en dus begonnen ze beschermingsgeld te heffen van de islamitische koningen.

Kort bericht:
In Córdoba en andere delen van Spanje werden tussen 1010 en 1013 honderden Joden vermoord.

Als vergelding voor de groeiende christelijke macht in het noorden begonnen de islamitische koningen van de christelijke boeren belastingen te heffen in aanvulling op de jizya. Omdat dit in islamitische ogen vrij was toegestaan, was het slechts een kwestie van tijd voordat er een terugslag zou komen en de vreedzame relatie tussen de islamitische en de christelijke koningen zou eindigen. Rond 1030 nodigde de koningen van Navarra en León monniken uit Cluny uit voor een hervorming van hun kloosters. Tevens benoemde Ferdinand I van León omstreeks 1050 Franse monniken tot bisschop. Deze monniken waren niet zo onder de indruk van islamitische macht als de Spanjaarden waren geweest. De kerkelijke reformatie gaf de Spanjaarden een hernieuwde christelijke identiteit, met de nadruk op de verschillen met de moslims met wie de Spanjaarden op cultureel gebied veel begonnen te delen. Er kwam ook reactie van de islamitische kant. Met de geïnde belasting van boeren uit het zuiden werden in Córdoba, Granada, Sevilla en andere bezette steden een aantal grote moskeeën gebouwd. Belangrijker is dat er maatschappelijke veranderingen ontstonden in het noorden, waar meer Spanjaarden als huurlingen en als beroepsmilitairen in dienst waren van de moslims. Wanneer de omstandigheden het toestonden, gaven sommigen van hen de positie als huurlingen op en boden hun diensten aan de christelijke koningen van het noorden van Spanje aan. Het gebruik van de diensten van dergelijke avonturiers en de toenemende bewustwording om bezet Spanje te bevrijden, leidde ertoe dat in 1085 koning Alfonso VI van León het koninkrijk Toledo bevrijdde van het juk van de Moriscos (Moren). De Andalusiërs, die verbitterd waren door islamitische tirannie en de wurgende jizya belasting, verwelkomden de bevrijding.

Kort bericht:
Als protest tegen het tewerkstellen van niet-moslims in overheidsdienst ontstonden in 1066 rellen waarbij de hele Joodse gemeenschap van Granada, 4.000 mensen, werd er vermoord.

Tot hier een deel van de geschiedenis van Noord-Afrika en Zuid Europa.

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2019/10/14 ... om-deel-6/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 7)

Geplaatst op 16 oktober 2019

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 6 van “Vrucht van de boom”

Een driekwart eeuw later kwam er weer een opleving van de vijandelijkheden, omdat de Almoraviden waarschijnlijk ook een deel van de buit wilden. Hier ging de onderdrukking van de Spaanse bevolking nog een heel stuk verder.

De Almoraviden uit Marokko vallen Spanje binnen in 1086

De christelijke vooruitgang werd onderbroken door de invasie van de Almoraviden uit Marokko. Zij kwamen uit het Atlasgebergte in Noord-Afrika en waren streng en fanatiek in hun interpretatie van de islam. Ze kwamen in 1086 naar Spanje om de christenen te verslaan. Tijdens de Slag bij Sagrajas veegden ze Alfonso’s strijdkrachten van de kaart en creëerden ze een nieuwe verenigde moslimstaat in Andalusië. Alfonso kon Toledo nog in zijn bezit houden, vooral door de oprichting van vestingsteden. Om kolonisten aan te trekken, boden de christelijke koninkrijken van Noord-Spanje de mensen voordelen aan zoals een huis, land en lokaal zelfbestuur. Zelfs aan criminelen werd amnestie verleend. Hen werd de vrijheid gegeven als zij zich wilden vestigden in de mesta, dat zijn de gebieden grenzend aan moslimgebied waar de belangrijkste middelen van bestaan de schapenteelt en de oorlogsvoering tegen de moslims waren, dit alles in een wildwest-achtige omgeving. De steden vormden civiele milities voor zowel defensieve als offensieve doeleinden. Aanvankelijk was het enige doel om buit te behalen en meer land te winnen, maar in toenemen de mate werd de strijd aan beide zijden omgeven met religieuze symbolen. Tegen de tijd van Paus Gregorius VII was er sprake van een heilige oorlog tegen de ongelovigen. Tijdens de Kruistochtperiode van Paus Urbanus II en daarna waren de Spaanse ridders vrijgesteld van de verplichting om op Kruistocht naar Jeruzalem te gaan, omdat ze in Spanje hun eigen Kruistocht moesten vechten. De Almoraviden deporteerden veel christenen van Sevilla naar Meknes in Marokko.

Sevilla (ca 1100)
Rond 1100 werd er volgens Ibn Abdum in Sevilla een hele lijst met voorschriften uitgevaardigd met gedragsregels en geboden voor de dhimmi’s:
  • Een moslim mag niet als masseur optreden voor een jood of een christen; hij mag niet hun vuilnis opruimen of hun latrines schoonmaken.
  • In werkelijkheid zijn de Jood en de christen veel beter geschikt voor dit werk, wat minderwaardig werk is.
  • Een moslim mag geen dier leiden (als gids of als stalbaas) dat eigendom is van een Jood of een christen; hij zal niet optreden als ezeldrijver of de leidsels voor hen bedienen.
  • Als wordt gemerkt dat een moslim dit voorschrift schendt, zal hij worden gestraft.
  • Een Jood mag geen dier slachten voor een moslim. De Joden mag worden toegestaan hun eigen slagerij te hebben.
  • Het is verboden om de jas van een melaatse te verkopen aan een Jood of een christen, tenzij er is verteld wat de herkomst is; hetzelfde geldt voor kleding toebehorende aan een terechtgestelde.
  • Geen belastinggaarder of politieman, Jood of christen, mag worden toegestaan om zich te kleden als een aristocraat, een jurist of een rijke persoon; integendeel, ze moeten worden veracht en vermeden.
  • Het is verboden om hen te begroeten met: “Vrede zij met u”.
  • In werkelijkheid “heeft de satan zich van hen meester gemaakt en veroorzaakt dat ze Allah´s nabijheid zijn vergeten. Ze zijn van satan; waarom, satan’s volk, ze zijn verliezers!” [Koran 58:20]
  • Een onderscheidingsteken moet hen worden opgelegd, zodat ze herkenbaar worden en dit zal voor hen een teken van schande zijn. Het luiden van klokken moet in moslimgebieden verboden zijn en voorbehouden aan het land van de ongelovigen.
  • Het is verboden om Joden en christenen wetenschappelijke boeken te verkopen, tenzij ze hun eigen wetten naast zich neerleggen; in werkelijkheid vertalen ze wetenschappelijke boeken en geven die aan hun geloofsgenoten en hun bisschoppen, alsof die het werk van moslims zijn!
  • Het zou beter zijn om joodse en christelijke artsen niet toe te staan zich te vestigen om moslims te genezen.
  • Omdat ze niet in staat zijn tot warme (edele) gevoelens ten opzichte van moslims, laat ze hun mede-ongelovigen behandelen; wetende hoe hun gevoelens zijn, hoe is het mogelijk om hen de levens van moslims toe te vertrouwen?
Hier kun je dus goed uit nagaan hoe ver ze zich verheven voelden boven de zogenaamd niet gelovigen. Het valt op dat verwacht werd dat er edele gevoelens richting de moslims zouden moeten zijn, terwijl de meest erge soort van onderdrukking plaats vond in het land.

De Almohaden vallen vanuit Marokko Spanje binnen in 1145
Koning Alfonso VII (1126-1157) zag dat enkele overvallen genoeg buit opleverden om de verovering van de omringende islamitische steden te bekostigen. Hij deed een tweede inval om islamitische steden te bevrijden en de christelijke controle werd uitgebreid tot het midden van het schiereiland. Maar in 1145 werden de Almoraviden omvergeworpen door een andere islamitische groep uit Noord-Afrika, de Almohaden. Met een nog meer letterlijke interpretatie van de islam riepen zij een eeuwigdurende Jihad uit tegen de christenen. Nadat ze in 1148 waren aangekomen in Midden-Spanje volgde de herovering van diverse steden die waren verloren gegaan aan de christenen. Daar stelden ze opnieuw hun onderdrukkende regels in. In 1157 stierf Alfonso VII in de Pyreneeën terwijl hij op de vlucht was. De Almohaden konden in de dertiende eeuw de Reconquista tijdelijk stoppen. Dit was vooral te wijten aan het ontbreken van christelijke politieke eenheid. Na de dood van Alfonso was het Castiliaanse land verdeeld tussen Léon en Castilië, terwijl Portugal al was ontstaan en Navarra en Aragon in 1134 waren gesplitst. Dus de christelijke koninkrijken op het Iberisch schiereiland waren verdeeld, terwijl de invallers zich hadden verenigd onder de Almohaden.

“De grootste nachtmerrie die niet-moslims te verduren kregen, dat gold voor Joden en christenen en ook voor bekeerde christelijke slaven, was de komst van de orthodoxe Almoraviden, die begon in 1085 en duurde tot 1147, en ook van de Almohaden die in 1133 kwamen en heersten tot 1270. Ze kwamen allebei uit Noord-Afrika en verdreven de Omayyaden”.

De Joden onder de Almohaden
Tegen het eind van zijn regering beval Abu Yusuf (Ya’qub al Mansur, 1184-98), de Almohaden-heerser van Spanje en Noord-Afrika, de joodse bewoners van de Magreb om zich duidelijk herkenbaar te maken van de rest van de bevolking. Dit door een speciaal teken aan hun kleding toe te voegen, bestaande uit een donkerblauwe lap stof. De slippen moesten tot op de grond reiken en in plaats van een tulband een muts, die over de oren hing en waarvan de vorm zo lelijk was dat deze gemakkelijk kon worden verward met een pakzadel. Deze uitdossing werd de kleding van alle Joden van de Magreb en bleef verplicht tot het eind van de regering van de prins en het begin van die van zijn zoon Abu Abd Allah (1224- 27). De laatste deed een concessie, nadat de Joden daartoe allerlei verzoeken hadden gedaan, die daarbij iedereen hadden ingeschakeld die het voor hen zou kunnen opnemen.

“Abu Abd Allah stond hen toe om gele kleding te dragen en tulbanden, die ze dan ook het volgende jaar droegen (1224). Abu Yusuf’s voorgevoel over de oprechtheid van hun overgang naar de islam bracht hem ertoe deze maatregel te nemen en hen een specifiek kledingstuk voor te schrijven.”

“Als ik er zeker van zou zijn,” zei hij, “dat ze werkelijk moslims waren geworden, zou ik ze hebben laten vermengen door onderling met hen te huwen en op andere manieren; maar als ik er zeker van was dat ze ongelovigen zouden zijn gebleven, zou ik de mannen hebben gedood en hun vrouwen en kinderen tot slaven hebben gemaakt en hun bezittingen in beslag hebben genomen in het voordeel van de gelovigen.” [Al Marrakushi].

In 1143 gaf de Almohaden Kalief al-Mumin opdracht om de Joden en christenen, die weigerden zich te bekeren, te deporteren (...) De christenen van Granada werden in 1126 door de Almoraviden naar Marokko gedeporteerd. De Joden, inclusief de familie van de beroemde Joodse theoloog, filosoof en natuurkundige Maimonides (1135-1204), konden na de Almohaden-invasie en de verovering van Córdoba in 1148 kiezen om op straffe des doods zich te bekeren of in ballingschap te gaan. Maimonides vertrok daarom uit Spanje. Hij schrijft hierover in brief aan de Joden van Jemen (1172): “De al maar doorgaande vervolgingen zal velen van ons geloof afbrengen, aan het twijfelen brengen of het spoor bijster laten raken, als ze hun kwetsbaarheid inzien en de zege en de macht van de tegenstanders over ons beseffen.” Hij voegt eraan toe: “God heeft ons te midden van dit volk, de Arabieren, geplaatst, die ons zwaar hebben vervolgd en knellende en discriminerende wetten over ons hebben gesteld waar de Schrift ons tevoren voor heeft gewaarschuwd: ‘Onze vijanden mogen zelf oordelen’. Nooit heeft een volk ons zo geslagen, vernederd en gehaat zoals zij deden”. [Maimonides volgens Ibn Abdum]

De Almohaden Kalief Yaqub-al Mansur van Spanje veroverde in 1189 Lissabon en nam 3.000 vrouwen en kinderen als slaven. Zijn gouverneur van Córdoba viel in 1191 Silves aan en nam 3.000 christenen gevangen.

Dit geeft toch wel een heel ander beeld van het Moorse Spanje dan wat men vanuit islamitische en politiek correcte westerse hoek ons wil doen geloven; het sprookje van het idyllische Andalusië blijkt op onwaarheid te berusten.

Jihad in Noord- Afrika en Spanje onder de Almohaden, midden 12e eeuw
Abd al-Mumin (...), de leider van de Almohaden na de dood van Mohammed Ibn Tumarty de Mahdi (...), veroverde Tlemcen [in de Magreb] en doodde iedereen die er leefde, inclusief de Joden, behalve wie de islam aannam (...) [In Sijilmasa] werden 150 personen gedood, omdat ze vasthielden aan het (joodse) geloof (...). Alle steden in de Almoraviden-staat [dynastieke heersers van Noord-Afrika en Spanje voorafgaande aan de Almohaden] werden veroverd door de Almohaden. Bij die gelegenheid werden in Fez 100.000 mensen gedood en 126.000 in Marrakesh. De Joden in alle veroverde gebieden [Magreb] (...) zuchtten onder het zware juk van de Almohaden; velen werden gedood, vele anderen bekeerden [tot de islam]; niemand kon in het openbaar als Jood verschijnen (...). Grote gebieden tussen Sevilla en Tortosa [in Spanje] vielen op dezelfde manier in handen van de Almohaden.
[Prof H.Z. Hirschberg: “A history of the Jews of North Africa”, Leiden 1974]

De vervolgingen van de Almohaden in de Magreb en Moslim Spanje roeiden het christendom daar uit; hetzelfde gebeurde rond 1159 in Tunis, waar men de keuze had tussen de dood en bekering tot de islam. Deportatie vond ook plaats, omdat de christenen vele ambachten beheersten zoals metselaar, mensen met verstand van irrigatie, allemaal beroepen die de moslims niet beheersten. Gevolg was dat bijvoorbeeld de deportatie van dhimmi’s door de Almoraviden naar Marokko daar voor een aanzienlijke toename van de welvaart zorgde.

De Kruistochten gaven een nieuw impuls aan de Reconquista. In het begin van de 13e eeuw werd de Spaanse vastberadenheid vergelijkbaar met die van de Almoraviden en de Almohaden. Militante kruisvaarder-monniken begonnen uit Palestina over te komen. Er waren twee stromingen, die van Santiago en die van Calatraven. Dit waren ridders die alle kloostergeloften aflegden om de islamitische ongelovigen te bestrijden. In 1211 verloren de Calatraven hun hoofdkwartier tijdens een van de voortdurende schermutselingen tussen hen en de Almohaden.

Alfonso VIII van Castilië (1158-1214) besloot om een offensief te proberen. Hij ontmoette de Almohaden in de slag bij Las Navas de Tolosa waar hij de moslims versloeg. De Almohaden waren ultraorthodox en onbuigzaam in hun interpretatie van de islam en ze verschilden daarin zelfs van de islamitische stedelijke elites. Zo waren zij niet in staat om hun politieke overwicht in het islamitische Andalusië te handhaven en werden uiteindelijk verdreven. Rond 1220 begon islamitisch Spanje opnieuw politiek uiteen te vallen, op hetzelfde tijdstip dat Ferdinand III van Castilië de overhand kreeg. Tussen 1229 en 1250 hadden de christenen het grootste deel van Spanje heroverd. Dit werd benadrukt door de val van Córdoba in 1235, dat eens de Omayyaden hoofdstad was.

De verovering in 1248 van Sevilla door Ferdinand was de volgende mijlpaal in de Reconquista. Alleen het islamitische koninkrijk van Granada aan de zuidelijke kust van Spanje bleef over. Léon en Castilië namen de centrale regio’s in, terwijl Aragon de oostkust nam. Het hele tijdperk werd gekenmerkt door belegeringen en onderhandelingen met de islamitische inwoners, bij overgave werd toegestaan dat de inheemse Spaanse Arabieren hun eigendom behielden als ze zich opnieuw bekeerden tot het christendom. Zo hadden in de dertiende eeuw de christelijke koninkrijken in Spanje een voornamelijk islamitische bevolking. Om christenen aan te trekken, voerden de koningen hetzelfde beleid in dat werd gebruikt vanaf Alfonso, waaronder het geven van grond en betere juridische vrijheden dan de feodale regelingen elders. Tussen 1240 en 1260 ontstond een christelijke instroom in Spanje, die in de veertiende eeuw voor de groei van de christelijke staten zouden zorgen. De Reconquista tegen de Moren had nog een ander gevolg. Het weerhield de christelijke koninkrijken ervan onderling te vechten of samen te werken met islamitische koningen. Zo werden de vroegere koningen van Navarra gedwongen om hun prinsessen als bruiden aan de Moorse koningen weg te geven. Veel Moorse koningen hadden vaak vrouwen of moeders die als christen waren geboren. Ook de christelijke helden, zoals El Cid, werden ingehuurd door Moorse koningen om te vechten tegen hun buren.

Tot zover dit deel. Het volgende deel zal voor het overgrote deel gaan over El Cid, degene die de herovering van Spanje in gang zette, de zogenoemde Reconquista.

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2019/10/16 ... om-deel-7/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 8)

Geplaatst op 18 oktober 2019

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 7 van “Vrucht van de boom”

Ook in dit deel wordt de fabel onderuit gehaald dat de moslims zo tolerant zouden zijn geweest tegenover de overwonnenen. Het was niet meer dan het totaal leegplunderen van het land en een zo zwaar mogelijke onderdrukking van de niet-moslims, waarbij uiteraard alle kerken omgebouwd werden tot een moskee dan wel vernietigd.

El Cid, de held van de Reconquista

El Cid is de naam van de belangrijke Castiliaanse ridder en held Rodrigo Díaz de Vivar, zoals hij werkelijk heette. Hij werd in 1045 geboren in Castilië en stierf in 1099 in Valencia. Rodrigo werd in heel Spanje bekend als El Cid, “Mijn Heer, de kampioen” uit een Spaans dialect van het Arabisch, Sidi (Arabisch: Sayyid), een titel van respect. Een bekende legende over El Cid beschrijft hoe hij zijn beroemde oorlogspaard verwierf, de witte Babieca, een paard waarvan zijn peetoom dacht dat het zwak was, een slechte keuze waardoor de monniken uitriepen: “Babieca!” (stom!).

El Cid had in 1067 met Sancho gevochten tegen het Moorse bolwerk Zaragoza en de emir gevangen genomen die later als ambtenaar dienst deed onder Sancho. Hij had ook in het voorjaar van 1063 gevochten waar Ferdinand’s halfbroer, Ramiro I van Aragón, de Moorse stad Graus belegerde. Al-Muqtadir vocht tegen Aragon, samen met een Castiliaanse eenheid, waarin El Cid was opgenomen.

El Cid had een bescheiden persoonlijkheid en luisterde vaak naar suggesties van zijn troepen. De man die hem als zijn naaste adviseur diende, was Minaya Alvar Fañez, een naaste verwant. In de Slag bij Cabra in 1079 behaalde El Cid een overwinning op Emir Abd Allah van Granada en zijn bondgenoot García Ordíñez. In 1086 begon de grote Almoraviden-invasie van Spanje. De Almoraviden waren Berbers uit het huidige Marokko en Algerije, die werden geleid door Yusef I en ze werden gevraagd de Moren te helpen tegen Alfonso. Een grote veldslag vond op vrijdag 23 oktober 1086 plaats bij Sagrajas. De christelijke hoofdmacht versloeg de Moren.

Rond deze tijd begon El Cid rond de stad Valencia zijn eigen gebied te creëren. Verschillende hindernissen lagen op zijn weg. De eerste was Ramón Berenguer II, die regeerde in de buurt van Barcelona en verbonden was met de Moren. In mei 1090 versloeg El Cid Berenguer in de Slag bij Tebar en nam hem gevangen. Na deze overwinning begon El Cid de belegering van Valencia. De belegering duurde enkele jaren. In december 1093 mislukte een poging om het te veroveren. In mei 1094 eindigde het beleg met het innemen van de stad en El Cid had daarmee zijn eigen koninkrijk aan de kust van de Middellandse Zee. Officieel regeerde El Cid in de naam van Alfonso, maar in werkelijkheid was hij volledig onafhankelijk. In 1096 werden in Valencia negen moskeeën “gekerstend”.

Op Youtube is de film El Cid te vinden met Charlton Heston en Sophia Loren. Die overigens met prachtige muziek omgeven is. Uiteraard een geromantiseerde versie van de werkelijkheid.

Een betere weergave van de geschiedenis is hier te vinden. De werkelijke Reconquista vanaf eind 8ste eeuw tot het jaar 1212 tot waar de helft van Spanje heroverd was op de moslims en waar ook duidelijk in wordt dat het allemaal veel langer duurde doordat de verschillende machthebbers meer hun eigen belangen verdedigden dan het herwonnen land.

De val van Granada in 1492
Het Alhambra in Granada was een belangrijke vesting in het Moorse Spanje. De val van deze vesting in 1492 was het einde van de islamitische bezetting van Spanje. Het Alhambra met uitzicht op de stad Granada is als een voorbeeld van het beleid van de Spaanse reconqistadores. In acht eeuwen bevrijdden ze Spanje. Ze vernietigden alle moskeeën en bouwden ze om tot kerken. Maar ook werden de moslims onder dwang tot het christendom bekeerd.

Zo verwijderden ze alle sporen van de achthonderd jaar durende islamitische onderdrukking van Spanje, dat daardoor een vage herinnering werd. Een gouden tijdperk volgde met de openstelling van de Nieuwe Wereld en het legendarische El Dorado, met de kolonisatie van Amerika en van Oost-Indië. Een gevolg van de Reconquista was de verharding van de houding van de christenen van Spanje ten opzichte van degenen die het christelijke geloof opgaven of afgeweken waren van het officiële standpunt van de Kerk. Er werden 800.000 Moren uitgewezen naar Noord-Afrika; daarom zijn er nauwelijks Moren overgebleven in Spanje. De Spaanse Reconquista was het meest succesvolle voorbeeld van een Europees antwoord op islamitisch expansionisme.

De islamitische tolerantie ten aanzien van de Spaanse Joden
Wie in de mythe van het ”vreedzame samenleven” gelooft, zou er goed aan doen de verhalen over in brand gestoken kloosters en kerken te lezen. Hij zou lezen over ontheiligde kerken, verkrachte nonnen, christelijke of joodse vrouwen die ontvoerd of in harems opgesloten werden. Hij zou er goed aan doen om over de kruisigingen van Córdoba na te denken, over de opgehangenen van Granada, over de onthoofdingen in Toledo en Barcelona, Sevilla en Zamora. (Die in Sevilla werden uitgevoerd in opdracht van Mutamid, de koning, die met de afgehakte koppen de tuinen van zijn paleis versierde. Die in Zamora werden uitgevoerd in opdracht van Almanzor: de vizier, die de ”mecenas van de filosofen” werd genoemd, de ”grootste heerser die het islamitische Spanje ooit heeft voortgebracht”). Als men de naam Jezus of die van Maria uitsprak, of als men de klokken luidde, werd men direct terechtgesteld, gekruisigd, onthoofd, opgehangen of vaak gespietst. Dit gebeurde ook wanneer men zich in het groen kleedde, de kleur van de islam.

En als er een moslim voorbijkwam, moesten de ”ongelovige honden” aan de kant gaan en buigen. Als een moslim hen aanviel of uitschold, mochten ze zich niet verdedigen. Van die zogenaamde tolerantie blijft bij beschouwen van de feiten niet veel over. Want de kafirs kwamen niet in aanmerking voor een openbaar ambt en hadden geen recht om te getuigen in de rechtbank. Aan Joodse en christelijke dhimmi’s werd niet toegestaan om wapens te bezitten, te trouwen met moslimvrouwen, anderen te ontmoeten op straat, of te rijden op paarden of kamelen. Joden en christenen moesten speciale kleding dragen, met de ogen neergeslagen lopen en accepteren opzij te worden geduwd door moslims.

In de 9e eeuw moesten de Spaanse Joden in islamitische gebieden een wit stukje doek op hun schouders dragen met een afbeelding van een aap. Christenen droegen een afbeelding van een varken omdat ze varkensvlees aten. Door de Kalief Al-Mutawakkil werd een geel onderscheidingsteken voor Joden verplicht gesteld. In de 11e eeuw mochten de Joden in Sevilla, het Moorse Isbilya, niet worden gegroet met de begroeting ‘Vrede zij u’, omdat ze niet werden verondersteld vrede te hebben! Overigens werd in 1066 de gehele joodse bevolking van ca 3.000 mensen in Granada uitgeroeid.

Over de bewering van de moslims dat zij Joden en christenen in Spanje zeer royaal behandelden, schrijft M.A. Kahn:

“Sommigen beweren dat de mosliminvasie in Spanje door kleine groepen werd verwelkomd; als voorbeeld worden dan de Joden genoemd, maar bij nader inzien is daarvan geen bewijs te vinden. Het Visgotische Spanje van voor de mosliminvasie was, naarmate de Visgoten het katholicisme aannamen, steeds intoleranter geworden ten opzichte van de Joden en in 633 verklaarden de katholieke bisschoppen dat alle Joden gedoopt moesten worden. Ook hadden de Visigotische koningen, die ook vreemde veroveraars waren in Spanje, net als later de moslims, de boeren behoorlijk onderdrukt en uitgebuit. Dit was de oorzaak dat toen Musa ibn Nusair, de gouverneur van Noord-Afrika, Spanje binnenviel.”

“De boeren die het leeuwendeel uitmaakten van de Visigotische legers, bewapend met stokken en speren en met een haat tegen hun superieuren, vertikten het om tegen de moslims te vechten.”

Alhoewel de Joden en boeren van Spanje in eerste instantie niet al te ongelukkig waren met de mosliminvasie zouden ze spoedig merken dat het vervolg voor hen nogal onplezierig was. De moslimveroveraars ontketenden een orgie van roof, plundering, moord, gedwongen bekering en brachten slavernij voor vrouwen en kinderen, onder wie alleen al de 30.000 zogenaamde “witte maagden” van de Visigotische adel.

“In een van zijn veldtochten verwoestte Musa elke kerk en sloeg elke kerkklok kapot. Na een overgave namen de moslims de bezittingen van hen die zij hadden gedood.”

De invasie van 711 luidde een periode van 40 jaar in die bol stond van onrust en geweld. Deze periode werd afgesloten, nadat de Omayyaden prins Abd al-Rahanam, die op de vlucht was voor Abbassidische moordenaars, in Spanje aankwam en daar de Omayyaden-dynastie vestigde, die duurde van 756 tot 1071. (...) De Joden, die in eerste instantie de moslimveroveraars als bevrijders zagen, kwamen er spoedig achter dat de werkelijkheid anders was en ze werden onderworpen aan verschillende vernederingen en ze werden uitgebuit. De moslims legden spoedig de jizya belasting op en de kharraj (grondbelasting) en stelden ook diverse andere heffingen in die dhimmi’s onder de islamitische wet kregen opgelegd.

Het bouwen van kerken en synagogen werd verboden. Joden en christenen werden in grote aantallen als slaven ingezet om kerken te slopen om daarmee bouwmaterialen te vergaren waarmee moskeeën konden worden gebouwd. Men mocht geen wapens hebben, paard rijden, schoenen dragen, kerkklokken luiden, groene kleding dragen, of tegen moslims weerstand bieden, alles in overeen stemming met het “Verdrag van Omar”. Het verkondigen van de Heiligheid van Jezus en pogingen om moslims te bekeren, waren kapitale misdaden, die met de dood werden gestraft.

Krantenbericht
Moslims veroorzaken rel in kathedraal Córdoba

“Een groep moslims heeft commotie veroorzaakt in de Mezquita, de monumentale moskee/kathedraal van de Zuid-Spaanse stad Córdoba. Zes van hen negeerden een verbod op islamitisch gebed. Toen ze daarop werden aangesproken door beveiligingsmedewerkers, ontstond een gevecht. Twee beveiligers raakten gewond, zo meldden Spaanse media donderdag op basis van een verklaring van het bisdom Córdoba. Uiteindelijk werd de politie erbij gehaald. Die verrichtte twee arrestaties onder de circa honderd toeristen uit Oostenrijk. Tijdens de schermutselingen raakten ook nog twee agenten gewond.

De Mezquita werd vanaf de achtste eeuw gebouwd als een moskee, op de plaats van een kerk. Destijds was Córdoba de hoofdstad van het islamitische Kalifaat in het zuiden van Spanje en Portugal. Na de christelijke Reconquista (herovering) van het gebied gaf koning Karel V in 1523 toestemming voor de bouw van een kathedraal in het hart van de moskee. Daarvoor werden wel vierhonderd van de oorspronkelijk twaalfhonderd karakteristieke zuilen verwijderd uit het gebouw. Een lokale beweging van moslims voert al langere tijd campagne om weer te kunnen bidden in de kathedraal annex moskee. De recent aangetreden nieuwe bisschop van Córdoba heeft de regels echter juist aangescherpt en wil niets weten van biddende moslims in de Mezquita.”

De Spaanse reeconquistadores veranderden de moskeeën allemaal in kerken, zowel de oorspronkelijk kerken die waren omgebouwd tot moskeeën, als ook die nieuw gebouwd waren door de moslims. De reeconquistadores wilden de verslagen moslimbevolking niet blijven huisvesten. De meesten van hen waren oorspronkelijk christelijk geweest en op straffe des doods bekeerd tot de islam. Ze gaven de moslims drie mogelijkheden: wegtrekken uit Spanje, samen met de verslagen Moorse legers, terug keren naar het christelijk geloof of een massale slachting verwachten. Het was deze verharding van de Spaanse houding die leidde tot de Inquisitie. Met de verovering van Granada in 1492 was de Reconquista voltooid.

Het volgende deel zal gaan over de herovering van Frankrijk en het terugdringen van de moslims vanaf het jaar 720.

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2019/10/18 ... om-deel-8/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 9)

Geplaatst op 27 oktober 2019

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 8 van “Vrucht van de boom”

Frankrijk, 720 tot 732
Velen beseffen onvoldoende het belang van de overwinning die de Franken in 732 bij Poitiers behaalden op de Arabieren. Zonder deze overwinning was heel Europa vandaag islamitisch en zou de geschiedenis van Europa en misschien van de wereld er totaal anders hebben uitgezien.

De Jihad tegen Frankrijk

Na de Jihad tegen Spanje was het in 722 de droom van Emir Musa om over de Pyreneeën Frankrijk verder binnen te dringen. Hij wilde de plunderende moslims ontmoeten die via het oosten kwamen. De islam zou dan de Middellandse Zee tot een islamitische binnenzee maken. Maar Musa had ook de ambitie om onafhankelijk van de Kalief te zijn en Emir van Europa te worden. Daarom verduisterde hij een groot deel van de buit die was behaald tijdens de Spaanse campagne. Dit maakte de Kalief achterdochtig tegenover Musa. Daarom verbande de Kalief Musa, zodat zijn agressieve droom niet kon uitkomen.

De onverzadigbare drang van de moslims om land te veroveren had een impuls gekregen na de verovering van Syrië, Egypte, Noord-Afrika en Spanje. Ze droomden van het overnemen van heel West- en Noord-Europa. Zo begon de islamitische invasie van Frankrijk onder leiding van Abd-ur Rahman, die door de Kalief was benoemd tot hoofd van de islamitische bezetters van Spanje. Toen de moslims zich op Frankrijk stortten, werd het land geregeerd door de Franken. De Franken waren een Gotische (Germaanse) stam, waarvan de huidige Fransen afstammen. De Visigoten, een andere Gotische stam, regeerden Spanje toen de moslims Spanje aanvielen. De verhalen over de islamitische wreedheden hadden bijgedragen aan een verdere verharding van de Frankische wil om de islamitische indringers te verslaan.

Begin van de agressie in 722
Abd-ur-Rahman was in 721 gouverneur van Spanje geworden en in 722 liet hij zijn oog vallen op Frankrijk. Zodoende leidde hij in het jaar 722 een leger over de Pyreneeën en veroverde Narbonne. Daar slachtten ze de complete mannelijke bevolking af, maakten alle vrouwen en kinderen tot slaven en trokken daarna verder naar Carcassonne. Van Carcassonne trokken ze op naar Nîmes, waar ze een bloedbad aanrichtten onder monniken en paters. Vanuit Nîmes trokken ze naar Lyon en Dijon, waar ze alle kerken plunderden. Hun veldtocht in Frankrijk duurde elf jaar. Ze kwamen in golven. In het jaar 731 bereikte een leger van enkele tienduizenden voetsoldaten* en ruiters Bordeaux, dat zich meteen overgaf. Van Bordeaux gingen ze naar Poitiers, daarna naar Tours. [*De aantallen in verschillende bronnen lopen te veel uiteen om een betrouwbaar aantal te kunnen noemen.]

Abd-ur-Rahman streed bij de Garonne en de Dordogne tegen hertog Odo van Aquitanië, versloeg hem en joeg hem op de vlucht. Abd-ur-Rahman rukte op tot de Loire, plunderend en brandstichtend zoals gewoonlijk. Daar maakte het leger van Abd-ur-Rahman contact met het Frankische leger. Langs de weg tussen Poitiers en Tours en kwam hij oog in oog te staan met Karel Martel, de heer van Austrasië. Hij was een machtige jeugdige krijger die getraind was in alle soorten wapens. Abd-ur-Rahman had nooit verwacht een serieuze strijd met Karel Martel te moeten voeren, omdat de weerstand tot dan zwak was en gefragmenteerd. Maar Karel was anders dan andere leiders.

Karel Martel en de Slag bij Poitiers in 732
De Slag bij Poitiers op 10 oktober 732 was misschien wel een van de meest beslissende veldslagen in de hele geschiedenis. Hij wordt beschouwd als verste punt van de islamitische invasie van West-Europa. Daar overtroefden de Franken de moslims in alles en daar leden de moslims een beslissende nederlaag.

Voordat de strijd begon, bekeken de twee legers elkaar bijna zeven dagen, wachtend op het moment om de strijd te beginnen. Het was bitter koud en de Arabieren waren nog gekleed voor hun zomerveldtocht. De kleding van wolvenbont van de Franken hielp hen in de ijzige kou bij hun nachtelijke overwinning op Arabische tegenstander. Uiteindelijk kwam het tot een gevecht, toen de Arabieren op de zevende dag na het vallen van de avond plotseling op de Franken afgingen. Karel Martel plaatste zijn troepen direct in het pad van het naderende islamitische leger en bereidde zich voor om zich te verdedigen.

Abd-ur-Rahman wist niet dat er een val voor hem was opgesteld. Hij was in de achtervolging van een andere Frankische commandant, toen Karel Martel´s leger hem bij Poitiers een halt toeriep. De Arabieren, die vroeger guerrillastrijders waren, hadden een voorkeur voor de klassieke wijze van oorlogvoering en waren geen partij voor de Franken, die veel meer soldaten hadden ingezet dan de Arabische spionnen hadden aangegeven. Ook vochten de Franken met de rivier de Loire in de rug. Ze konden zich niet terugtrekken, zelfs als ze dat zouden willen.

De Arabieren hadden in Frankrijk veel buit verzameld en ook dit werkte ten gunste van de Franken, die niet gebukt gingen onder de taak hun buit te moeten bewaken. Ook hadden zij geen bagage van welke aard dan ook. Toen de strijd vorderde, begonnen de Franken te wankelen. In hun maliënkolders en met hun spitse helmen en hun paarden in maliënkolders waren de Arabieren bijna onoverwinnelijk. Ze stonden op het punt de overwinning te behalen toen de Franken zich een weg vochten naar de wagens met buit. In plaats van ordelijk te vechten, vlogen de Arabieren naar de schat om die te verdedigen en raakte in paniek toen ze zagen dat de wagens door de vijand werden weggereden.

Abd-ur-Rahman riep zijn troepen terug in het gareel, maar het was te laat. Een lans doorboorde hem en hij werd gedood. Terwijl de legers nog aan het vechten waren, viel de nacht. De hele nacht door hoorden de spionnen van Karel wapengekletter, omdat de luitenants van Abd-ur-Rahman ruzie maakten over de verkiezing van een nieuwe leider. De Arabieren hadden ook ruzie over de wagens met buit. Tegen dageraad waren de geluiden van de gevechten opgehouden, de zon kwam op die koude oktober zondag door de wolken en Karel zag dat de vijand van het slagveld was verdwenen. Zijn verkenners vertelde hem dat de Arabieren naar het zuiden trokken, weg van de noordelijke winter, om hun geroofde schatten in veiligheid te brengen. Maar de Franken lieten de moslims niet zo gemakkelijk ontsnappen en achtervolgden hen in de moerassen van de Loire en sloegen de vluchtende Arabieren neer. Ze vonden ook de buit terug die de Arabieren probeerden te redden. In één klap hadden de Franken niet alleen de binnenvallende moslims verslagen en afgeslacht, maar ook de geroofde schatten teruggekregen.

Voor de moslims was de omvang van hun nederlaag en de dood van hun leider een zware tegenslag en zij hadden geen andere keuze dan zich over de Pyreneeën terug te trekken. Karel Martel richtte een grote slachting aan onder zijn vijanden en hij doodde in die strijd 10.000 man, onder wie Abd-ur-Rahman. Karel Martel had in de strijd bij Poitiers slechts 1500 man verloren. Vanaf dat moment kreeg Karel de bijnaam “Martel”, de Hamer, die in de strijd al zijn vijanden versloeg. De nederlaag en de aangerichte slachting onder de moslims zorgde ervoor dat de ze nooit terug zouden keren naar Frankrijk. De Slag bij Poitiers werd ook bekend als de Slag bij Tours.

De Slag bij Poitiers heeft de beschaving voor een zekere ondergang behoed
De Slag bij Poitiers was een belangrijke terugslag voor de verspreiding van de islam en heel belangrijk voor het voortbestaan van het christendom. De Slag bij Poitiers beïnvloedde de geschiedenis veel meer dan men zou denken. Europa was de volgende 700 jaar veilig, totdat de moslims in 1453 Constantinopel veroverden. Als Abd-ur-Rahman de Slag bij Tours zou hebben gewonnen, dan was in plaats van het christendom de islam de dominante religie in Europa geworden. De nederlaag bij Poitiers was voor de moslim de eerste nederlaag tegen de christenen. Andere grote tegenslagen waren de Reconquista, de Kruistochten en de latere overwinningen bij Palermo, Lepanto en Wenen.

De moslims, die werden geholpen door enkele afvallige ‘christelijke’ bondgenoten, hergroepeerden zich en begonnen weer aan te vallen. Maar door de voortdurende tegenstand van Karel Martel waren ze toch op een gestage terugtocht naar het zuiden. De gevechten werden onder Ibd-al-Malik in het zuiden van Frankrijk en naar het westen in Langedoc tot aan de Rhône voortgezet en daarna oostwaarts tot Piemonte in Italië. In 737 heroverde Karel Martel Avignon en in 739 bereikte hij Marseille. Karel Martel stierf in 741 en werd opgevolgd door Pepijn de Korte, die weer werd opgevolgd door Karel de Grote.

De ontmoeting van de Franken met de moslims in Frankrijk was het begin van een lange traditie van Frankische strijd tegen de moslims. De Franken speelde een leidende rol in hun verdrijving uit Zuid-Italië en Palermo. Ze stimuleerde de Reconquista in Spanje en droegen met talloze ridders bij aan de strijd tegen de islam, eerst door de Byzantijnen te versterken en later leverden ze hun bijdrage aan de Kruistochten. In deze strijd leerden de Franken aan de Arabische moslims een les, die de moslims tot dan toe aan anderen hadden geleerd.

De Franken maakten geen gevangenen, ze doodden alle moslims die in hun handen vielen. De moslims hadden voor het eerst in hun opmars een vijand ontmoet die even vechtlustig was en hen in wreedheid evenaarde. De rottende lijken van de gedode moslims bezaaiden het dal van Poitiers tijden daarna en reizigers zagen de stapels botten en dat was alles wat daarna nog gedurende vele tientallen jaren aan deze beslissende strijd herinnerde.

Italië en Sicilië, 812 tot 1571
De moslims namen snel de zeevarende kennis van de christelijke bevolking over en gingen met de Jihad overzee. De Arabische aanval op Italië begon in 813. De Franken, de Noormannen, de Venetianen en de Ridders van Malta werden te land en ter zee geconfronteerd met de Arabieren en de Turken. De eilanden Ischia en Lampedusa werden ook verwoest en bezet en in hetzelfde jaar vielen de Arabieren ook Sardinië en Corsica aan. Tussen 800 en 909 ondernam de Aghlabidische dynastie een groot aantal plundertochten langs de Europese kusten, onder andere naar Sicilië, Sardinië, de Cycladen, Athos, Euboa en de Griekse kust, waar meestal ontvolking plaatsvond door moord en deportatie voor de slavenhandel. Overvallen vonden onder andere plaats in 842 op Bari, in 843 op Messina en in 844 op Modica op Sicilië.

Het algemene beeld was: verwoesting, massamoord, plundering en deportatie van de bevolking. Dit was steeds hetzelfde patroon dat door alle contemporaine schrijvers wordt beschreven; het gold voor Azië, Afrika en Europa.

Korte berichten
In 829 vernietigden de Arabieren Centumcellae.

In 836 belegerden de Longobarden van het hertogdom Benevento Napels, een Byzantijnse stad. De Napolitanen vroegen aan Ziyadat Allah I om te helpen. Gebruikmakend van deze interne christelijke oorlog stuurde Ziyadat een vloot die de Longobarden dwong om het beleg te onderbreken.

In 840 verwoestten de Arabieren het klooster van Subiaco.

In 840 was de Longobard Radelchi, hertog van Benevento, bezig met de strijd tegen de rivaliserende Siconolfo. De Arabieren kwamen tussenbeide en zij profiteerden ervan met de verovering van Bari. Maar in 871 slaagde de Karolingische keizer Lodewijk II erin de stad te bevrijden.

In 845 namen de Arabieren bezit van Capo Miseno in de golf van Napels en van Ponza, om die als bases te gebruiken voor een aanval tegen Rome.

In 846 veroverden en plunderden de Arabieren Brindisi en Tarente. Maar in 880 is de Byzantijnse keizer Basil I erin geslaagd Taranto te bevrijden.

Sicilië en Italië (835-851 en 884) uit Arabische bron:

“...Een andere tocht richtte zich op Etna en de naburige versterkingen, wat resulteerde in het verbranden van oogsten, het vermoorden van veel mannen en plundering. Een andere rooftocht werd georganiseerd in dezelfde richting op 25 december 835; de buit die mee werd teruggebracht was zo uitgebreid, dat de slaven bijna voor niets werden verkocht. Degenen die aan deze expeditie deelnamen, kwamen gezond en wel weerom. In hetzelfde jaar 835 werd een vloot naar de naburige eilanden gestuurd; nadat ze een rijke buit hadden genomen en diverse steden en vestingen veroverd hadden, kwamen ze gezond en wel weer terug.

Op 5 augustus 848 sloten inwoners van Rugusta vrede met de moslims in ruil voor de overgave van hun stad met wat daarin was. De veroveraars verwoestten die, nadat ze alles wat ze konden dragen hadden meegenomen.

Op 25 juli 849 trok een groep moslims op tegen Castrogiovanni en kwam gezond en wel terug, na de stad te hebben onderworpen aan plundering, moord en brand.

In januari 851 stierf emir van Sicilië, Mohammed Allahb al-Aghlab, die gedurende 19 jaar de macht had uitgeoefend. Hij zetelde in Palermo, dat hij niet verliet; hij stelde zich tevreden met het vandaar uit zenden van troepen, die als instrumenten van verovering en plundering dienden.

In 886 werd een sterke moslimeenheid gericht op Rametta; deze veroorzaakte grote verwoesting en kwam terug met veel buit en gevangenen. Toen het gebeurde dat de emir van Sicilië, al Husayn Ahmed in die tijd stierf, werd hij opgevolgd door Sawada bin Mohammed bin Khafadja Termini. Toen de laatste op het eiland arriveerde, leidde hij een sterk leger tegen Catania en verwoestte alles wat het konden vinden in de omgeving. Hij ging door met oorlogvoeren tegen de inwoners van Taormina en verwoestte de oogsten op het land. Hij zou zijn doorgegaan op dit pad als niet een boodschapper van de christelijke Patriarch kwam smeken om een wapenstilstand en het uitwisselen van gevangenen”.
[Ibn al Athir, “Analen”)

Rome 846
Op 28 augustus 846 zeilde een Arabische vloot vanuit Sicilië de Tiber op en bezette en plunderde het Vaticaan en Rome. Ze werd kort daarop verslagen en verdreven door de pauselijke milities, versterk met de legers van het Heilige Roomse Rijk en de Franken. Deze aanval was kort, maar de moslims konden Rome bereiken; een prestatie die zelfs Hannibal niet had kunnen leveren! Tevergeefs verdedigden de Saksen, Longobarden, de Friezen en de Franken de St. Pieter tot de laatste man. De Arabieren roofden alle schatten van de St. Pieter, ze scheurden de zilveren bekleding van de deuren en het goud van de biechtvloer. Ze verwoestten de bronzen crypte van de apostel, roofden het gouden kruis dat op het graf van Petrus stond en ze verwoestten alle kerken in de voorstad.

De Arabieren waren er niet in geslaagd de versterkte binnenstad van Rome te betreden, maar de kerken van St. Pieter en St. Paulus in het Vaticaan lagen buiten de muren van Rome en Paus Leo IV moest Rome voor korte tijd verlaten. Op de pauselijke roep om hulp kwam een leger vanuit Civitavecchia over land naar Rome. Een ander leger kwam vanuit Portus en Ostia. Het lukte de markies Guy van Spoleto hiermee de Arabieren te verslaan, die wegtrokken deels naar Civitavecchia en deels over de Via Appia in de richting van Fondi.

Tijdens hun vlucht brachten de Arabieren op het Romeinse platteland dood en verwoesting. Bij Gaeta botste het Longobardische leger opnieuw met de Arabieren. Guy van Spoleto bevond zich in ernstige moeilijkheden, maar de Byzantijnse troepen van Cesarius, zoon van Sergius de magister militum in Napels, arriveerde op tijd. En in november van 846 veroorzaakte een storm veel schade aan de schepen van de Arabieren. Sommige leden schipbreuk op de kust. In 848 plunderden de Arabieren Ancona. Als gevolg van de aanslag op de St. Pieter begon Paus Leo IV in 848 met de bouw van de Civitas Leonina ter bescherming van de Vaticaanse heuvel. De ringmuur was voltooid op 27 juni 852.

In 849 kwam er een grote Arabische vloot om Rome vanuit Sardinië aan te vallen. Als reactie werd door de maritieme steden van het zuiden een coalitie gevormd: Amalfi, Gaeta en Napels verzamelden zich met hun vloten bij Ostia aan de monding van de Tiber. Toen de Arabische schepen aan de horizon verschenen, viel de Italiaanse vloot hen aan. Onder leiding van Cesarius werden de Arabieren verslagen. De overlevenden werden gevangenen genomen en als slaven verkocht. Ze werden ingezet bij de wederopbouw van wat ze drie jaar eerder hadden vernietigd!

Van 852 tot 853 waren er rooftochten naar Castroiovanni, Catania, Syracuse, Noto en Ragusa op Sicilië; ze vernielden christelijke oogsten. Na een beleg van 6 maanden kwamen de inwoners van Butira overeen 6.000 gevangenen uit te leveren. Elk jaar werden de oogsten vernield en dorpen verbrand en verwoest. De inwoners van Cefalu op Sicilië verkregen in 857/858 vrede door de belofte hun stad te verlaten en de moslims vernietigden vervolgens de stad.

In 856 vielen de Arabieren Canosa aan en verwoestten de kathedraal en in 861 bezetten de Arabieren Ascoli. Ze vernietigden alle kerken en vermoordden alle kinderen, terwijl ze de volwassenen wegvoerden als slaven. De vrouwen werden als seksslavinnen gedwongen opgenomen in de harems van de Arabieren.

In 872 bevrijdde keizer Ludovicus II Salerno van de Arabieren, die de vestingstad zes maanden belegerden.

De Arabieren in Latium en Umbrië in 876
Ondanks de tegenslagen hergroepeerden de Arabieren zich om in 876 Rome opnieuw aan te vallen. Om de stad te bereiken, plunderden de Arabieren de omliggende dorpen, vermoordden de boeren en verwoestten de kerken. Het Romeinse platteland werd door de plunderende islamitische Arabieren veranderd in een levenloze woestenij.

Naar aanleiding van dit bloedbad rustte Johannes VIII een vloot uit en voerde die bij Circeo naar een overwinning op de Arabieren. Er werden 18 vaartuigen veroverd en 600 christelijke slaven werden uit gevangenschap bevrijd. Ondanks deze nederlaag bleven de Arabieren Latium teisteren, zowel langs de kust als in het achterland, en ze vernietigden voor de tweede keer Subiaco. De invallers kwamen ook naar Tivoli, dat zich bij het kasteel van Saracinesco verdedigde.

De Arabieren in Campania in 881
In 881 sloot bisschop Athanasius van Napels een alliantie met de Arabieren om als verrader te concurreren met Rome en Byzantium. Als gevolg van deze alliantie zetten de Arabieren voet op de Vesuvius en in Agropoli in de buurt van Paestum. Docibile, de hertog van Gaeta en ook een vijand van de Paus, verleende de Arabieren het recht zich te vestigen in de buurt van Itri en in de buurt van Minturno. De Arabieren bouwden een kasteel van waaruit zij herhaalde aanvallen uitvoerden op het platteland. Ze vielen de kloosters van Monte Cassino en St.Vincenzo aan en staken ze in brand.

De Arabieren in de abdij van Farfa in 890
In 890 belegerden de Arabische troepen de abdij van Farfa in Sabina. De abt Peter verzette zich zes maanden, waarna hij door gebrek aan voedsel gedwongen werd zich over te geven. Daarna vermoordden de Arabieren de bewoners, die zich te goeder trouw hadden overgegeven. De Arabieren maakte het klooster tot hun basis in Sabina.

In 902 werden de inwoners van Taormina door het zwaard gedecimeerd.

De Arabieren uit Latium en Garigliano verdreven in 916
In december 915 werd Berengarius door Paus Johannes X gekroond tot koning van het opnieuw gestichte koninkrijk Italië. In april 916 kreeg de strijd tegen de Arabieren een nieuwe impuls toen Berengarius Toscaanse troepen ter beschikking stelde en de Byzantijnse keizer Constantijn zijn eigen vloot stuurde. De hertogen van Gaeta en Napels traden toe tot de alliantie en Paus Johannes X zette zich persoonlijk aan het hoofd van de landstrijdkrachten. De Longobarden uit Rieti, dat is een stad in Latium op ongeveer 100 kilometer ten noordoosten van Rome aan de rivier Velino, trokken op in de richting van Sabina en bevrijdden het en Paus Johannes X behaalde tussen Tivoli en Vicovaro een overwinning. De Arabieren waren gedwongen zich terug te trekken naar hun fort in Garigliano.

In juni 916 werd een aanval gedaan op de Arabieren. Drie maanden lang verzetten de Arabieren zich, wachtend op versterkingen uit Sicilië. Toen de versterkingen werden onderschept en verslagen, ontsnapten de Arabieren uit de belegerde vesting Garigliano, die door de Italianen werd bestormd. De Arabieren probeerden de bergen in te vluchten, maar ze werden ingehaald en verslagen door de Italiaanse troepen. Nu was alleen Sicilië nog in handen van de moslims.

De Arabische bezetting van Sicilië tussen 827 en 965
Tijdens de Byzantijnse periode was Sicilië, waar men zowel Grieks als Latijn sprak, op cultureel gebied nauw verbonden met het oosten. Onder keizer Michaël II maakten de Aghlabiden uit Tunesië gebruik van de zwakte van het Byzantijnse Rijk en begonnen in de 7e eeuw hun eerste invallen op het eiland.

De Arabische aanval op Sicilië bleef aanvankelijk beperkt tot de kustzone en de kleinere eilanden voor de kust. Maar langzamerhand vestigden de Arabieren hun basis in Palermo en van daaruit gingen ze voort en bezetten het hele eiland Sicilië. Zodra de Arabieren Sicilië veroverden, gingen zij over tot de islamisering door de vernietiging van kerken en het stichten van moskeeën. Ze veranderden de samenstelling van de bevolking met de invasie van honderdduizenden islamitische immigranten en vernietigden zo een beschaving die begon in de 8ste eeuw voor Christus.

Na de verovering van Sicilië gebruikten de Arabieren het als een uitvalsbasis om Italië aan te vallen, ze bestormden Ponza, Gaeta, Ancona, Ascoli en Civitavecchia en bezetten uiteindelijk ook Salerno, Napels, Bari, Brindisi en Taranto. Tenslotte gingen zij op weg naar Rome om het hart van het christendom te raken. In 805 sloot de Byzantijnse gouverneur van Sicilië een overeenkomst met de heersers van Tunesië en in 813 tekende de Byzantijnse gouverneur van Sicilië een tienjarige wapenstilstand met de Arabieren, een zogenaamde Hudna.

Maar in 827 kwam de Byzantijnse admiraal Euphemius, die zich eerder had overgegeven aan de moslims, in opstand en doodde de islamitische gouverneur van Sicilië. Hij veroverde Syracuse en riep zichzelf uit tot keizer, onafhankelijk van Byzantium. Maar toen de troepen onder leiding van de Armeense generaal Palata trouw bleven aan Byzantium, vluchtte Euphemius naar Afrika. Daarop stelde Euphemius voor aan de Emir Ziyadat Allah I van Kairuan om Sicilië te veroveren en tot een schatplichtige provincie te maken. Op 17 juni 827 ontscheepte de Saraceense generaal Asad ibn al-Furat bij Mazara del Vallo een leger van 10.000 soldaten en 7.000 cavaleristen.

Generaal Theodorus versloeg het Arabische leger voordat het Syracuse bereikte. Dus werd er een nieuw leger als hulp aan de Arabieren gestuurd, dat besloot om in plaats van naar Syracuse naar Palermo te gaan. Op 11 september 831 viel Palermo. In 835 namen de Arabieren Pantelleria en in 843 Messina in. De steden Enna en Cefalù, die jarenlang gestreden hadden alvorens te worden veroverd, werden met de grond gelijk gemaakt en in brand gestoken. Cefalù viel in 858 en Enna viel in 859 door verraad. Syracuse werd pas in 878 na een beleg van 9 maanden veroverd:

“Duizenden bewoners (de gehele christelijke bevolking) werden vermoord en buit verzameld en slechts een klein aantal mannen ontsnapte. Na de plundering verwoestten de invallers de stad.”

De Griekse taal werd vervangen door het Arabisch. Het christendom werd vervangen door de islam. Het bebloede zwaard van de islam domineerde nu vanuit Palermo, maar de bezetting is nooit helemaal voltooid. Sommige haarden van verzet hielden vol. Taormina bood weerstand tot 902, toen het geheel onder de voet werd gelopen en vervolgens in brand werd gestoken en al zijn bewoners werden gedood. Rometta, in de bergen ten westen van Messina, was de laatste plaats die in 965 viel.

In de steden die weerstand hadden geboden, werden alle volwassen mannelijke bewoners gedood en de vrouwen en de jongens weggevoerd in slavernij. De vrouwen en de mooiste jongens werden naar Afrika overgebracht voor het plezier van de veroveraars en hun geloofsgenoten. Sicilië bleef vanaf 812 tot 1071 bijna drie eeuwen onder islamitische bezetting. De bevolking werd volledig tot de islam bekeerd en er was geen kerk meer blijven staan. Ze hadden ze ofwel in puin geslagen of in brand gestoken of in moskeeën veranderd.

De bewoners van de Siciliaanse steden die zich zonder slag of stoot hadden overgegeven, konden het christendom houden, maar ze moesten op hun kleding en hun huizen identificatiemerken aanbrengen; ze moesten meer belastingen betalen, de jizya. Verder mochten ze geen gezag uitoefenen over moslims, niet trouwen met een moslim, maar een moslim kon wel trouwen met een christen en ze mochten geen nieuwe kerken meer bouwen. Ze mochten geen kerkklokken luiden en geen processies houden en ze mochten de Bijbel niet lezen binnen gehoorsafstand van een moslim. Verder mochten ze geen grotere huizen bouwen dan de moslims en de christelijke vrouwen hadden geen toegang tot de baden.

Na de Arabische verovering emigreerden honderdduizenden moslims naar Sicilië. Er werden hen juridische voordelen toegekend. De gronden die van de christenen in beslag waren genomen, de mogelijkheid om arbeid tegen lage kosten te hebben en de overvloed aan slaven, zowel meisjes als jongens, vormde een onweerstaanbare aantrekkingskracht. De Afrikanen vonden in Sicilië een aardse hemel, terwijl het voor de christenen de spreekwoordelijke hel was geworden.

De Normandiërs en de Slag bij Palermo in 1072
Na de bezetting van Sicilië begon het christelijke verzet onmiddellijk het eiland te heroveren. De Franken probeerde in de 9de eeuw het eiland terug te nemen, maar dat mislukte. In de 11e eeuw werd het verzet tegen de Saracenen overgenomen door de Normandiërs. Zij ondernamen in 1068 een poging om Sicilië te bevrijden met een legertje van slechts zestig ridders.

De Slag bij Palermo was een van de meest verbazingwekkende Normandische prestaties in Italië tegen de moslims, bijna gelijk aan de Slag bij Hastings in 1066. De Normandiërs hadden in het voorjaar van 1061 Messina ingenomen. In de tien jaar daarna hebben ze getracht hun controle over Sicilië en ook in het zuidelijk deel van het Italiaanse schiereiland vast te houden door de Arabieren in een reeks van schermutselingen te bestrijden. Bij Palermo stonden de Arabieren onder leiding van Ayub ibn Temim en de Normandiërs weren aangevoerd door Robert Guiscard de Hauteville. De Normandiërs hadden echter door hun veroveringen in andere delen van Europa een chronisch tekort aan ridders.

In 1072 had Palermo iets meer dan honderdduizend inwoners. Op de ochtend van 5 januari 1072 viel Robert’s cavalerie het Al Kasr district aan. Terwijl zijn broer Roger de aanval op Al Kasr voortzette, vielen Robert en enkele ridders al Khalesa aan, de administratieve wijk aan de kust, die gebouwd was rond het fort van de emir. Dit werd tegen het vallen van de avond ingenomen, hoewel de meeste van de aangrenzende wijken van Al Kasr, verder landinwaarts, in Saraceense handen bleven. Niettemin gaven ze zich de volgende ochtend aan de Normandiërs over. Sicilië was van 812 tot 1071 bijna drie eeuwen onder islamitische bezetting geweest. De bevolking was volledig bekeerd tot de islam en er was niet één kerk blijven staan. Ze waren ofwel gereduceerd tot puin en in brand gestoken of veranderd in moskeeën.

Op 10 januari 1072 vond de ceremoniële intocht van de Normandiërs in Palermo plaats. Deze werd gevierd met een Griekse mis door de orthodoxe bisschop Nicodemus van Palermo in de oude kathedraal, die haastig van een moskee weer in een kerk was veranderd. Het was een historisch moment toen Robert en Roger kozen voor hun eigen christelijke traditie. Alle moskeeën, die kerken waren voor aankomst van de Arabieren twee eeuwen eerder, werden opnieuw omgebouwd tot kerken. Graaf Roger viel ook de andere eilanden aan om er zeker van te zijn dat zuidelijke flank werd beveiligd tegen een mogelijke Arabische aanval.

Normandiërs op Malta in 1127
In 1127 leidde Roger II, de zoon van graaf Roger, een tweede invasie van Malta. Toen hij het eiland hadden veroverd plaatste hij het onder een Normandische gouverneur. Hij bemande ook de drie kastelen op de eilanden met een garnizoen. Na de Normandische bevrijding waren er geen moslims meer in Sicilië, Malta, Sardinië en de omliggende eilanden. Alle moslims werden bekeerd tot het christendom. Dit zorgde ervoor dat de bevolking het islamitische intermezzo vergat.

Het volgende deel zal de veroveringen van de moslims in India en Azië behandelen.

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2019/10/27 ... om-deel-9/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 10)

Geplaatst op 2 november 2019

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 9 van “Vrucht van de boom”

India en Azië

De geschiedenis van het Indiase subcontinent valt enigszins buiten de verhoudingen met Europa en staat min of meer op zichzelf. De raakvlakken ontstaan pas aan het eind van de beschreven periode, als de Britten op het toneel verschijnen. Omdat er wel raakvlakken zijn vanuit de islamitische hoek, zijn er toch in chronologische volgorde enkele gebeurtenissen beschreven. De geschiedenis is echter alles behalve volledig weergegeven, want dat zou een apart boek vergen. Wat nu volgt, komt uit verschillende bronnen die niet altijd met elkaar overeenstemmen. De korte berichten komen uit aanvullende bronnen.

Het begin na de islamitische aanval op Perzië

Nadat de moslims in 634 Perzië binnenvielen, trokken ze op bevel van Kalief Omar in 638 India binnen. Maar terwijl Perzië na zeventien jaar in 651 bezweek, deden de moslims er zevenhonderd jaar over om een deel van India te veroveren. De Hindoe-weerstand was niet alleen hevig, maar nam toe in wreedheid, totdat de Hindoes de moslims in wreedheid evenaarden. Hoewel de moslims in 638 op bevel van de Kalief Omar India aanvielen, werden ze herhaaldelijk verslagen door de Rajas van Makara en Sindh. In de duizend jaar van de geleidelijke islamitische bezetting van Noord-India van 715 tot 1720 streefden veel Hindoes naar omverwerping van de tirannieke islamitische bezetting. De moslims konden na hun bezetting van Sindh in 715 tot 980 geen vooruitgang boeken in India. Het was pas in het jaar 980 dat de moslims nogmaals India konden binnenvallen. Deze tweede islamitische aanval op India werd niet geleid door de Arabieren, maar door Perzische, Mongoolse en Turkse bekeerlingen tot de islam.

Mohammed bin Qasim schrijft:

“De eerste moslimaanval op India was in 636, slechts 4 jaar na de dood van Mohammed. Er volgden nog acht van deze plundertochten onder de opeenvolgende kaliefen Othman, Ali, en Mu‘wabiya. Deze vroege aanvallen door de moslim/indringers leverden behalve moord en roof ook buit en slaven op, maar ze kregen nog geen vaste voet op Indiase bodem. Na twee eerdere mislukte veldtochten, waarbij de commandanten omkwamen, stuurde Hajjaj bin Yusuf, Quasin op pad met 6.000 soldaten. Hij veroverde in 712 Debal in Sindh en vestigde daarmee een stevig en duurzaam bruggenhoofd voor de islam in Hindustan.”

Volgens de moslimhistoricus al Biladuri “werd Debal met geweld ingenomen en de slachting duurde drie dagen lang (...) de priesters van de tempel werden vermoord”. Hij doodde de mannen van 17 jaar en ouder en maakte de vrouwen en kinderen tot slaven, waaronder 700 mooie vrouwen. (...) Bij de inname van Brahmanabad werden tussen 8.000 en 26.000 mannen gedood en ongeveer 100.000 vrouwen en kinderen gevangen genomen. Er werden er 30.000 als aandeel naar de Kalief gestuurd. Qusim voerde soortgelijke expedities uit in Sehwan en Dhalila en in de periode van 712 tot 715 werden er wel 300.000 slaven buitgemaakt. Van 755 tot 774 trok Hashan bin Amru door de Hindoe-gebieden en onderwierp Kashmir en veroverde veel slaven.

In 775 leidde Abdul Malik een grote operatie tegen India. Bij Brada versloegen de moslims de bewoners en namen een niet nader genoemd aantal gevangenen. Gedurende de regering van Kalief al-Mamun (813-33) leidde generaal Afif bin Isa een campagne tegen rebellerende Hindoes. Nadat ze die hadden verslagen en afgeslacht, namen ze de resterende 27.000 mannen vrouwen en kinderen als slaven mee.

Kaboel in 980
De moslims hadden de manier van oorlogvoering van de Hindoes bestudeerd en maakten er gebruik van. Spionnen hadden gezien dat de Hindoes bij zonsopgang de strijd beginnen en eindigen bij zonsondergang. Na een uitdaging van het hoofd van de moslims aan de Hindoe-koning werd de plaats en datum van de oorlog afgesproken tussen de twee ambassadeurs van de tegenstanders. Dit was in het jaar 980. Terwijl het Hindoe-leger in een diepe slaap was, viel het islamitische leger aan onder dekking van de donkere en stormachtige nacht, die de opmars van de moslims camoufleerde. Het Hindoe-leger was verrast, maar verzette zich hevig. De strijd duurde tot de dageraad tot het Hindoe-leger overmeesterd was. Aan het eind van de ochtend trokken de restanten zich terug naar hun hoofdstad Kaboel met de moslims op hun hielen. De moslims bezetten Kaboel en bleven de Hindoes in oostelijke richting achtervolgen. Ze vernietigden de Hindoeïstische tempels en bekeerden de bevolking tot de islam.

Na de nederlaag bij Kaboel trad de in ongenade gevallen Hindoe-koning Raja Jayapala Shahiya af ten gunste van zijn zoon Anandpala Shahiya en deze besloot om de hoofdstad te verplaatsen naar de provincie van de Pakhta. Zo eindigde de eerste ontmoeting tussen Hindoes en moslims in het jaar 980, dat was twee en een halve eeuw nadat de Arabieren bij hun eerste aanval op India in 715 Sindh hadden bezet. In 1192 veroverde de moslims Delhi en in 1326 bereikten ze Zuid-India.

Korte berichten
In de jaren 1000 tot 1027 voerde Sultan Mahmud 17 verwoestende invasies uit in Noord-India, gepaard gaande met massaslachtingen, verwoesting van tempels en grootschalige slavernij. Bij zijn aanval op koning Jaipal in 1001-1002 tekent al-Utbi op:

“Allah gaf zijn vrienden zoveel buit dat het buiten iedere verbeelding was, inclusief 500.000 slaven, mannen en vrouwen.”

De expeditie van 1014 leverde 200.000 slaven op en die van 1019 gaf de moslims 53.000 gevangenen.

In 1033 werd het fort Sursuti in Kashmir aangevallen; het garnizoen werd vermoord en vrouwen en kinderen werden als slaven weggevoerd. Van de 17 expedities in India was die naar Kashmir de meest succesvolle; het aandeel van een vijfde voor de Kalief bestond onder andere uit 150.000 slaven; men mag dus aannemen dat er 750.000 gevangenen waren genomen.

Mahmud legde de basis voor het islamitische Sultanaat van Punjab, waar de Ghazinividische dynastie tot 1186 regeerde.

Hoe de Hindoes de moslims versloegen in 1033
De Hindoes behaalden in 1033 bij Baharaich in het huidige Uttar Pradesh een spectaculaire overwinning op de moslims. De indringer was Masud Ghazni, die India met een groot leger binnenviel. De moslims waren niet van plan zich te beperken tot plundering, maar bereidden een permanente bezetting voor van het hele land. De strijd bij Baharaich op 14 juni 1033 eindigde toen het hele invasieleger samen met zijn commandant gedood werd. Geen enkele vijandelijke soldaat mocht naar huis terugkeren. Na deze beslissende Hindoe-overwinning heerste in het land gedurende anderhalve eeuw vrede, tot de volgende golf van islamitische invasies begon onder leiding van Mohammed Ghori.

Het intermezzo van 1033 tot 1187 had de Hindoes de verraderlijke aard van de moslims doen vergeten. Het Ghaznivid-koninkrijk van West-Punjab had vrede gesloten met zijn Hindoe-buren en de Hindoes meenden dat de moslims net als iedere indringer waren. Ze dachten dat ze zouden worden opgenomen in de Hindoe-samenleving, zoals eerder was gebeurd met de Grieken, Hunnen, Kushans, enz., net zoals veel mensen dat in de huidige tijd van de moslim/immigranten verwachten.

Tweede aanval in 1187
De volgende aanval kwam in 1187, toen de islamitische hoofdman van Ghor in Afghanistan de Ghaznavid-heerser in Ghazni afzette. Mohammed Ghori verbond zich in 1187 met de gouverneur van Sindh en viel Gujarat aan. Maar de hindoeïstische Solankis van Anahilwada versloegen hem volkomen in de slag op de vlakte onder de berg Arbuda. Door de herhaalde aanvallen in 1187 van de Rajput-cavalerie stortte het moslimleger in, verbrak de gelederen en vluchtte de Thar woestijn in. Ze lieten hun koning Mohammed Ghori als een gevangene in de handen van Prithviraja’s achter. Aan de andere kant van de Thar lagen de landen van Prithviraja Chauhan, de Maharadja van Sambhar, die bekend stond om zijn dapperheid en ridderlijkheid. Toen Mohammed Ghori als gevangene in ketens aan Prithviraja werd voorgeleid, betuigde hij zijn berouw, terwijl hij innerlijk ziedend van woede was te worden vernederd door een Kaffir koning.

Deze woede bleek een paar jaar later, toen de rollen omgekeerd waren. Tegen het advies van diverse mensen in beval Prithviraja dat Mohammed moest worden vrijgelaten. Als een teken van vrijgevigheid gaf hij hem ook nog vijfhonderd paarden en twintig olifanten mee. In het volgende jaar brak Mohammed echter zijn belofte, misleidde Prithviraja en viel India nogmaals aan. De twee legers verzamelden zich weer op hetzelfde slagveld van Tarain. Toen de moslims onverwacht het Hindoe-kamp aanvielen, begonnen Prithviraj’s soldaten zich net te wassen en sommige lagen nog te slapen en ze waren totaal onvoorbereid op de aanval. Maar ze deden hun best om de moslims te weerstaan. De ongelijke strijd duurde tot de middag en de moslims maakten veel slachtoffers onder de Rajputs. Maar de Rajputs hadden toch geleidelijk de overhand gekregen en Mohammed zag opnieuw de overwinning uit zijn handen glippen.

Dus nam hij zijn toevlucht tot een andere tactiek en stelde een tweegevecht voor. Mohammed stuurde bericht dat hij wilde dat Prithviraja met zijn kampioen Qutub-ud-din Aibak een tweegevecht zou uitvechten. Tijdens dit tweegevecht viel Prithviraja van zijn paard en het zou eerlijk zijn geweest als Qutub ook was afgestegen en net als Prithviraja te voet verder had gevochten. In plaats daarvan kwam op een vooraf afgesproken signaal van Qutub een groep moslimsoldaten tevoorschijn en stortte zich op Prithviraja. Ze verdoofden hem met een drug en voordat de Rajputs zich realiseerden wat er gebeurd was, hadden zij Prithviraja gevangen genomen.

Toen Prithviraj in ketens voor Mohammed Ghori werd gebracht, herinnerde hij hem eraan hoe Mohammed Ghori zelf in ketens vóór Prithviraja was gebracht en hoe eervol Prithviraja hem had behandeld. Toen ze dit hoorden, lachten Mohammed en zijn hovelingen spottend om Prithviraja. Terwijl Prithviraja opkeek naar Mohammed en zijn hovelingen beval Mohammed hem zijn ogen neer te slaan, omdat hij nu een gevangene was. Toen Prithviraja hem vertelde dat een Rajput de ogen pas neerslaat na de dood, beval hij in een vlaag van woede dat Prithviraja’s ogen moesten worden uitgestoken. Hij hield de verblinde Pritiviraja daarna in eenzame opsluiting en haalde hem af en toe tevoorschijn om zijn hof te vermaken.

Vandaag hebben we geen idee meer hoe de genadeloze islamitische Jihad de Hindoe-samenleving van Pakistan en Bangladesh onder dwang en door een meedogenloze tirannie van duizend jaar in een moslimsamenleving veranderde. Terwijl in het vroegere Indiase grondgebied, van wat tegenwoordig Afghanistan, Pakistan en Bangladesh is, het Hindoeïsme geheel is verdrongen door de islam, lukte het in India slechts om een klein deel van de bevolking tot de islam te bekeren. Tegenwoordig is dit proces van islamisering in Kasjmir nog steeds aan de gang, mede door het gebruik van terreur. Volgens officieuze schattingen is van de bevolking van India vandaag ongeveer 25% moslim.

Korte berichten
In 1037 voerde Sultan Masud een “heilige” oorlog tegen Hansi; de Brahmanen en andere hoog geplaatste personen werden gedood en hun vrouwen en kinderen weggevoerd.

De Ghazinividische Sultan Ibrahim viel in 1079 het district Punjab aan; de strijd duurde 4 weken en was erg bloederig. Uiteindelijk behaalden de moslims de overwinning en namen de rijkdom en 100.000 slaven mee.

Sultan Mohammed Ghauri, een Afgaan, startte aan het eind van de 11e eeuw een golf van islamitische invasies en vestigde in 1206 de moslimheerschappij over Delhi.

Over een aanval op Benares in 1194 zegt Inb Asir:

“... was de slachting onder Hindoes immens; niemand werd gespaard, behalve vrouwen en kinderen, en het bloedbad op de mannen ging door tot de aarde er moe van was.”

In 1195 nam men 20.000 slaven; in 1202 waren het er 5.000; er werden er 300.000 tot 500.000 tot de islam bekeerd.

Als eerste Sultan van India veroverde Aibal (1206-1210) in 1206 Hansi, Meerut, Delhi, Rathabor en Kol. In dezelfde periode trok Bakthiyar Khilji naar Bengalen en Bihar in Oost-India. Over zijn aanval in 1205 op Lakhmansena in Bengalen schrijft Ibn Asir:

“... hun hele rijkdom en al zijn echtgenotes, dienstmeiden, helpers en vrouwen vielen in handen van de indringers”.

Narasimhadeva versloeg Tugan Khan in 1248
Na de gemakkelijke overwinningen in Noord-India in de Punjab en Bengalen richtten de moslims hun aanvallen op Orissa. Hier ontmoetten de moslims hun gelijke. De bevolking van Orissa bestond uit bikkerharde strijders. In 1248, toen Narsimhadeva de heersende koning van Orissa was, viel Tugan Khan Orissa aan. Narsimhadeva besloot een krijgslist te gebruiken tegen de moslims. Hij stuurde bericht aan de indringer dat hij zich zonder slag of stoot wilde overgeven. De moslims aanvaardden de voorwaarden en trokken de stad binnen, onwetend dat de sluwe Hindoe-koning een hinderlaag voor hen had gelegd. Zodra het islamitische leger in de stad was, moest het zich in het doolhof van smalle straatjes verspreiden waarmee ze niet vertrouwd waren en waar ze hun paarden moesten achterlaten en te voet verder gaan.

Zich niet bewust van het gevaar dat op de loer lag, gingen ze langzaam naar het centrale plein waar de overdrachtsceremonie zou plaatsvinden. Toen het islamitische leger zo verspreid was, begonnen op een afgesproken signaal van een van uitkijkposten op de torenspitsen van de tempel de klokken te luiden en dat was het signaal voor de Hindoes om zich op de moslims te storten. De veldslag duurde de hele dag en ging een deel van de nacht door. Hoewel de Hindoes veel verliezen incasseerden, werd het gehele islamitische leger vernietigd. Zeer weinig moslims konden aan deze hinderlaag ontsnappen.

Korte berichten
Sultan Iltutmish (1210-36) was erg druk met het bestrijden van de Turken. Hij was ook bang voor een invasie door Djengis Kahn. In 1226 viel hij Ronthanbhor aan; met plundering van veel buit, inclusief slaven.

In 1234-35 werd Ujjain veroverd onder gevangenneming van vrouwen en kinderen.

Verdere aanvallen in 1244, 1248, 1252, 1253 en 1259 met steeds als resultaat: buit, plus vrouwen en kinderen als slaven.

Kahn blijft alles minutieus beschrijven; het patroon bleef hetzelfde onder de Khilji (1290-1320) en de Tughlaq dynastieën (1320 tot 1413).

Belangrijk om te vermelden is de invasie van Amir Timur, bij ons ook bekend als Timoer Lenk (1336-1405). Bij zijn aanval op Delhi (16 december 1398) waren 15.000 Turken betrokken bij de moorden, plunderingen en verwoestingen; iedere man legde de hand op 100 gevangenen, mannen, vrouwen en kinderen; niemand had er minder dan 20. In totaal werden meer dan 100.000 mensen buitgemaakt.

Op de terugweg werden alle dorpen die ze tegenkwamen uitgemoord en namen ze nog eens 150.000 mensen gevangen. In totaal ging hij naar huis met meer dan 250.000 gevangenen.

Vijaynagar overleeft van 1331 tot 1565
Vijaynagar was het eerste hindoeïstische koninkrijk dat de hindoeïstische praktijk opgaf om vijandelijke burgers met rust te laten. Zo begonnen de moslims met gelijke munt terug te betalen. Als de legers van Vijaynagar een Bahamani stad of dorp innam, staken ze het in brand. Hierdoor vroegen de Adilshahi en Nizamshahi sultans om een verdrag met Vijaynagar te sluiten, waarin stond dat het doden van burgers van beide kanten verboden was. Tot het moment in 1565 dat Vijaynagar uiteindelijk werd verslagen in de slag bij Talikotai werd dit verdrag door zowel de Hindoes als de moslims nageleefd. Maar na de definitieve nederlaag hielden de moslims zich niet meer aan het verdrag. Na de Slag bij Talikotai richtten ze onder de Hindoe-bewoners van Vijaynagar een bloedbad aan. De stad zelf werd in puin geslagen.

Khusro Khan werpt in 1320 de Khilji-dynastie omver
In 1312 werd Gujarat veroverd door de islamitische tirannen, die een eeuw eerder Delhi hadden bezet. Zoals gebruikelijk vermoordden ze de Hindoes na elke overwinning. Zij voerde vele mooie vrouwen en knappe jonge mannen als gevangenen weg om te worden gebruikt voor seksuele doeleinden. Een van hen was Khusro Khan, die toen elf jaar was. Zoals de gewoonte was, werden alle gevangenen gedwongen bekeerd tot de islam en opgevoed als slaven. Na bijna vijftien jaar in gevangenschap was Khusro Khan zijn oorspronkelijke naam vergeten. Hij herinnerde zich alleen vaag dat hij een andere jeugd had gehad. Zijn knappe uiterlijk had de lusten van Qutbuddin Mubarak Khalji, de perverse zoon van Sultan Allaudin Khilji’s, opgewekt. Hij had een bijzondere voorliefde voor zijn slaaf Khusro Khan en hij werd als tiener door Qutbuddin Mubarak gedurende acht jaar seksueel misbruikt. Khusro haatte hem voor dit misbruik en zon op wraak.

In 1320 vermoordde Qutbuddin Mubarak zijn ouder wordende vader Allaudin en kroonde zichzelf tot keizer. Gebruik makend van zijn positie en de algemene wrok tegen Qutbuddin vermoordde Khusro op zij beurt Qutbuddin, kroonde zichzelf tot koning en nam de titel Khusro Khan aan. De grootste schok voor heel India was dat Khusro zich weer tot Hindoe verklaarde! Khusro Khan was toen pas negentien jaar oud. De islamitische adel was geschokt, maar met een sterk contingent van Gujarati-bekeerlingen rond Khusro Khan konden ze tijdelijk niets tegen hem beginnen. Khusro Khan was in hun ogen een Murtad, een afvallige die de islam had afgezworen. Uiteindelijk werd Khusro na een jaar door moslimgeneraal Ghazi Malik vermoord en daarmee werd het moslimgezag in Delhi hersteld. Na dit korte intermezzo van Hindoe-bewind stichtte Malik Ghazi de Tughluq dynastie.

Uit deze gebeurtenis bleek dat als de Hindoes slim waren geweest ze de moslimheerschappij in India omver hadden kunnen werpen. Een droom die later zou worden gerealiseerd door de Marathas, toen zij in 1720 optrokken naar Delhi.

In de periode volgend op de invasie van Amir Timur (Timoer Lenk) is het aantal slaven ten gevolge van oorlogvoering niet goed bekend. Er waren invallen van de Tughlaqs en de Sayyids, die allemaal grote aantallen slaven “oogstten”. Sultan Sayyid Mubarak (1431-35) plunderde de Katehar; verdere aanvallen in 1422, 1423, 1425 en 1430, steeds werden velen als gevangenen weggevoerd. In 1430 werden in Sirhind en Lahore in de Punjab zo’n 40.000 Hindoes vermoord en een groot aantal gevangen genomen.

(Het volgende deel zal bestaan uit een uitleg over het Moghol-bewind)

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2019/11/02 ... m-deel-10/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 11)

Geplaatst op 6 november 2019

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 10 van “Vrucht van de boom”

Het Mogol-bewind vanaf 1526

Door Sikandar Lodi in 1526 te verslaan vestigde Shah Babur, de trotse afstammeling van Amir Timoer, het Mogol-bewind in India. In zijn autobiografisch geschrift “Babur Nama” beschrijft hij zijn veldtocht tegen de Hindoes als een Jihad en illustreert dat met verzen uit de Koran. Er is niet bekend hoeveel slaven er gedurende Babur’s regering gevangen zijn genomen. Er is echter wel een beschrijving van zijn aanval op de kleine Hindoe-gemeenschap van Bajaur, in de tegenwoordige Pakistaanse noordwest provincie; Shah Nama schrijft:


“Ze werden aan een bloedbad onderworpen en hun vrouwen en kinderen werden gevangen genomen, naar schatting werden meer dan 3.000 mannen gedood (...). Hij gaf opdracht dat een toren van (afgehakte) hoofden op een hoge plaats moest worden opgericht. Op dezelfde manier maakte hij stapels hoofden van dode Hindoes in Agra. In 1528 viel hij de vijand aan in Kanuj en hun gezinnen en volgers werden gevangen genomen.”

Deze voorbeelden laten zien dat het tot slaven maken van vrouwen en kinderen de normale politiek was in Babur’s Jihad campagne. “Babur Nama” noemt ook dat er twee belangrijke handelscentra waren tussen Hindustan en Khurasan, namelijk Kaboel en Kandahar, waar karavanen uit India slaven brachten en andere handelsgoederen om die met grote winst te verkopen. In 1526 verbood keizer Akbar de Grote, Babur’s kleinzoon en een afvallige moslim, de grootschalige slavernij van vrouwen en kinderen door oorlog. Akbar’s generaal Abdulla Khan Uzbeg was er trots op dat hij 500.000 mannen en vrouwen als slaven had verkocht. Dit liep zo uit de hand dat in die tijd kinderen werden gestolen en verkocht in Bengalen. In de ergste vorm werden de slaven ook nog gecastreerd. Dit bracht Akbar ertoe om in 1576 de slavernij te verbieden. Tijdens Akbar’s opvolger ging het echter weer op dezelfde voet verder; keizer Jahangie vermeldt in zijn memoires over kinderen die door hulploze ouders werden gecastreerd om hen in plaats van geld aan de gouverneur te geven. “Deze praktijk werd een gewoonte”, zei hij en Jahangie stuurde in 1619-1620 ongeveer 200.000 Indiase gevangenen naar Iran voor de verkoop.

De tweede Slag bij Panipat in 1556
Hemu Vikramaditya was in 1556 dicht bij het omverwerpen van de Mogol-dynastie. Op 24 januari 1556 viel de Mogol-heerser Humayun dood van de trap in zijn bibliotheek. De erfgenaam van de troon, de 13 jaar oude Akbar, was met zijn eerste minister Bairam Khan op campagne in de Punjab. Op 14 februari 1556 werd Akbar in Kalanaur gekroond tot keizer. De andere concurrenten voor de troon van Delhi waren de drie Afghaanse prinsen. Maar de belangrijkste bedreiging voor de toekomst van Akbar kwam niet van de Afghaanse vorsten, maar van de Hindoe Hemu. Hemu was de eerste minister van de Afghaanse prins Adil Shah en leidde in oktober 1556 een verrassingsaanval op Delhi. De Mogol-strijdkrachten onder hun gouverneur Tardi Beg Khan raakten in paniek en sloegen op de vlucht. Het was Hemu’s tweeëntwintigste opeenvolgende overwinning. Na de inname van Delhi vestigde Hemu zich als zelfstandig heerser onder de Hindoe-titel ‘Raja Vikramaditya’. Op dit moment, en tegen het advies van de meeste edelen in, nam Bairam Akbar Khan een moedige beslissing en rukte op tegen Hemu’s ongetwijfeld superieure leger. Op 5 november 1556 ontmoetten het Mogol-leger en het leger van Hemu elkaar bij Panipat.

In deze tweede Slag bij Panipat werden de Mogols na een harde strijd gered door een gelukkig toeval. Hemu, die bovenop een olifant de strijd leidde, kwam te dicht langs de vijandelijke gelederen en een boogschutter uit het Mogol-leger gebruikte deze gelegenheid. Een pijl raakte Hemu in het oog en hoewel de pijl hem niet doodde, raakte hij bewusteloos. In elk gevecht in deze periode betekende de dood van de leider het einde van de strijd en de aanblik van Hemu, onderuitgezakt op zijn beroemde olifant Hawai, was genoeg om zijn leger de strijd te laten staken. Akbar’s generaal, Shah Quli Khan, veroverde de olifant met zijn belangrijke passagier en bracht die direct naar Akbar.

Hemu werd bewusteloos voor Akbar en Bairam gebracht. Bairam adviseerde Akbar zijn heilige plicht van het doden van de ongelovige uit te voeren en Akbar hakte met zijn sabel het hoofd van de bewusteloze Hemu af. Na de strijd werd het hoofd van Hemu als teken van overwinning naar Kaboel gestuurd en de romp werd naar Delhi gestuurd om aan de galg te worden tentoongesteld. Iskandar Khan joeg het leger van de Hemu daarna op de vlucht en 1.500 olifanten en een groot aantal krijgsgevangenen werden veroverd. Er vond een bloedige slachting onder de gevangenen plaats en in overeenstemming met de gewoonte van zijn voorouders Tamerlane (Timoer Lenk) en Chengiz Khan (Djengis Kahn), bouwde Akbar een overwinningspiramide van de afgehakte hoofden van zijn Hindoe-vijanden. Later toonde Akbar nogmaals zijn “ridderlijkheid” toen hij de koelbloedige moord beval op 30.000 Rajput-soldaten, die zich na de Slag van Chittod aan hem hadden overgegeven.

De Slag bij Saraighat in 1671
De Slag bij Saraighat werd in 1671 uitgevochten bij de rivier de Brahmaputra in de buurt van Saraighat Guwahati. De Mogols werden beslissend verslagen en ze werden uiteindelijk gedwongen zich terug te trekken uit Guwahati, en ook van ander Ahom grondgebied, tot aan de Manas rivier.

Kort bericht:
Gedurende Auranqzeb’s regering (1658-1707), die voor Hindoes nogal desastreus was, werden in de stad Hydrabad alleen al in 1659 zo’n 22.000 jonge jongens gecastreerd. Ze werden aan de moslimheersers gegeven en op de slavenmarkt verkocht.

De opkomst van de Sikhs
In de Noord-Indiase provincie Punjab verzetten de Hindoes zich tegen de islam door de tekortkomingen van hun eigen religie op te heffen en daarna de meedogenloosheid van hun islamitische beulen te evenaren. De Sikhs beschouwden zichzelf noch als Hindoes noch als moslims. Maar in de ogen van de Mogol-heersers waren de volgelingen van de goeroes Hindoes, die probeerden de Mogol-soevereiniteit te ondermijnen. Hiervoor werden de Sikhs met geweld onderdrukt. Het was onder de latere goeroes dat de Sikhs ontstonden als de militante vleugel van de Hindoes. En van een sekte met ascetische en pacifistische idealen werden de Sikhs omgevormd tot een agressieve militante theocratie. Deze fase in de Sikh-religie was een direct gevolg van de Mogol-onderdrukking. De Mogol-heersers duldden geen sekte die was ontstaan uit de Kaffers (Hindoes), maar die zich had aangepast aan islamitische ideeën zoals de monotheïstische afwijzing van afgoderij, de militaire theocratie, en die met Hindoe-terminologie probeerden te zorgen voor aanhang onder de islamieten. Dit was ondraaglijk voor de Mogols.

Kort bericht:
Nadir Shah van Iran viel India binnen in 1738-39. Na massamoord en verwoesting nam hij een groot aantal als slaven gevangen en dreef hen weg met veel buit.

De onmiddellijke aanzet voor de oprichting van het Sikh-koninkrijk kwam door de invasie van Noord-India door Ahmed Shah Durrani, de heerser van Afghanistan van 1759 tot 1761. Op zijn weg naar Delhi had Ahmed Shah steden in Amritsar platgebrand en was van plan zich voor altijd in India te vestigen, toen hij werd uitgedaagd door de Marathas. Toen ze hun weg terug naar hun vaderland geblokkeerd zagen, begonnen de Afghanen onrustig te worden. Zij op hun beurt besloten om voor de Marathas de weg terug te blokkeren. Deze patstelling bleef in stand van de 14 januari 1760 tot 14 januari 1761. Op de beslissende dag van 14 januari 1761 besloten de Marathas om de Afghaanse blokkade te doorbreken. In deze rampzalige slag werden in acht uur tijd ongeveer honderdduizend Maratha-troepen afgeslacht. Maar de Afghanen hadden ook te lijden onder zware verliezen en besloten dat het genoeg was en gingen terug naar Afghanistan om nooit meer terug te keren naar India. In deze “derde slag van Panipat” in 1761 werden 22.000 vrouwen en kinderen van de verslagen Maratha-soldaten als slaven weggevoerd.

Het eerste Sikh-koninkrijk
Gedurende deze periode waren de Sikhs nog ongeordend en in de periode na de nederlaag van de Marathas en de terugtrekking van de Afghanen bestond er in de periode 1761-1799 een machtsvacuüm in Noord-India. Het was dit vacuüm dat onder de dynamische leiding van Maharaja Shri Ranjit Singh Ji werd opgevuld door de opkomende macht van de Sikhs. Hij werd geboren in 1780 en in 1799 begon Maharaja Ranjeet Singh zijn poging om de verschillende Sikh-groepen te verenigen. Dat zou in de eerste decennia van de 19de eeuw uitgroeien tot een krachtig Sikh-koninkrijk en bleef een drijvende kracht tot de dood van Maharaja Ranjeet Singh in 1839.

De Marathas werden niet opnieuw verdreven door de moslims, maar door de groeiende koloniale macht van de Britten na het jaar 1818. Later bundelden de Marathas hun krachten met de moslims om in 1857 een opstand tegen de Britten te beginnen. Deze opstand kon de Britten niet verjagen, maar het betekende het formele einde van islamitische macht in India, omdat de Britten de laatste moslim onttroonden. En daarmee eindigde in 1857 formeel de islamitische overheersing van India niet door de Marathas, maar door de Britten.

De Europese reiziger Maurique was er getuige van in Mughalion, India, dat de belastinggaarders boeren die niet konden betalen met hun kinderen en vrouwen naar de markt stuurden om te verkopen. De Franse arts en reiziger Francois Benier, die 12 jaar in India doorbracht en de lijfarts was van keizer Auranqzeb, bevestigt dit. Hij schrijft over onfortuinlijke boeren, die hun belasting niet konden betalen en werden weggevoerd als slaven.

De laatste zelfstandige moslim-heerser (van India), Tipu Sultan, had 7.000 slaven in Tavancore verworven. De Britse aanwezigheid in India in de 19e eeuw maakte een einde aan de slavernij, voor een tijd, tenminste. Zelfs tijdens de verdeling van 1947 kidnapten de moslims duizenden Hindoe- en Sikh-vrouwen en huwelijkten die uit aan moslims, een vorm van eeuwenoude slavernijpraktijk. In november 1947 roofden Pathanen Hindoe- en Sikh-meisjes en verkochten die op de markten in Jhelum (in Pakistan).

Opmerking van Henk der Niederländer:
Zoals in bovenstaand deel duidelijk wordt, waren de moslims alleen te verslaan door net zo wreed of nog wreder op te treden tegen hen, wat de Sikhs heel erg snel begrepen. Ook heden ten dage zie je dat nog steeds, want lees de berichten in de alternatieve media en altijd komt hetzelfde naar voren.

Een grote groep gaat een of twee mensen te lijf en er wordt dan voor ons westerlingen onbegrijpelijk geweld gebruikt. Anderzijds: als er geweld gebruikt wordt tegen een persoon die totaal geen empathie op wil brengen voor de moslim tegenover hem, druipt hij snel af of vlucht met de staart tussen zijn benen.

(Het volgend deel zal een verkorte versie zijn van de aanvallen op het Oost-Romeinse Rijk, Byzantium en Georgië).

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2019/11/06 ... m-deel-11/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 12)

Geplaatst op 15 november 2019

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 11 van “Vrucht van de boom”

Via het Oosten: Byzantium, Armenië en Georgië

Interne tegenstellingen leiden tot verzwakking

Het Oost-Romeinse Rijk (Byzantium) van de eerste eeuwen bestond uit een veelheid van volken en etnische groepen, die allemaal hun eigen religieuze en economische belangen verdedigden. Het Rijk was daardoor nogal heterogeen en werd opgeschrikt door veelvuldige conflicten op het terrein van religie, economie en politiek. De regering van Byzantium moest het Rijk bij elkaar zien te houden, ondanks dat al de volken, zoals de Egyptenaren, de Joden, de Samaritanen en de Armeniërs, meer hun eigen belangen nastreefden. Deze volken stonden min of meer tegenover de Grieken en de Romeinen, die het militaire en administratieve apparaat domineerden.


Nadat in 378 het Romeinse Rijk officieel tot het christendom overging, werden de tegenstellingen groter en ontaardden soms in religieus fanatisme. De Oosterse Patriarchen probeerden hun invloed uit te breiden met als doel om meer grip te krijgen op de rijkdommen van kerken en kloosters, die in die tijd erg in aantal toenamen. Egyptische, Syrische en Armeense geestelijken wezen het dogma van het concilie van Chalcedon af.

Het concilie werd gehouden van 8 oktober tot 1 november van het jaar 451 in de stad Chalcedon, een Byzantijnse havenstad aan de Bosporus in Klein-Azië, recht tegenover Constantinopel. Het concilie was het vierde christelijke oecumenische concilie. Het wordt door de Rooms-katholieke en Oosters-orthodoxe Kerken geacht onfeilbare dogma’s vast te stellen. Op dit Concilie werd het Monofysitisme verworpen en veroordeeld en de Chalcedonische geloofsbelijdenis werd er aangenomen, die inhoudt dat Jezus Christus, als tweede persoon van de Drie-eenheid, zowel volledig Mens als volledig Goddelijk is.

Even een opmerking van mijzelf
Zoals boven al is aangegeven, zorgden de verschillende tegenstellingen tot een verzwakking, maar ook mag niet vergeten worden dat de heersers van de verschillende volkeren ook meer bezig waren met hun eigen belangen dan de belangen van de eigen bevolking. Dat is ook duidelijk geworden in de vorige delen die ik hier geplaatst heb.

Ik ga ook enkele stukken overslaan, omdat het eigenlijk een oneindige draad gaat worden, maar mochten de lezers meer informatie willen, dan kan dat altijd teruggevonden worden aan de rechterkant op “E.J. Bron”, want daar staat het boek in zijn geheel en de hoofdstukken zijn dan makkelijk terug te vinden door bij de aanvang van het boek even te zoeken naar de desbetreffende hoofdstukken.

In de 7e eeuw werden in heel de christelijke wereld bevelen uitgevaardigd om de Joden te dwingen zich tot het christendom te bekeren. Bij weigering werden ze verbannen en hun bezittingen werden geconfisqueerd. Er heerste een klimaat van onderdrukking van religieuze groepen die de heersende Byzantijnse overheid onwelgevallig waren. Dit ging gepaard met vervolging, in beslagname van kerken en andere vormen van onderdrukking.

Deze gang van zaken maakte dat, toen de Arabische moslims hun aanvallen begonnen, er op vele plaatsen weinig tot geen weerstand werd geboden en er zelfs in een aantal gevallen sprake was van regelrecht verraad; hier volgen enkele voorbeelden:

In de slag van Jarmoek in 636 waren het Armeense troepen die overliepen naar de moslims, niet wetende wat hen later zou worden aangedaan door diezelfde moslims.

Damascus moest zich overgeven na verraad van Melkitische christelijke troepen.

Ook in Spanje was bij een aantal gelegenheden sprake van verraad als gevolg van onderlinge twisten onder christelijke groeperingen.

Het eiland Kos werd door zijn bisschop overgegeven.

Sicilië kon worden veroverd door verraad van de Griekse admiraal Euphemius.

De doorgaande Arabisch-Byzantijnse oorlogen vergrootten de tegenstellingen tussen de Monofisyten, die leefden in door islamieten bezet gebied en het patriarchaat van Constantinopel. Dit werd nog versterkt door de Iconoclastische Crisis die begon in 726 en duurde tot 843, waar voorstanders van afbeeldingen en beelden in de kerken tegenover hen die daar tegen waren stonden. Later werden de tegenstellingen minder expliciet, vooral omdat de voortdurende islamitische onderdrukking de dhimmi’s nader tot elkaar bracht om het hoofd te kunnen bieden aan de invloeden van de achterstelling onder de islam.

Over het gehele door de islam veroverde christelijke gebied vond een proces plaats van uitbreiding van de islam en een langzame teruggang van het christendom, met als gevolg blijvende spanningen tussen groepen die zich aanpasten en bekeerden en diegenen die standvastig waren en het christendom (en in voorkomend geval het Jodendom) behielden. Deze conflicten bleven op de Balkan tot in onze tijd bestaan en staken in de jaren negentig van de twintigste eeuw in volle hevigheid weer de kop op, toen Joegoslavië uiteen viel na de dood van maarschalk Tito. De Joegoslavische burgeroorlog van de jaren negentig was dus geen verrassing, maar het was minstens voor een deel een gevolg van deze eeuwenoude tegenstellingen.

Byzantium en de Jihad
De Jihad teisterde tussen 634 en 1453 de Byzantijnen in het Midden-Oosten. De Byzantijnse christenen hielden de Arabische en Turkse horden gedurende meer dan 800 jaar tegen, waarmee ze Europa beschermden tegen de islam. Om een beeld te krijgen van die confrontatie volgen nu enkele belangrijke gebeurtenissen uit de botsing tussen Byzantium en de islamitische veroveraars.

Palestina 634 en verder
In Palestina bleven de Arabieren rooftochten houden en het platteland had voortdurend te lijden van deze tochten, waarbij velen die de slachtingen overleefden werden toegevoegd aan de grote aantallen gevangen vrouwen en kinderen die als slaven werden uitgedeeld aan de soldaten van de Kalief, nadat hij er eerst een vijfde deel zelf van had uitgekozen. Moslim-indringers en heersers hebben op vele plaatsen en in vele oorlogen de ongelovigen in slavernij gebracht. De profeet Mohammed begon al met slavernij op grote schaal voor huishoudelijke diensten en voor het concubinaat. Het verschijnsel breidde zich uit onder de rechtgeleide kaliefen (632-660), de Omayyaden (661-750) en de Abbasiden (751-1250).

Na de verovering volgde islamisering vanuit de delen van het land waar de oorspronkelijke bevolking was vervangen door moslim-kolonisten. Gedurende de tiende en de elfde eeuw kregen de moslims de overhand door de drukkende belastingen (jizya) en andere discriminerende maatregelen. Oorlogen tussen christenen onderling, vooral in Anatolië, bevorderden ook de islamitische expansie.

Het land werd verdeeld in militaire districten, bestaande uit dorpen die werden bevolkt door een veelheid van slaven en dhimmi’s en er werd een klasse van moslim grondbezitters in het leven geroepen, vooral onder Osman, die regeerde van 1299 tot 1326, en die voortgezet onder Orkan (1326 tot 1359). Al het land dat van ongelovigen was afgenomen, werd staatseigendom.

In chronologische volgorde volgen hier enkele gebeurtenissen in de vorm van korte berichten:
Gedurende de campagne van 634 “werd de hele regio tussen Gaza en Ceasarea verwoest; 4.000 boeren, christenen, Joden en Samaritanen, die slechts hun land verdedigden, werden vermoord.

De verovering van Mesopotamië in 635-642 door Arabieren ging gepaard met plundering van kloosters en moord op monniken en monofisitische Arabieren en in Elam werd de bevolking vermoord.

Palestina werd uiteindelijk veranderd in een lege woestenij. De Arabieren trokken verder richting Armenië, waar de bevolking van Euchaita werd uitgemoord en degenen die aan de dood ontsnapten in slavernij werden gebracht. Volgens Armeense geschiedschrijvers werd de bevolking van Syrië gedecimeerd en velen werden gedwongen om de islam aan te nemen.

Kleine opmerking van mijzelf
Het land wordt hier Palestina genoemd, omdat de Romeinen het land deze naam gegeven hadden om de Joden een eigen staat te ontzeggen wegens de vele opstanden die in de Romeinse tijd plaats vonden. Dus dit Palestina heeft niks te maken met de zogenaamde Palestijnen die heden ten dage alles doen om de Joden te verdrijven die er momenteel wonen.

De Slag bij de Jarmoek in 636
Een van de eerste gebeurtenissen was de Slag bij de Jarmoek in 636. Tijdens deze slag tussen de Arabieren en de Byzantijnen verloren de Arabieren in de beginfase de strijd. Toen de overwinning voor de Byzantijnen zeker leek, gebruikten de moslims een schreeuwende groep vrouwen om de Byzantijnse troepen aan te vallen. Toen de Arabieren zagen dat deze tactiek bij de tegenstander tot verwarring leidde, stuurden ze een groep Arabische mannen verkleed als vrouwen in hijabs om de Byzantijnen aan te vallen.

Een van de Arabische generaals, Khalid-Ibn-Walid, die zich had vermomd als vrouw, omarmde de Byzantijnse generaal Harbees, waardoor hij hem kon doden. Daardoor raakte het Byzantijnse leger in verwarring en zo wonnen de moslims de Slag bij de Jarmoek. Na deze overwinning waaierden de islamieten uit over de nu weerloze Byzantijnse provincie Syrië. Ze bestormden de ene stad na de andere, eerst naar Jeruzalem en dan verder naar Bethlehem, Nazareth, Tiberias, Cana, Tyrus, Sidon, Damascus en in 637 naar Caesarea, de Byzantijnse handelshoofdstad in de Levant.

Ceasarea in 637
In 637 zou Ceasarea de Arabische belegering meer dan acht maanden weerstaan en daarom gebruikten de moslims een list om de stad in te nemen. Het was een havenstad en daarom kon de omsingeling aan de zeekant niet volledig zijn en ontving de stad voortdurend voorraden en versterkingen vanuit Constantinopel. De Arabieren hadden opgemerkt dat sommige mannen tijdens bepaalde nachten stiekem hun weg van en naar de stadsmuren vonden. De moslims wachtten deze mannen op en zij bleken Bedoeïenen te zijn, die als werklieden in dienst waren van de Byzantijnen in Ceasarea.

Het kostte weinig moeite om ze over te halen hun Byzantijnse meesters te verraden. Ze lieten de Arabieren zien hoe ze via de riolering in Ceasarea binnen konden komen. De islamitische horden trokken de stad binnen, waar zij niet alleen de soldaten afslachtten, maar ook alle mannen onthoofdden en zo angst zaaiden bij de vrouwen. Deze wreedheid schokte de Byzantijnse christenen zo dat het christendom er vele eeuwen door werd achtervolgd en dit leidde uiteindelijk tot de Kruistochten in de elfde eeuw. Bij de verovering van Ceasarea werden meer dan 4.000 mensen als slaven afgevoerd naar Medina.

Armenië na 642
Vanaf 642 drongen de Arabieren binnen in Armenië:

“Ze kwamen het district Daron (Paron) binnen, ten zuiden van het Van-meer en plunderden het zeer gewelddadig. Ze legden schatting op en dwongen de bevolking om vrouwen en kinderen aan hen over te geven. In 642 werd de stad Dvin ingenomen en de bevolking werd uitgeroeid. Daarna keerde de islamieten terug zoals ze waren gekomen en namen 35.000 gevangenen met zich mee”. “Het volgende jaar (643) kwamen de Arabieren terug in Armenië en veroorzaakten geweld, verwoesting en slavernij.”

Sepeos liet ons een beschrijving na over de strijd in 642:

“Het verwoestende leger van Arabieren verliet Assyrië in Boven-Mesopotamië en ging langs Dvor, ten zuidwesten van het Van-meer, de streek van Daron binnen, die ze bezetten net als de districten Bezhunik en Aghiovit ten westen van het Van-meer en daarna wendden ze zich naar de Beri-vallei via Didora en Kogovit ten zuiden van de berg Ararat.

Er zou niemand onder de Armeniërs zijn geweest om de alarmbel te luiden op de markt van Dvin (bij het moderne Yerevan) als er niet drie opperhoofden waren geweest die waren gekomen om de verspreide troepen te verzamelen; ze waren:

Theodosius Vahevooni, Katscian Aravelglian en Shapuh Amatuni. Ze vluchtten haastig naar Dvin. Toen ze de brug over de Medzamor bereikten, vernielden ze die achter zich en slaagden erin om het droeve nieuws van de vordering van de vijand aan de bewoners te brengen. Ze lieten alle mensen op het land die met de wijnoogst bezig waren de versterking binnengaan.

Maar Theodore (Reshtuni) was op zijn beurt naar Nakhidje gegaan. Toen de vijand bij de brug kwam, konden ze die niet passeren; maar omdat ze Vartig, de prins van Mogk en bekend als Aghdznik, als hun gids in hun midden hadden, staken ze de brug over en bezetten de hele streek.

Na een grote hoeveelheid buit en gevangenen te hebben verzameld, sloegen ze hun kamp op aan de rand van het bos van Khorovakert. Op de vijfde dag (donderdag) vielen ze de stad Dvin aan en kregen die in handen; want ze hadden een rookgordijn gemaakt en door middel van boogschutters drongen ze de mannen terug van de borstwering die ze verdedigden. Daarna, nadat ze hun ladders er tegenaan hadden gezet, beklommen ze de muren, betraden de binnenkant en openden de poorten. Het vijandelijke leger snelde naar binnen en slachtte de inwoners van de stad af met het zwaard. Nadat het zich te buiten ging aan de buit, trokken het terug naar zijn kampement buiten de stad. Na enkele dagen rust trokken de Ismaëlieten (Arabieren) terug naar waar ze vandaan waren gekomen, terwijl ze een menigte aan gevangenen met zich meesleurden, wel 35.000 personen. Ondertussen had de prins van Armenië, Theodore de heerser van Resthunik, een hinderlaag gelegd met een paar mensen in het district Kogovit en vielen op hun beurt aan; maar ze werden verslagen en gedwongen te vluchten. De heidenen achtervolgden hen en doodden er velen; waarna ze naar Assyrië terug keerden.”

Cilicië in 650
Toen trokken de Taiyaye (dat zijn Arabieren) Cilicië binnen en maakten gevangenen; ze kwamen naar Euchaita (een stad aan de rivier de Halys in Armenië) zonder dat de bevolking het in de gaten had; ze namen bij verrassing de haven in. Toen Mu’awiya aankwam, gaf hij opdracht om alle bewoners te vermoorden; hij zette wachtposten uit, zodat niemand kon ontsnappen. Nadat ze alle rijkdom van de stad hadden verzameld, begonnen ze de leiders te martelen om er voor te zorgen dat ze hun verborgen rijkdommen zouden aanwijzen. De Taiyaye voerden iedereen in slavernij, mannen en vrouwen, jongens en meisjes en ze bedreven vele liederlijkheden in die onfortuinlijke stad; ze pleegden allerlei immoraliteiten in de kerken. Ze keerden vol vreugde terug naar hun land.

Mu’awiya, de Taiyaye generaal, verdeelde zijn troepen in tweeën. Aan het hoofd van de ene stelde hij Habib, een onaangename Syriër, die hij in oktober naar Armenië stuurde. Toen zijn troepen daar aankwamen, vonden zij het land bedekt met sneeuw. Ze lieten een groep ossen voor zich uit lopen om de weg te banen door de sneeuw. Op deze manier konden ze vooruit komen zonder door de sneeuw te worden tegengehouden. De Armeniërs, die dit niet hadden voorzien, werden onverwacht aangevallen. De Taiyayes richtten verwoestingen aan. Ze namen de bevolking gevangen, zetten de dorpen in brand en keerden opgetogen terug naar hun land.

Ceasarea in Cappadocie in 650
Het andere leger dat bij Mu’awiya bleef, trok op naar de omgeving van Ceasarea in Cappadocie. Terwijl ze door Callisura trokken, vonden ze de dorpen vol mensen en dieren en die namen ze (mee). Na de buit te hebben verzameld uit het hele gebied viel Mu’awiya de stad (Ceasarea) aan. Hij leverde dagen strijd. Toen hij de hele provincie had verwoest, liet hij de stad met rust en trok zich terug. Enkele dagen later kwamen ze voor de tweede keer naar Ceasarea. Ze vochten een aantal dagen tegen de stad. De inwoners van Ceasarea, die zagen dat ze door een groot onheil waren getroffen en dat niemand ze zou komen helpen, kwamen overeen te onderhandelen over hun leven.

De leiders gingen op pad en kwamen overeen schatting te betalen. Toen de zonen van Hagar (de Arabieren) de stad binnenkwamen en de schoonheid van de gebouwen zagen en van de kerken en de kloosters, en de grote overvloed, betreurden ze hun belofte aan hen. Maar omdat ze niet terug konden komen op hun besluit, namen ze alles wat ze wilden hebben en gingen weg naar de omgeving van Amorium. Toen ze de lieflijkheden van de streek zagen, die op een paradijs leek, richtten ze geen schade aan, maar keerden zich tot de stad. Nadat ze die hadden omsingeld en zich realiseerden dat ze die niet konden binnenkomen, stelden ze de inwoners voor om te onderhandelen om de stad voor hen te openen. Omdat die er niet op ingingen, stuurde Mu’awiya zijn troepen er op uit om het platteland te teisteren. Ze plunderden goud, zilver, rijkdommen als stof en keerden terug naar hun land.

Tussen 649 en 654

Anatolië:

De zevenjarige wapenstilstand met de Romeinen (Byzantijnen) liep volgens de Taiyaye rond die tijd af. De Taiyaye plunderden alle landen van Azië, Bithynië en Pamphylië. Er was een ernstige epidemie in de landen van Mesopotamië. De Taiyaye beroofden het land opnieuw en maakten er een woestenij van tot aan Pontus en Galatië.

Cyprus:
Mu’awiya en zijn entourage trokken naar Constantina, de hoofdstad van het hele gebied. Ze vonden de stad vol met mensen. Ze vestigden hun macht over deze stad door een bloedbad aan te richten (...) Ze verzamelden goud van het hele eiland, rijkdom en slaven en ze verdeelden de buit. De Egyptenaren namen een deel ervan, zij namen een ander deel en ze gingen terug (naar waar ze vandaan kwamen.)

Maar omdat de Almachtige God zijn oog op het eiland liet vallen om het in verval te brengen, liet hij kort daarna Abu I-A’war en zijn leger voor de tweede keer naar Cyprus komen, omdat ze er achter waren gekomen dat de inwoners te wapen waren gegaan. Toen hij aankwam werden de bewoners door schrik bevangen. Toen de Taiyaye binnenkwamen, dwongen ze de bewoners uit de grotten te komen en plunderden het hele eiland. Ze belegerden de stad Pathos en bestreden die. Toen de inwoners vroegen om onderhandelingen deelde Abu I-A’war hen mede dat hij de bewoners geen kwaad zou doen. Ze stelden de stad open en de Taiyaye verzamelden zijn rijkdommen en keerden terug naar Syrië.

Arwad:
Toen belegerde Mu’awiya Arwad, een eiland voor de kust van Syrië op 3 km van Tartus, maar hij kon het niet innemen. Hij stuurde bericht naar bisschop Thomas dat de inwoners de stad moesten opgeven en in vrede vertrekken. Ze kwamen niet tot overeenstemming en Mu’awiya zette de belegering van Arwad voort. Toen lieten de bewoners het eiland in de steek en Mu’awiya verwoestte het, zodat het zo niet langer bewoonbaar was.

Kos:
Abu I-A’war en zijn leger kwamen over zee en arriveerden op het eiland Kos. Door verraad van de bisschop nam hij het eiland in. Hij maakte er een woestenij van en plunderde alle rijkdommen, vermoordde de bevolking en nam het restant gevangen en verwoestte de citadel.

Overzee
Na hun eerste successen in de Slag van de Jarmoek verlegden de Arabieren tussen 634 tot 651 hun aandacht naar het Sassanidische Perzië. Ze konden over land niet oprukken, omdat de Byzantijnen ze bij de Cilicische Poort in Zuidoost-Turkije tegenhielden. Daarom bouwden de Arabieren een vloot en daarmee overweldigden zij Rhodos en vernielde de Kolossus van Rhodos, het enorme standbeeld dat de Grieken er hadden gebouwd en dat in de Oudheid gold als een van de zeven wereldwonderen. Dit was een voorbeeld voor de Taliban, die kort geleden de Bamiyan Boeddha in Afghanistan vernietigden.

Michael de Syriër heeft over deze periode geschreven:

Kreta en Rhodos in 654
Hij (Abu I-A’war) trok Kreta binnen en plunderde het. Daarna trokken ze naar Rhodos en verwoestten het in het jaar 654.

Tot zo ver het twaalfde deel.

In deel 13 zal ik voor een deel laten zien hoe het gegaan is met China. Dat is namelijk nodig om een idee te geven waarom er heden ten dage nog steeds grote problemen zijn met de Oeigoeren, een Turkse stam die in China neergestreken was.

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2019/11/15 ... m-deel-12/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 13)

Geplaatst op 7 december 2019

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 12 van “Vrucht van de boom”

De islamitische aanval richting China vanaf 650

Van een Jihad tegen China is bij ons weinig bekend en we hebben ook nooit gehoord van een islamitisch bestuur in China. Toch vond er een islamitische invasie in West-China plaats, net zoals in Perzië, India, Byzantium, Spanje, de Balkan, enz. Geen van deze landen had ooit een moslimstaat aangevallen, laat staan dat ze een invasie hadden uitgelokt. Ze werden allemaal binnengevallen door moslims, die de bewoners tot de islam wilden bekeren.

Hetzelfde gebeurde met China. De uitnodiging om de islam aan te nemen, werd gestuurd aan de koningen van de naburige landen en als zij niet aan een van de twee voorwaarden voldeden, de keus tussen een islamitische invasie en zich bekeren of betalen van de jizya, zou er oorlog komen. China was een van de landen die een dergelijke uitnodiging kreeg. Deze uitnodiging was ook naar de koningen van Zoroastrisch Perzië, van het christelijke Byzantijnse Rijk en een Hindoe koning van Kerala in India gegaan. De Chinese keizer begreep de betekenis van het ultimatum niet helemaal en dacht dat deze boodschappers uit een ver land een spirituele boodschap brachten en hij verwelkomde hen op eervolle wijze.

Gedurende de eerste decennia van de achtste eeuw was het Chinese Rijk onder de Tang-dynastie succesvol in zijn buitenlandse zaken. Het heroverde landen die zij eerder verloren had en stabiliseerde de Tibetaanse grens. Het beveiligde de handelsroutes door Centraal-Azië en sloeg de bedreigingen van de Turkse en Kitan Hsi volkeren af. Na 740 voerden Chinese troepen de heerschappij over de Afghaanse en Kasjmir provincies van India. Maar, zoals China in 751 ontdekte bij de Talas-rivier, kon zijn reeks zegevierende campagnes niet eeuwig duren.

De eerste twee belegeringen van Constantinopel (674-678 en 717-718)
Met de vloot belegerden de moslims de Byzantijnse hoofdstad Constantinopel. De eerste Arabische belegering duurde van 674 tot 678. Maar deze belegering mislukte en de Arabieren trokken zich met vele doden terug. Ze begonnen een tweede beleg in 717, dat duurde tot 718, maar ook deze keer hadden zij geen succes. En weer versloegen de Byzantijnen de belegerende Arabieren met het gebruik van Grieks Vuur, een superieur wapen. Het was een zeer brandbare vloeistof vergelijkbaar met hedendaags napalm.

Door de Turken werd het christendom geconfronteerd met een nieuwe bedreiging, die Oost-Europa de volgende negen eeuwen zou bezighouden en teisteren. De Arabieren probeerden tevergeefs door de Cilicische Poort te breken, waar de Byzantijnen de Arabische horden meer dan vierhonderd jaar tegen konden houden. Daarom begonnen de Turkse Seltsjoeken gestaag in Armenië de noordoostelijke grenzen van het Byzantijnse Rijk aan te tasten en de christelijke bevolking van Armenië met hun rooftochten lastig te vallen.

De uitroeiing van de Armeense adel ca. 705
In 704-705 verzamelde de Arabieren de notabelen van Armenië in de kerk van St. George van Xram (Chram) aan de Araxes en verbrandde ze levend. Een beschrijving van deze bloedstollende gebeurtenis vinden we in “Elegie op het ongeluk van Armenië (703) en het martelaarschap van Sint Vahan van Gogh’ten” (736), (vertaald in eerste instantie in het Frans, door Dulaurier midden 19e eeuw).

“In de tijd van de overheersing van de Arabieren na de dood van (de profeet) Mohammed, in het jaar 85 (705) van hun tijdperk en tijdens de regering van Abd al-Malik, de zoon van Marvan, brachten ze vuur over ons, geïnspireerd door de Duivelen met een geest van gramschap in zich. Samenspannend, met dodelijke slechtheid, maakten ze een moorddadig plan dat ze toevoegden aan de lijdensweg die ze al over ons hadden gebracht. (In 695 waren de Arabieren begonnen met roverijen en massamoorden in Armenië. In ongeveer 705 veroorzaakte een algemene opstand in Armenië een golf van onderdrukking). Ze slachtten onze troepen en generaals volledig af, onze leiders, onze prinsen, de edelen en iedereen die tot de hogere stand behoorde.

Ze haastten zich om valse berichten naar verschillende plaatsen te sturen, bedoeld om door middel van verzoenende woorden en valse beloften de Armeense leiders op een bepaalde plaats te verzamelen. Ze gaven veel geschenken namens de Kalief, gaven hun Dehekans (gouden munten) in overvloed en gaven de jaarlijkse belasting terug. Ze gebruikten list om hun wapens weg te nemen, omdat ze onder bescherming van hun zwaarden zouden staan: “Jullie,” zeiden ze, “Jullie zijn niet zoals wij, trouw aan onze eed”. Toen, terwijl ze hen allen hadden verzameld, stelden ze hen op twee plaatsen onder bewaking, een aantal in Nakhidjevan en de rest in de marktstad Chram (aan de Araxes). De leider van deze schurken, Oasim, (gouverneur van Nakhidjevan en luitenant van Mahmed), een vriend van Mahmed (generaal van Abd al-Malik en zoon van Marwan I ), was in opdracht van Abd al-Malij gouverneur van Armenië. Toen hij op deze manier de Armeense bovenlaag had verzameld, zei hij: “Laat niemand een voet buiten deze vergadering zetten.”

Toen, terwijl ze stiekem hun wapens hadden weggenomen, zetten ze wachtposten neer en naar de poorten snellend blokkeerden ze die met allerlei rommel. Ondertussen zongen de Armeniërs het lied van de Heilige Kinderen in de oven en dat van de Engelen, die de Koning des Hemels verheerlijkten bij de herders (“Ere zij God”). Nadat ze een opening in het dak hadden gemaakt, staken de Arabieren het in brand en stapelden er meer brandbaar materiaal op dan er in de oven van Babylon was geweest. Aangejaagd door de vrees voor hun tirannieke vorst en een kudde demonen, die hun lichamen waren binnengedrongen, werden ze vervuld van razernij en renden om het gebouw, terwijl ze met hun zwaarden zwaaiden. Vaders, overmand door vaderlijke liefde, probeerden hun kinderen tegen het vuur te beschermen. Omdat ze de pijnlijke dood van degenen die ze het leven hadden gegeven voor ogen hadden, negeerden ze de gevaren voor zichzelf; allen kwamen om in de vlammen. De beulen waren nu bevrijd van hun vrees. Zij die zo vaak en ondanks hun aantallen waren verslagen door een handvol dappere en edele Armeense leiders. Dit was nog niet alles: de hoofden van de belangrijkste strijders werden afgesneden en op staken gezet; dat was de laatste akte van de tragedie.

Later zwermden die ongelovigen, die schurken, uit in alle richtingen en doorzochten de huizen van hen die ze hadden gemarteld. Ze namen alles weg wat er aan kostbaarheden in het land was; waarna ze hun gevangenen weg brachten naar Nakhidjevan. Ze namen hen die terneergeslagen waren door de berichten over de wreedheden en weenden om het lot van hun vaderland en lieten het terneergeslagen volk zien die ze hadden gekruisigd. Ze deden dat niet alleen om angst te zaaien in de harten van ons volk, maar ook om voor het oog van de wereld hun dapperheid te demonstreren.

Dit onnavolgbare mysterie werd uitgevoerd in het 16e jaar van de regering van Abd al-Malijk, die verwoesting bracht over Armenië en het tot de dag van zijn dood verpletterde met slechtheid. Vier keer werden de verwoestingen op zijn bevel herhaald. Na zijn dood en in het eerste jaar van de regering van Walid (...) ten tijde van het feest van Pasen, brachten ze een menigte gevangenen naar de hoofdstad Dvin. Tijdens de zomerhitte hielden ze hen gevangen en naar ik geloof gingen er meer dood dan er overleefden. Toen de herfst kwam, joegen ze hen daar vandaan en na hun aan hun nek te hebben gemerkt, stuurden ze hen naar Assyrië nadat ze geteld en geregistreerd waren.

In Damascus werden de adellijken aan het hof gehouden, hun kinderen opgedragen een beroep uit te oefenen en de rest werd verdeeld onder diverse meesters. Voor diegenen die langs de weg stierven, geloof ik niet dat ze een begrafenis kregen of dat ze er bleven liggen waar ze waren gevallen.”

Cappadocië onder de kaliefen Suleyman en Omar (715-720)
Dionysius van Tell-Mahre schrijft: “In het jaar 716-717 trok Maslama het Romeinse (Byzantijnse) Rijk binnen (...) In 715 voerden de moslims overvallen uit op Amorium, Cappadocië en Pergamum. In 717-718 belegerde Maslama Constantinopel.

Een ontelbaar leger van Arabieren verzamelde zich en begon het gebied van de Romeinen binnen te trekken. Iedereen uit het land van Azië en Cappadocië sloeg voor hen op de vlucht, evenals die uit de hele kuststreek. Ze vervolgden hun weg naar de berg Maurus (de Amaus ten noorden van Antiochië) en Libanon tot aan Melitene en tot de rivier de Arzanius en tot in het binnenland van Armenië.

De hele streek viel op door zijn dichte bevolking, zijn overvloed van wijngaarden, zijn graanvelden en allerlei soorten prachtige bomen. Het bleef voortaan echter braak liggen en deze landen werden niet langer bewoond. In het jaar 720-721, dat het eerste jaar was van Omar ( Abd al-Aziz), koning van de Arabieren en vierde van Leo III, de Isaurier, 717-41, keizer van de Romeinen, verliet Maslama hun gebied na het te hebben geplunderd en verwoest en veranderde het in een droge woestijn.”

Korte berichten:
Bij de beroving van Efese in 781 werden 7.000 Grieken als slaven weggevoerd.

Arabische legers overrompelden tot 713 Babylonië, Susiana, Mesopotamië, Armenië en Perzië en in 751 Syr. Daria.

Walid I (705 – 715) liet christelijke gevangenen in de kerken in Syrië vermoorden.

In 750 was de Abbasidische revolutie. Plunderen en verzamelen van buit over hun grenzen in Anatolië en Armenië.

Rond 749 – 750 begonnen Arabieren onder Abu Ja’Far al Mansur, gouverneur van Armenië, de streek Mogk en Arzanamus in Armenië te belagen en de bevolking kwaad te doen, met hongersnood en massale emigratie tot gevolg, vooral in Syrië.

Toen de Abbasiden rond 750 verschenen, waren de moslims nog steeds in de minderheid ten opzichte van de monofysitische bevolking in Egypte en Syrië en Mesopotamië, even als t.o.v. de Nestorianen in Irak. Ook hadden veel Joodse gemeenschappen weten te overleven.

Rond 750 waren Palestina en Syrië het doelwit van een sterke Arabische immigratie en kolonisatie, die voor een deel weer teniet werd gedaan door epidemieën en hongersnood.

Dan even wat opmerkingen van mijzelf:

Wat blijkt uit alle voorgaande delen die geplaatst zijn, komt eigenlijk niet meer naar voren dat in plaats van het voeren van de Jihad toch hoofdzakelijk de hebzucht en het bezit van slaven toch wel de grootste drijfveer was van alle oorlogen die zijn gevoerd door de moslims in die tijd. Ook telkens het opnieuw ten toon spreiden van hun gruwelijke wreedheden om die als mare vooruit te sturen voor hun volgende veldslagen.

De Chinese nederlaag in 751
De islamitische agressie door Perzië kwam in Centraal-Azië in botsing met de naar het westen gerichte Chinese expansie. Dit leidde tot een confrontatie tussen de Arabische indringers met de Chinezen, die hun vaderland verdedigden. Het kwam uiteindelijk in 751 tot een openlijke oorlog in de Slag bij de Talasrivier. Dit was tevens de enige veldslag tussen Arabische strijdkrachten en het Chinese leger. De Chinese troepen werden geleid door Kao Chih-Hsien, die van Koreaanse herkomst was. De moslims, met een leger van 40.000 Ghazis, werden geleid door Ziyad ibn Salih, die plaatsvervanger was van Abu Muslim. Deze Ghazis kwamen naar China om een Jihad te voeren tegen de Chinezen. Toen het Arabische leger vanuit het zuiden richting de Talas rivier optrok, besloot generaal Kao om de islamitische invasie te weerstaan. Hij trok in de richting van Aulie-Ata over de Tala rivier met 100.000 man Chinese troepen.

De Qarluq Turken wilden de Chinezen en de moslims tegen elkaar uitspelen om hun eigen onafhankelijkheid ten opzichte van de Chinezen te verwerven, dus deden ze om Arabische steun te krijgen alsof ze zich tot de islam bekeerden. De Qarluqs waren van plan om later het Arabische juk ook af te werpen en zo hun vrijheid terug te winnen van zowel de Chinezen als van de Arabieren. Maar wat de Qarluqs zich niet realiseerden, was dat ze er wel in zouden slagen om het Chinese juk af te werpen, maar dat ze zich toch zouden moeten voegen naar de islam, waaraan geen ontsnappen mogelijk was!

Op 10 juli 751 gingen de Arabische en Chinese legers het veld in aan de oever van de Talasrivier bij Aulie-Ata. De Chinese cavalerie leek de Arabische cavalerie aanvankelijk te overweldigen. Maar de Arabieren hadden een overeenkomst met een van de Turkse contingenten van het Chinese leger, de Qarluq Turken, om hun Chinese meesters te verraden en zo hun vrijheid terug te winnen. De Qarluq Turken speelden later de belangrijkste rol bij het tot de islam bekeren van andere Turkse stammen en vooral van de Seltsjoeken.

Verraad van de Qarluq Turken
In de strijd bij de Talasrivier hielpen de Qarluq Turken om een deel van de Chinese infanterie in te sluiten en ze slachtten hen tot de laatste man af. De boogschutters van de Qarluq omsingelden vervolgens generaal Kao van het Chinese leger en schoten hem neer. Vervolgens staken zij het afgehakte hoofd op een paal en paradeerden daarmee voor het vijandige leger. De Chinezen deden dit soort dingen niet en kwamen in verwarring Ze verbraken hun gelederen en werden vervolgens door de Arabische cavalerie vernietigd. Dus als gevolg van bedrog en wreedheid was de onfeilbare Chinese oorlogsmachine gezwicht voor de gecombineerde aanval van de Arabieren en de Qarluqs. De verraderlijke Qarluqs vielen de Chinezen in de rug aan en plunderden alles wat ze konden vinden en verdwenen weer in de steppe.

Even weer een opmerking van mij: hier via Wikipedia een verduidelijking van de afkomst van deze Qarluqs – https://nl.wikipedia.org/wiki/Oeigoeren

De Qarluqs werden gedwongen om moslim te blijven en wanneer een van hen op het islamitische geloof terug wilde komen, werd hij ter dood gebracht of als slaaf verkocht. De Qarluqs zagen dus geen mogelijkheid meer om zich te bevrijden uit de greep van de islam. Helaas was deze slinkse bekering van de Qarluqs tussen 750 en 1050 de aanleiding tot de bekering van de Turkse volken. De Turken, die hun vrijheid hadden willen behouden ten opzichte van hun buren en de Perzen, begonnen door deze tactische actie van de Qarluqs gedurende meer dan een millennium langzaam toe te geven aan de islam. Dit was funest voor de Turkse onafhankelijkheid, want ze werden nu definitief onderworpen aan de islam!

De Arabieren namen tienduizenden Chinezen en Turken gevangen en namen ze mee naar Samarkand, waar Abu Moslim ze doorstuurde naar Bagdad en Damascus om als slaven te worden verkocht. Een Chinese overlevende vermeldt dat ze in de Arabische gevangenkampen als vee werden gehouden. Belangrijk is dat de Arabieren hun Turkse en de Chinese gevangenen dwongen om hen de kunst van het maken belegeringswerktuigen en katapulten te leren. Dit zouden Turken later gebruiken bij hun aanvallen op de Byzantijnse steden.

Gevolgen van de Slag bij de Talasrivier
Later hebben de Qarluqs zich neergelegd bij het feit dat ze moslim moesten blijven en om na het afwerpen van het Chinese juk als vazallen van de Arabieren te leven. Ze hadden daarmee ook de enige mogelijkheid verspeeld om zich uit de greep van de islam te bevrijden. De Turken, die gedurende meer dan een millennium hun vrijheid hadden behouden, moesten door de blunder van de Qarluqs om de Arabieren te ondersteunen nu toegeven aan de islam. Ze zouden zich na de stichting van hun Seltsjoekse en Ottomaanse dynastieën als agressieve kampioenen van de islam opwerpen en hun Arabische meesters tot vazallen maken.

De islamitische overwinning bij de Talasrivier had een belangrijke invloed op de bekering van de Chinese grensbevolking tot de islam. De Qarluq Turken werden in de aanvaarding van het geloof gevolgd door de Oeigoeren en de Hui Chinezen. De Chinezen die tot de islam bekeerd waren, gaven geleidelijk hun rijke Chinees erfgoed op en werden gearabiseerd. Vandaag ijveren de afstammelingen van de Hui, Oeigoeren en Qarluqs die de westelijke Chinese provincie Xinjiang bevolken, voor een aparte islamitische staat met de naam Oost-Turkestan. Velen van hen hebben sympathie voor Al-Qaeda, maar hun pogingen om zich af te scheiden van China zijn tot dusver door de Chinezen met succes tegengehouden.

Terwijl de strijd op zichzelf van ondergeschikt belang was, werd zijn invloed op de toekomst zeer belangrijk. Omdat de Arabieren het bij hun overwinning lieten, verloren zij een kans om hun invloed in heel China uit te breiden en China tot een islamitisch land te maken. Aan de andere kant verloor de Tang-dynastie veel van haar macht en haar opmars naar het westen werd stopgezet. Maar het belangrijkste gevolg van de nederlaag bij de Talasrivier was de woede van de Turken en de Mongolen tegen de moslims. Er ontstond een geleidelijke bitterheid onder de Mongoolse volkeren, de Turken, Mongolen en Chinezen. Dit leidde tot gewelddadige reacties van de Mongolen tegen de moslims. Na de overwinning bij de Talasrivier werden ze geconfronteerd met toenemende weerstand van de Chinese en de Turks-Mongoolse bondgenoten. Dus besloten ze zich te concentreren op het consolideren van hun positie in Centraal-Azië en het bekeren van de Turken tot de islam en stelden hun invasie naar China uit. Dit besluit van de Arabieren in 751 zou China redden van de islam. In de volgende eeuwen werden de Mongolen voldoende sterk om vanaf 1200 een felle tegenaanval tegen de moslims doen, die in 1258 culmineerde in de plundering en vernietiging van Bagdad door Hulagu Khan.

Korte berichten:
Onder al-Mansur (754 – 775) werd in 754 – 755 de hele christelijke bevolking van de Germanicea vallei ten noorden van Aleppo gevangen genomen en naar Ramla in Palestina gedeporteerd.

In 756 vestigden Arabische kolonisten zich in Erzerum (Theodisiopolis).

In 760 was er een invasie van Khurassiers van de Abbasidische Kalief, de inwoners van Marash en Samosat werden in 769 gedeporteerd en zo ontstond er een Armeense opstand in 771 – 772, die door Bagravan werd neergeslagen.

In 775 tot 785 gebruikte Mahdi marteling om christelijke stammen van de Tanukiyya die rond Aleppo leefden te bekeren tot de islam; meer dan 5000 mensen vielen van het christendom af.

Uit Efese werden in 781, toen het werd geplunderd, meer dan 7000 Grieken in slavernij weggevoerd.

Tot zover de expansie van de islam richting het oosten. Het volgende deel zal de verovering van Anatolië behandelen.

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2019/12/07 ... m-deel-13/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 14)

Geplaatst op 18 december 2019

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 13 van “Vrucht van de boom”

De politieke instabiliteit in de 9e eeuw leiden tot cliëntelisme en afwezigheid van wet en regel. De eerste Abbasiden probeerden de rebellies te stoppen, maar na de dood van Harun al-Rashid in 809 trok zijn zoon al Amir (809-813) met de Arabieren naar Palestina voor roof, plundering en moord. Dit wordt beschreven door de kroniek van Pseudo-Dionysius: “Ze moordden en plunderden zonder mededogen en verkrachtten getrouwde vrouwen, maagden en kinderen. Ze roofden de welvaart van deze landen en kwamen naar Harran en Edessa; ze staken dorpen, kerken en kloosters in brand.” De christenen van Edessa ontsprongen de dans door betaling van een hoog losgeld.

Korte berichten:

Rond 800 had de bevolking het gebied tussen het zuiden van Gaza en Hebron verlaten, geruïneerde kerken en synagogen achterlatend.

Harun al Rashid († 809), bekend van Sherazade en de verhalen van 1001 nacht en tijdgenoot van Karel de Grote, met wie hij diplomatieke relaties onderhield, kreeg een grote hoeveelheid slaven in plaats van de Kharaj (grondbelasting).

Amorium in Phrygië in 838 (Anatolië)
Mu’awiya trok door Cappadocië, verwoestte de hele streek, nam vele gevangen en verzamelde een enorme buit. Daarna verwoestten zijn troepen de hele regio van Amorium.

Amorium was een Byzantijns-Romeinse stad in Phrygië (Afyonkarahisar) op 165 km westzuidwest van Ankara. In het Oudgrieks werd Amorium aangeduid als Amorion. Islamitische en Arabische bronnen vermelden Amorium als “Amoriyya”. De archeologische opgravingen van Amorium worden naast het dorp Hisar uitgevoerd. Tijdens de opgravingen hebben de archeologen de bovenstad uit de 5e eeuw na Chr. teruggevonden.

De naam Amorium wordt wel in verband gebracht met “amor”, het Latijnse woord voor ‘liefde’, maar het ‘amor’ uit de naam komt oorspronkelijk uit India en betekent eigenlijk “moeder”. Daarom heeft Amorium een band met de cultus van de moedergodin in Anatolië. De bekende fabelschrijver Aesopus is volgens velen in Amorium geboren en getogen. Maar daarnaast hebben de historici andere meningen over bestaan en levenswijze van Aesopus in Amorium.

Michael de Syriër )* heeft een beschrijving nagelaten van de verovering van Amorium in 838:

“De verovering van Amorium in 838. Duizenden mannen van beide zijden kwamen om gedurende de drie dagen van strijd. Toen werd de koning (Kalief al-Mu’tasin (833-842)) een spleet getoond in de muur. Ze concentreerden alle ballista’s en alle stormrammen op die plek en terwijl ze de plek twee dagen ononderbroken hadden aangevallen, viel er plotseling een bres in de muur en van binnen de muur werd gejammer gehoord en van buiten de muur vreugdekreten. De vele (lijken van) dode strijders werden in de bres gegooid, zodat deze met hun lichamen werd afgesloten en de belegeraars niet binnen konden komen. Abu Ishaq werd boos; hij verzamelde zijn Moorse en Turkse slaven en zette die vooraan en zijn troepen er achter; wie wilde vluchten, werd gedood. Toen kwamen de Romeinen (Byzantijnen) en vroegen hem te spreken en hij ging daarop in. De bisschop en drie notabelen kwamen naar voren; ze vroegen of ze de stad mochten ontruimen en vertrekken. De koning, die boos was, verhardde zich en ging niet akkoord. Toen ze terug naar de stad gingen, ging een van hen, die Bodin heette, terug naar de koning en beloofde de stad te zullen verraden tijdens de stormloop. De koning nam het aanbod met plezier aan en gaf hem 1.000 Darics.

De verrader gaf dit teken: “Als u mij op de muur ziet staan en ik hef mijn hand op en neem mijn hoofddeksel af, dan weet u dat ik de soldaten heb weggestuurd van de bres; kom dan en ga naar binnen.” De bisschop, die Bodin had zien teruggaan naar de koning, besefte zijn bedoeling om de stad te verraden. Toen de inwoners zich realiseerden dat Bodin de moslimstrijders (“Taiyaye”) de stad in zou laten, sloegen ze op de vlucht, sommigen in de kerk, roepend: Kyrië Eleisom (Heer ontfermt U). Sommigen verborgen zich in de huizen, anderen in de waterreservoirs en weer anderen in de loopgraven; de vrouwen schermden hun kinderen af als waren het kuikens om niet van hen gescheiden te raken door zwaard of slavernij.

Het zwaard van de moslimstrijders begon zijn moorddadig werk te doen en hoopte hen op in stapels. Toen hun zwaard dronken was van bloed kwam het bevel niet meer te moorden, maar de bevolking gevangen te nemen en weg te leiden. Daarna plunderden ze de stad. Toen de koning de stad binnenkwam om die te bekijken, bewonderde hij de mooie kerken en paleizen. Toen hij verontrustende berichten kreeg, liet hij de stad in brand steken. Er waren zoveel vrouwenkloosters dat er meer dan 1.000 maagden in gevangenschap werden genomen, niet geteld degenen die waren vermoord. Ze werden aan de Moorse en Turkse slaven gegeven om hun lusten te bevredigen: een onbegrijpelijk oordeel (van God). Ze staken allen in brand die zich in huizen en kerkgalerijen hadden verborgen.

Terwijl de buit van de stad op een plaats werd verzameld, gaf de koning, die zag dat de bevolking erg talrijk was, opdracht om 4.000 man te doden. Hij gaf ook opdracht om al de stoffen en goud en zilver en de oogst van de plundering weg te brengen. Daarna begonnen ze de bevolking weg te voeren en er was een geweeklaag en verdriet van de vrouwen, mannen en kinderen, toen de kinderen werden gescheiden en afgenomen van de arm van hun ouders; ze schreeuwden en huilden.

Toen de koning de kreten van smart hoorde en de oorzaak gewaar werd, was hij boos dat ze begonnen waren om zonder zijn toestemming de bevolking weg te voeren. In zijn boosheid ging hij te paard en raakte en doodde eigenhandig drie mannen die hij tegenkwam toen ze slaven wegvoerden. Hij liet de bevolking onmiddellijk verzamelen op het plein waar hij was. Op zijn bevel werd een deel aan de officieren van zijn troepen gegeven en een deel aan de Turken. De slaven van de koning en een deel (van de rest) werd aan de handelaren verkocht. Een gezin werd in zijn geheel verkocht en ouders werden niet gescheiden van hun kinderen.”

In 838 beval al-Mu’tasim dat de gevangen in Amorium slechts drie keer mochten worden geveild, om zo de verkoop te versnellen. Omdat er zoveel waren, werden ze verkocht in kavels van vijf en tien personen.

Nadat de stad in 838 door de Arabieren was geplunderd, werden de garnizoenshoofden gevangen genomen en na een jarenlange gevangenschap in 845 omgebracht, omdat ze weigerden zich tot de islam te bekeren. Zij zijn de 42 martelaren van Amorium, die op 6 maart in de Orthodoxe Kerk worden geëerd.

In die tijd in 841 stuurde Theophles (839-842), keizer van de Romeinen (Byzantijnen), geschenken aan Abu Ishaq, koning van de Tayayes, en vroeg om uitwisseling van Romeinse gevangenen tegen Taiyayes (gevangenen). Abu Ishaq nam de geschenken in ontvangst en stuurde zelfs grotere terug en zei: ”Wij Arabieren kunnen niet akkoord gaan met de gelijkwaardigheid van moslims met Romeinen, omdat God die hoger stelt dan hen: Echter als je de Taiyayes terugstuurt en er niets voor terug vraagt, zullen wij er twee keer zoveel terugsturen en u in alles overtreffen.”

De afgezanten kwamen terug met 50 kameelladingen met prinselijke giften. En de vrede tussen de koningen was hersteld. Aldus Michael de Syriër.

* Michael de Syriër (ook bekend als Michael de Grote, of Michael Syrus) werd ca. 1126 geboren in Melitene (Malatya) en is overleden in 1199. Hij was een Patriarch van de Syrisch-orthodoxe Kerk van 1166-1199. Hij is vooral bekend als de auteur van de grootste middeleeuwse Kroniek.

Later waren er veel invasies in Anatolië, waarbij kerken werden ontwijd en in brand gestoken; alle inwoners van Pergamum, Sardes en andere steden werden in gevangenschap weggevoerd en Gangres en Nicea werden verwoest.

Contemporaine schrijvers noemen de verwoesting van hele regio’s, dorpen werden met de grond gelijk gemaakt, steden verbrand, geplunderd en verwoest, terwijl hele bevolkingen als slaaf werden verkocht of gedeporteerd. Dat gebeurde ook met de bevolkingen, en vooral de christenen en Joden, van: Aleppo, Anthiochië, Ctesophon, Euchaita, Constantia, Pathos op Cyprus, Pergamum, Sardes, Germanicea (Marash) en Samosata om enkele voorbeelden te noemen.

Uitwisselen van gevangenen (september 845)
Gregory Bar-Hebraeus, ook Bar Ebroyo of Abulfaragus (Melitene (Malatya), 1226-1286, was een bisschop van de Syrisch-orthodoxe Kerk. Hij schrijft:

“En de Romeinen (Byzantijnen) stuurden afgezanten naar de Arabieren. Toen de afgezanten van de Romeinen kwamen, ontving Wathek (Wathiq) de koning hen vriendelijk en sprak geen arrogante woorden zoals zijn vader, die zei: ´Wij geven niet toe dat de christenen van gelijke waarde zijn als de Arabieren als het gaat om weging voor uitwisseling.”

Maar hij wilde rechtstreeks uitwisselen op basis van een man voor een man. Nu waren de afgezanten van de Romeinen in eerste instantie niet erg tevreden in zijn ogen en hij zei:

“Alle Arabische gevangenen die wij hebben, zijn soldaten die wij tijdens oorlogen gevangen hebben genomen, terwijl in vergelijking de christelijke gevangenen, die u hebt, voor het merendeel bestaan uit soldaten en oude mannen en vrouwen en jongens en meisjes, die jullie gevangen namen in dorpen. Hoe kunnen we nu een op een ruilen?”

Toen ze hadden beraadslaagd, kwam de afgezant overeen om een op een uit te wisselen. En omdat het aantal Arabische gevangenen 4.362 (man) telde en het aantal christenen lager was, liet de koning vanuit alle plaatsen slaven aanvoeren, mannen en vrouwen, die hij kocht van hun eigenaren. En omdat zelfs op die manier het aantal niet werd gehaald, liet hij uit zijn paleis de dienstmeisjes komen die hij had uitgekozen van de Romeinen en stuurde die met zijn afgezanten mee. En de Arabieren en de Romeinen waren bijeen bij de rivier (Lamos, bij de stad) de Silwaukia (Seleucia in Cilicië) die aan de grens van Tarsus ligt en de bevrijding van de gevangenen vond zijn beslag.”

Korte berichten:
In 842 trok “Abu Harb,” een medestander van de Omayyaden Kalief, met moord en brand door Palestina. Hij trok Jeruzalem binnen, waar Joden, christenen en zelfs de Arabieren op de vlucht sloegen. De Patriarch stuurde hem een grote hoeveelheid goud als losgeld.

In 931 werd weer een rooftocht gehouden naar Amorium en Ankuriya (Ankara), waarvan wordt vermeld dat de waarde van de gevangenen 136.000 Dinars was.

Na de plundering van Thessaloniki in 904 werden 22.000 christenen verdeeld onder de Arabische commandanten of als slaaf verkocht.

De inname van Thessaloniki in 904
Johannus Cameniates geeft ons een ooggetuigenverslag van de gebeurtenissen. Cameniates, zijn vader en zijn broer werden gevangen genomen toen ze probeerden over de muren te ontsnappen. Ze werden gespaard, omdat ze beloofden hun belagers een grote som geld te zullen betalen. Ze werden als gevangenen door de stad gevoerd en zagen daardoor de slachting onder hun stadgenoten, die in de kerk van St. George hun toevlucht hadden gezocht. Een samenvatting van het verhaal van Carmeniates:

“De Thessaloniërs probeerden door de straten te ontsnappen, achtervolgd door de Saracenen, die als wilde beesten tekeer gingen. In hun paniek vielen de mannen, vrouwen en kinderen elkaar in de armen om elkaar een laatste kus te geven. De vijand sloeg zonder mededogen. Ouders werden gedood terwijl ze hun kinderen verdedigden. Niemand werd gespaard: vrouwen, kinderen, ouderen, ze werden allemaal zonder aarzelen met het zwaard doorstoken. De arme ellendigen renden door de stad, of probeerden zich te verbergen in kelders; een aantal van hen geloofde dat ze in de kerk veilig zouden zijn en gingen er binnen, terwijl anderen op de muur van het bolwerk klommen, om in de diepte te pletter te springen.

Nonnen, vervuld van angst, met hun haar in wanorde, probeerden te ontsnappen en eindigden met duizenden in de handen van de barbaren, die de ouderen doodden en de jongeren in gevangenschap en oneer brachten…. De Saracenen vermoordden ook de ongelukkigen die in de kerken hun toevlucht hadden gezocht. De kerk [van St. George] was vol wanhopigen die er veiligheid hadden gezocht. Er waren er ongeveer 300, zoals we later te weten kwamen. Er kwam een grote groep moorddadige vijanden binnen. Hun leider zette zich meteen op het altaar, waar de sacrale voorwerpen door de priesters werden bewaard: Daar, met zijn benen over elkaar, op de manier van de barbaren, zat hij vol haat en arrogantie en bekeek de menigte mensen, vervuld van de duivelse geest door wat hij van plan was.

Nadat hij mijn vader en broer beetgreep en opdracht had gegeven om ons naar een plaats bij de ingang te brengen, door een paar mensen die hij had uitgekozen, gaf hij een teken aan zijn mannen om de menigte uit te roeien. Ze gingen hun prooi als wolven te lijf en begonnen de arme schepselen er zonder medelijden af te slachten en overmand door razernij onderzochten ze of ze met ons hetzelfde konden doen; maar hij weerhield ze om ons kwaad te doen, voorlopig…. Nadat het bloedbad voorbij was, was de hele vloer bedekt met lichamen midden in een meer van bloed. Toen, omdat de moordenaars er niet door konden, gaf hij opdracht om de lichamen op te stapelen, de een op de ander, aan twee kanten van de kerk. Toen sprong hij van het altaar, kwam op ons toe en greep mijn vader en mijn broer met zijn handen beet.”

[O.Tafali, “The Capture and Pillage of Thessaloniki by the Saracens in the year 904”]

Calonnia en omliggende dorpen waren in 939-40 aan de beurt, Melitene in 953-54, Harsanen Sarika in Armenië in 956 en steden in Cappadocië en Armenië in 957.

Sayf al-Dawla verwoestte Mush in Armenië en de regio van Coloneia met omliggende dorpen. In 953 – 954 brandschatte hij de regio Melitene en maakte veel gevangenen.

In 956 begon hij Grieks gebied te teisteren; naar Harsan in Armenië en Sarika, nam veel versterkte plaatsen in en nam veel gevangenen van beide seksen en bedekte het Griekse platteland met massamoord, brandschatting en verwoesting

In 957 stak hij steden in Cappadocië in brand en nam veel vrouwen en kinderen in slavernij.

Korte berichten:
De situatie verslechterde ook nog door de Byzantijnse tegenaanvallen: de Byzantijnen veroverden in 962 Aleppo, in 969 Anthiochië en Noord-Palestina in 972. De situatie als boven bestond in die tijd over de hele Dar al Islam, van Spanje tot Armenië: overal moord, plundering en ontvolking.

Ook in de 10e eeuw gingen de stammenconflicten door: Homs en Damascus werden in 902 geplunderd en de steden in Noord-Syrië in 903. De streken rond Tiberias diverse malen tussen 906 en 969.

In 1058 werden in Anthiochië Grieken en Armeniërs met geweld en marteling tot de islam bekeerd. In 1140 werd elke christen die de naam van de Byzantijnse of Frankische koning maar noemde, vermoord.

Tot zover.

Wat als een rode draad door de hele geschiedenis loopt, is de ongekende wreedheid die door de Arabieren ten toon gespreid werd. Wat ook dikwijls in de Arabische geschiedenis word verteld, is dat deze tijd een soort van gouden eeuw was voor de islam, maar nooit wordt er bij verteld dat de rijkdom hoofdzakelijk te danken was aan roof, plundering en slavenhandel.

(In het volgende deel zal het gaan over de Turken die zich inmiddels tot de islam hebben bekeerd en zich met de strijd gingen bemoeien om het Huis van de Islam te stichten in Europa en delen van Azië).

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2019/12/18 ... m-deel-14/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 15)

Geplaatst op 2 januari 2020

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 14 van “Vrucht van de boom”

De Turken verschijnen.

De Turken hebben de Jihad eerst gedurende vierhonderd jaar bestreden, gaven het tenslotte op en namen de islam aan. Later zetten ze in Anatolië en in de Balkan tot aan Oostenrijk de bloedige traditie van de Jihad voort.


Michael de Syriër schrijft over de Turken in relatie tot Mesopotamië:

“Toen de Arabieren, dat wil zeggen de Taiyaye, in kracht afnamen en de Grieken (Byzantijnen) steeds meer land veroverden, hebben de Taiyaye een beroep op de Turken gedaan om hen te komen helpen. Ze trokken met de Arabieren op als onderdanen, niet als meesters. Echter, omdat ze (de Turken) heldhaftig optraden en waar ze kwamen de overwinning behaalden, raakten ze er langzamerhand aan gewend om te zegevieren. Ze vergaarden de rijkdom van de streek en brachten die naar hun land en toonden deze aan anderen, die ze overhaalden met hen te vertrekken en naar een goede streek te gaan die vol was van zoveel goeds.”

De Ottomaanse Turken brachten de Jihad naar Europa. De Turken belegerden en plunderden Constantinopel. Maar we weten weinig van de bloedige strijd die de Turken gedurende de periode 650 tot 1050 hebben gevoerd tegen de islam. De eerste botsing van de Turken met de Jihad vond plaats toen de moslims in hun tocht door Perzië de grenzen bereikten van het Rijk van de Sassaniden in Khorasan, in Centraal Azië. In die tijd regeerden de Turken over Centraal Azië. Ze waren een stamverband dat werd verenigd door de taal en ze waren sinds de Oudheid herders en veehouders, maar vielen ook vaak Perzië binnen om er te plunderen.

De Hunnen, de Bulgaren, de Oeigoeren, de Seltsjoeken en de Qarluqs waren Turkse stammen. Van deze volken hebben de Hunnen en de Bulgaren het christendom aangenomen en de rest nam de islam aan. Daarvoor hadden de Turken en de Hunnen in de 3de en 4de eeuw het Romeinse rijk aangevallen. Ook waren ze in Perzië en India binnengevallen. Het was een oorlogszuchtig en nomadisch volk dat niet gemakkelijk onderworpen kon worden.

De Turken in Azië
Tengri was de hoogste God van de oude Turkse en Mongoolse religie. De naam “Tengri” (Tana-Gra) betekent: ‘Heerser, Meester van het Land’. Uit de voorislamitische Turkse aanbidding van hemellichamen stamt het gebruik van de halve maan als symbool en door andere niet-Arabische moslims geleend van de Turken. In zijn tijd baseerde Djengis Khan, de stichter van de Mongoolse natie, zijn macht op een mandaat van Tengri zelf en begon al zijn verklaringen met de woorden “door de wil van de Eeuwige Blauwe Hemel.”

Na het opruimen van de laatste Perzische weerstand maakten de Arabieren de belangrijkste Perzische stad Merv tot het doelwit van hun aanvallen en hier had de laatste Sassanidische koning Yazdgard zijn toevlucht gezocht na de rampzalige slag bij Qadisiyyah in 637. In de tijd tussen 650 en 1050 was de geleidelijke overgang naar de islam te zien van de heidense Turken. In 750 werd het Omayyaden kalifaat omvergeworpen en vervangen door het Abbasiden kalifaat. Dit vestigde een nieuw kalifaat Ctesiphon in de buurt van de oude hoofdstad van de Sassanidische Perzen. Zij noemden deze stad Bagdad en dit werd vanaf 750 tot aan de plundering door de Mongolen in 1258 de hoofdstad van de Abbasiden.

De volgende slachtoffers van de islam waren de Turken van Centraal-Azië. Abu Moslim was een Zoroastrische Perzische bekeerling tot de islam, die de Turken aanviel en islamiseerde. Kort na de oprichting van het Abbasiden kalifaat in Bagdad werd Abu Moslim opgedragen een Jihad uit te voeren naar Centraal-Azië om de kafirs eens en voor altijd uit te roeien. Het was een dieptepunt voor de westelijke tak van de Blauwe Turken. Hun grote Khan Su’lu, die in de oorlogen van 720 en 723 een bolwerk was tegen de moslims en de Chinezen, werd door de Arabieren vermoord. De heidense Turkse heersers van Samarkand en Buchara werden aangevallen door de Arabieren, die de islam met geweld oplegden en de heidense cultusplaatsen vernietigden.

De Arabieren onder Abu Moslim verijdelden een laatste poging van de bevolking van Samarkand en Buchara om zich te ontdoen van de moslims. Abu Moslim stuurde zijn zegevierende commandant in deze oorlogen, Ziyad ibn Salih, met een strijdmacht van 40.000 ghazis op een Jihad tegen de Chinezen. Het Arabische leger trok vanuit het zuiden richting Talas. De Chinese generaal Kao, die van Koreaanse oorsprong was, besloot om de islamitische invasie te weerstaan en trok in de richting van Aulie-Ata over de Talas rivier met 100.000 man Chinese troepen.

De Arabieren wonnen op 10 juli 751 de slag aan de oevers van de Talas rivier, mede door verraad van een Turks legerkorps dat aan Chinese kant stond. In het stuk over China is dit al behandeld. De Turken zouden zich na de stichting van hun Seltsjoekse en Ottomaanse dynastieën als agressieve kampioenen van de islam opwerpen en hun Arabische meesters tot vazallen maken.

De bekering van de Seltsjoeken tot de islam
De volgende Turkse stam die tot de islam werd bekeerd, waren de Seltsjoeken. Ze waren een van de trotse keizerlijke stammen onder de Turken en na de bekering van de Qarluqs waren zij het, die de banier van het Turkse verzet tegen de islam hoog hielden. Wanneer de niet-islamitische Turken een veldslag wonnen, dan vernietigden ze het moslimkamp, slachtten hun legers af, vernietigden hun steden en brandden hun velden plat. Het kwam niet in hun hoofd op om een andere religie aan de verslagen moslims op te leggen. De moslims die door de Turken werden vrijgelaten, gingen ofwel terug naar de islamitische steden of bleven in de Turkse gebieden en probeerden om daar de islam te verspreiden.

Bij elke onderhandeling na een nederlaag namen de moslims prinsen en prinsessen van de Turkse Koninklijke familie in gijzeling als een garantie dat de Turken hun tijdens de onderhandelingen gegeven woord zouden houden. Deze Koninklijke gevangenen zouden worden opgevoed in de islamitische traditie en hun geest werd gehersenspoeld ten gunste van de islam. In veel gevallen werd naar hen de sjahada, de verklaring van de aanvaarding van de islam, uitgesproken en zij werden dan vrijgelaten om terug te keren naar hun Koninkrijken.

Met een moslim aan bewind in een niet-islamitische Turkse stam was de bekering van de rest slechts een kwestie van tijd. Dit was een van de tactieken van de moslims om de islam te infiltreren in de Turkse natie. Tegen het midden van de elfde eeuw waren de meeste Turken moslim geworden. Zij waren het die de islam naar Anatolië en de Balkan zouden brengen. Het waren deze Seltsjoeken die een constante druk op het Byzantijnse Rijk bleven uitoefenen en vanaf de Slag van Manzikert in 1071 aan de Byzantijnen een reeks van nederlagen toebrachten. Het waren deze constante aanvallen en de migratie van de Seltsjoeken die het huidige Turkse karakter gaven aan Anatolië, waaruit het Turkije van vandaag is ontstaan.

De plundering van Melitene (Malatya) in 1057
In dezelfde periode begon in sommigen regio’s van Perzië de Turkse overheersing. Op een gegeven moment nam een Sultan met de naam Tughril-Beg (1038-63, stichter van de Seltsjoekse dynastie) bezit van de troon van het koninkrijk in Khurasan in het jaar 430 (1044) van het Arabische tijdperk. Hij stuurde troepen naar de streken van Armenië, die toen onder bewind van Byzantium stonden. Ze begonnen mensen gevangen te nemen (te roven), plunderden en stichtten op barbaarse wijze brand. Bij diverse gelegenheden namen ze gevangenen mee zonder dat iemand tussenbeide kon komen. De Seltsjoeken teisterden Armenië vanaf het begin van de 11e eeuw. [Hier doelt de auteur op de veldtochten van 1048 tot 1054; voetnoot].

Ze bereikten gedurende de winter van 1057 met 3.000 man de sterkte Melitene, dat geen muur had, doordat Cyriacus die in 934 had verwoest. Toen zij de stad veroverden, waren de inwoners de bergen in gevlucht waar ze van de honger en kou omkwamen. De eerste dag begonnen de Turken een genadeloze slachtpartij, zodat velen zich verborgen hielden onder de lichamen van gedode mensen. De Turken sloegen hun kamp op buiten de stad op de flank van een heuvel; niemand van hen kwam die nacht buiten het kamp en de kaarsen van de kerken bleven de hele nacht branden. De tweede dag begonnen ze mannen te martelen, zodat ze hun de verborgen schatten zouden tonen en verscheidene overleefden de martelingen niet, bijvoorbeeld de deken Petrus, schrijver en onderwijzer.

De Turken bleven tien dagen in Melitene, richtten een puinhoop aan en plunderden de stad. Toen staken ze de geteisterde stad in brand, verwoestten de omgeving een dagmars in het rond en verbrandden het hele land. Tijdens deze plunderingen werd het klooster van Bar Gagai (in de omgeving van Melitene) ingenomen en overhoop gehaald. Nadat ze de bewoners hadden meegenomen, vertrokken ze; ze weken van de weg af en trokken naar moeilijk begaanbaar met rivieren doorsneden bergterrein. Terwijl ze overnachtten in een vallei in de omgeving van de berg van de Sinisaya (de bewoners van Sasun), vertraagde zware sneeuwval hun voortgang. De Sinisaya, die dit opmerkten, kwamen naar beneden en bezetten de wegen en paden voor hen en van alle kanten en ze stierven daar van honger en kou; de overlevenden werden door de Sinisaya’s gedood en niemand ontkwam. De gevangenen van Melitene, degenen die waren ontsnapt aan de dood, deden mee aan de slachtpartij en diegenen die zich in de bergen hadden verborgen, namen er eveneens aan deel. De keizer (Michael VI Stratioticus 1056-57), die zag dat de Turken opgerukt waren en tot aan de zee bij Pontus (Zwarte Zee) waren gekomen, plunderend en brandstichtend, kreeg medelijden met de christelijke bevolking en stuurde paarden en wagens en nadat ze hun bezittingen hadden opgeladen, nam hij hen mee overzee.

De Turken plunderden steden en dorpen in de hele streek van Pontus. Omdat deze streek geen bewoners (meer) had, bevoordeelde dit de Turken die er een plaats vonden om te wonen. En terwijl iedereen de keizer de schuld gaf, zeggen wij op onze beurt, dat het niet van hem kwam maar van Hierboven.
[Michael de Syriër]

Byzantium kreeg in 1071 een onverwachte klap toen de Seltsjoeken onder Alp Arslan via Armenië binnendrongen en de Byzantijnen versloegen in de Slag bij Manzikert. (noordwestelijk van het Van-meer in Oost Turkije)

Armenië 1062
Mattheus van Edessa schrijft:

“In het jaar 551 (1062) van de Armeense telling kwamen de Turken onder commando van drie van de generaals van Sultan Tughril (Beg): Slar Khorassan, Medjmedj en Isulv en brachten een bloedig spoor over de christelijke natie en overrompelden de streek van Baghin in het vierde deel van Armenië en beroofden het. Ze trokken naar afgelegen streken als Thekhum en Arghini, waar ze de christenen bij verrassing overrompelden en vermoordden. De massamoord werd begaan op de 4e van de maand Arig, een zaterdag op het achtste uur van de dag.”

Er wordt in diverse kronieken verteld over beroving van dhimmi’s. Er werden vrouwen, kinderen en vee geroofd; vaak gebeurde dit door de bijna onafhankelijke gouverneurs. Na 1071, toen de Byzantijnen bij Manzikert waren verslagen, konden de Seltsjoeken ongehinderd Anatolië intrekken. Maar veel eerder al werden daar door de Arabieren (Taiyaye) verwoestende rooftochten gehouden. Daarvan zijn diverse contemporaine beschrijvingen bewaard gebleven.

Het grootste deel van de Armeense bevolking van het Midden-Oosten kwam na de verovering van Cilicië door de Seltsjoeken in 1071 onder Ottomaanse heerschappij. Dat was een gevolg van de Slag bij Manzikert. Deze strijd werd gevolgd door de bezetting van de rest van Armenië door de opvolgers van de Seltsjoeken, de Ottomaanse Turken. Dit proces van de bezetting ging door tot de dertiende eeuw. In de tien eeuwen die zij Armenië hebben onderdrukt, zijn door de Turken miljoenen Armeniërs in koelen bloede afgeslacht. Enkele voorbeelden:

Armenië, Anatolië en Georgië, 11e en 12e eeuw
In het begin van 1015-1016 kondigde een ramp de vervulling aan van een heilige voorspelling over de aanbidders van het Heilige Kruis. De dodende draak verscheen, vergezeld van dodelijk vuur en sloeg de gelovigen in de Heilige Drie-eenheid. De Apostolische en profetische boeken werden werkelijkheid, want er verscheen een gevleugelde slang om vuur op het christelijke geloof te spugen. Ik wil in deze taal de eerste uitbarsting beschrijven van de verschrikkelijke met bloed bevlekte beesten.

In die tijd verzamelde zich een wild volk van heidenen, die Turken worden genoemd. Begerig overspoelden ze de provincie Vasparacan en sloegen de christenen met het zwaard... Geconfronteerd met de vijand zagen de Armeniërs deze vreemde mensen komen, die met pijl en boog waren gewapend en hun haren lieten wapperen als vrouwen. In het jaar 1062 (551) van de Armeense jaartelling trokken de Turken het district Barhin in een deel van Armenië binnen, onder leiding van drie generaals van Sultan Tughril (Beg), genaamd: Slar Khorasan, Mdjmdj (Medjmedj) en Isalv en roofden het leeg. (Ze brachten een stroom bloed over het christelijke volk). Van daaruit trokken ze de afgelegen streken van Thelkhum en Arqhni binnen, waar ze de christenen verrasten en uitroeiden. Het bloedbad begon op de 4e van de maand Areg, een zaterdag op het achtste uur van de dag [er volgt een levendige beschrijving van het bloedbad, dat door Dulaurier niet is vertaald], de vertaling in het Engels die hier als basis dient, komt uit de Franse vertaling.

Overal in Cilicië tot Taurus, Marash en Deluh en omgeving heerste opwinding en moeite. Want de bevolking haastte zich in grote aantallen naar deze regio’s; ze waren met duizenden en trokken de streek binnen. Ze waren als sprinkhanen die het land bedekten. Ze waren talrijker. Ik mag wel zeggen zeven keer talrijker dan het volk dat Mozes door de Rode Zee leidde; talrijker dan de kiezelstenen in de Sinaï woestijn. Het land werd overstroomd met zwermen mensen. Belangrijke personen, edelen, opperhoofden, vrouwen van aanzien, dwaalden rond en bedelden om brood. Ons oog was getuige van dit trieste beeld.

Tegen het begin van het jaar 528 (1079-80) trof hongersnood het land van de gelovigen in het Kruis, dat al was verwoest door de wilde bloeddorstige Turkse hordes. Niet één provincie bleef gespaard voor hun verwoestingen. Overal werden christenen met het zwaard getroffen of gevangen genomen, daarmee de bewerking van het land onderbrekend, zodat daardoor brood ontbrak. De boeren en arbeiders werden vermoord of in slavernij weggevoerd en hongersnood breidde zijn kwaad naar alle plaatsen uit. Vele provincies waren ontvolkt; het oosterse volk [Armeniërs] bestond niet langer en het land van de Grieken was geruïneerd. Nergens was iemand in staat brood te bakken.
[Mattheus van Georgië (Edessa), door Edouard Dulaurier, Paris, 1859]

Anna Comnena (1083 – 1153) was de oudste dochter van de Byzantijnse keizer Alexios Comnenos (1048-1118). Zij schreef een biografie over haar vader en wordt daarmee beschouwd als de eerste vrouwelijke geschiedschrijver.

Tot zover de geschiedenis van het aandeel van de Turken in de Jihad. Dit aandeel was nog veel groter en daarom komt hierover in het volgende deel meer aan bod.

Door: “Henk der Niederländer”
https://ejbron.wordpress.com/2020/01/02 ... m-deel-15/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 16)

Geplaatst op 26 januari 2020

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 15 van “Vrucht van de boom”

De Slag bij Manzikert in 1071

De Byzantijnse keizer Romanus IV Diogenes besteeg in 1068 de troon. Gedurende meer dan de vierhonderd jaar hadden de Byzantijnen hun leger met huurlingen versterkt: Franken, Ostrogoten, Visigoten, Bulgaren, Avaren en andere gekerstende tribale stammen, samen met de Grieken en Latijnen. De huurlingen dienden om Arabische aanvallen af te wenden. Om tegenwicht tegen hen te bieden, hadden sommige Byzantijnse keizers ook contingenten Seltsjoeken opgenomen die toen nog maar kortgeleden tot de islam waren bekeerd. Dit besluit zou rampzalig worden, want het verraad van de Turkse contingenten leidde tot de nederlaag bij Manzikert. Het overlopen van een moslimcontingent werd ook gezien in de Slag om Qadissiyah tussen de Sassanieden en de Arabieren. Een moslimsoldaat kan blijkbaar nooit loyaal zijn aan een niet-islamitische commandant. Ondanks het overlopen naar het vijandelijke kamp van een belangrijke generaal bleef Romanus bij Manzikert echter de strijd voortzetten.


De Turken hadden de gewoonte de bugel te blazen om het einde van de strijd aan te kondigen. Ook op die dag bij de zonsondergang lieten de Turken de jachthoorn klinken en de Byzantijnen namen aan dat de Turken met vechten zouden stoppen. De Turken maakten echter met hun cavalerie een omtrekkende beweging en vielen de verbaasde Byzantijnen in de rug aan. Het Byzantijnse leger raakte gevangen tussen de twee legers en tegen middernacht werd hun lot bezegeld met het gevangen nemen van hun keizer Romanus door het Turkse stamhoofd Alp Arslan. Die behandelde hem met decorum en onthaalde hem als een Koninklijke gast. Arslan stelde Romanus voor dat de Byzantijnen zich alleen zouden terugtrekken tot aan de vooroorlogse lijnen. Arslan wilde zelfs niet vragen om de overgave van Manzikert. Met deze verrassend soepele voorwaarden kreeg Romanus een vals gevoel van veiligheid.

In de voorwaarden van het verdrag was opgenomen dat Romanus het Byzantijnse leger uit geheel Anatolië tot aan Constantinopel moest terug trekken in ruil voor de belofte dat de Seltsjoeken de christelijke bevolking in Armenië niet zou kwellen. Romanus had geen andere keuze dan deze voorwaarden te accepteren. Dit verdrag bezegelde het lot van de Byzantijnse aanwezigheid in Anatolië, dat tot dan toe altijd een deel van Zuid-Armenië was geweest. Na hun overwinning bij Manzikert werden de Seltsjoeken niet meer geconfronteerd met verzet van de Byzantijnen bij hun opmars in het tot dusver christelijke Anatolië. In een paar decennia konden zij de controle over Anatolië ontworstelen aan de Byzantijnen en Constantinopel vanaf de Aziatische kant van de Bosporus aanpakken. De Slag bij Manzikert tussen de Byzantijnen en de Seltsjoeken leidde ook tot de islamisering van Zuid-Armenië en de opneming ervan in Turkije.

Kruistochten
Zouden er Kruistochten zijn gehouden als de islam niet had bestaan? Het is zeer aannemelijk dat de Kruistochten vooral het gevolg waren van de meedogenloze onderdrukking door de moslims van alle niet-moslims in de landen die ze veroverden.

De Perzen waren de eersten die werden onderworpen aan de islamitische wreedheden en zij besloten om zichzelf te redden door te kiezen voor de islam en dus is Iran nu een islamitisch land. Veel christenen uit het Midden-Oosten, Anatolië en Noord-Afrika volgden dit voorbeeld en werden moslim. Maar de christenen van Europa besloten om terug te vechten, onder andere door de Kruistochten te organiseren. Er zijn tussen de 11e en de 13e eeuw in totaal tien Kruistochten gehouden die we hier even noemen:

De eerste Kruistocht van 1095 tot 1099 veroverde Jeruzalem en de Kruisvaarders vermoordden een groot deel van de bevolking van de stad. Ze kwamen ook tot de oprichting van het Latijnse Kruisvaardersrijk, het Koninkrijk van Jeruzalem, dat duurde tot 1187.

De tweede Kruistocht van 1147 tot 1149 was georganiseerd om de christenen te helpen de stad Edessa en andere landen die ze hadden verloren op de Turken terug te veroveren, maar dat eindigde in een mislukking.

De derde Kruistocht van 1189 tot 1192 werd georganiseerd nadat Saladin, de sultan van Egypte, Jeruzalem heroverde. Dit is de kruistocht waaraan Richard Leeuwenhart meedeed. Ze slaagden er niet in Jeruzalem te heroveren.

De vierde Kruistocht van 1202 tot 1204 leidde tot de verovering van Constantinopel door de Venetianen; de bronzen paarden op de San Marco-kathedraal in Venetië zijn toen in Constantinopel gestolen.

De Kinderkruistocht in 1212 stuurde duizenden kinderen naar het Heilige Land, waar ze werden gevangen genomen door de moslims en als slaven verkocht of stierven van honger of ziekte.

De zesde Kruistocht van 1217 tot 1221 was gericht op Egypte, maar mislukte.

Vier volgende Kruistochten vonden plaats in de 13e eeuw, maar konden de islamitische veroveringen niet keren en in 1291 viel het laatste bolwerk van de Kruisvaarders bij Acco (Acre). Een aantal kruisvaarders vertrok naar Cyprus.

De aanleiding
In het begin van de 8e eeuw werden 60 christelijke pelgrims uit Amorium gekruisigd. Amorium was een Byzantijnse stad in het centrum van Anatolië. Ongeveer in diezelfde periode liet de islamitische commandant van Cesarea een groep pelgrims uit Iconium (de antieke naam voor Konya) gevangen nemen en allemaal, behalve een paar die zich bekeerden tot de islam, als spionnen executeren.

Michael de Syriër bericht hierover:

“Toen de Turken de landen Syrië en Palestina regeerden, brachten ze schade toe aan christenen, die in Jeruzalem wilden gaan bidden (op bedevaart gingen), sloegen hen, plunderden ze, hieven belastingen aan de poorten van de stad en ook bij Golgotha en de kerk van Het Heilige Graf; en iedere keer als ze een karavaan met christenen tegenkwamen, speciaal die uit Rome of Italië, deden ze hun best om op allerlei manieren hun dood te veroorzaken. En toen talloze mensen als resultaat daarvan omkwamen, werden de koningen en graven met religieuze koorts bevangen en verlieten Rome. Troepen van al die landen sloten zich bij hen aan en ze kwamen overzee naar Constantinopel.” (Dit was de eerste kruistocht van 1096-1099)

In de loop van de 8e eeuw liet een islamitische heerser in Jeruzalem het symbool van het kruis in het openbaar verbieden. Hij liet ook de belasting voor niet-moslims verhogen, de jizya, die de christenen moesten betalen en verbood hen hun eigen kinderen en hun medechristenen in het geloof te onderwijzen. De moslims eisten ook geld van de pelgrims, onder de bedreiging de Opstandingskerk te plunderen als ze niet zouden betalen

In het begin van de 9e eeuw werden de vervolgingen zo wreed dat een groot aantal christenen naar Constantinopel en andere christelijke steden vluchtte. In 937 hielden moslims op Palmzondag in Jeruzalem huis en plunderden en verwoestten de kerk op de Calvarieberg (Golgotha) en de Opstandingskerk.

In 1004 gaf de Kalief van de Fatimiden, Abu ’Ali al-Mansur al-Hakim, opdracht tot de vernietiging van kerken, het verbranden van kruisen en de onteigening van kerkbezit. In de daaropvolgende tien jaar werden 30.000 kerken vernietigd en ontelbare christenen bekeerden zich uit lijfsbehoud tot de islam. In 1009 liet al-Hakim de Heilige Grafkerk in Jeruzalem vernietigen samen met meerdere andere kerken, waaronder de Opstandingskerk. In 1056 verdreven de moslims 300 christenen uit Jeruzalem en verboden het Europese christenen de weer opgebouwde Heilige Grafkerk te betreden. Toen de Seltsjoekse Turken in 1077 Jeruzalem innamen, beloofde de Seltsjoeken emir Atsiz bin Uwaq de inwoners te sparen. Zodra zijn mannen echter de stad hadden betreden, vermoordden ze ongeveer 3.000 mensen.

Toen de Seltsjoeken in 1071 de Byzantijnen aanvielen en versloegen in de Slag bij Manzikert en Constantinopel dreigde te veroveren, deed de Byzantijnse keizer Alexius Comnenus I in 1094 een beroep op de Paus om met het christelijke westen te hulp te komen tegen de Seltsjoeken invasies van zijn gebied. Hoewel de Kruistochten door velen als militaire aanvalsoorlogen worden beschouwd, kan men ze ook zien als een reactie op de aanhoudende islamitische onderdrukking van alle niet-moslims in het Midden-Oosten.

De oproep van de Paus
Paus Urbanus II riep tijdens het Concilie van Clermont in het jaar 1095 op tot de eerste Kruistocht om het Heilige Land te bevrijden en het te heroveren op de moslims. Men was in West-Europa geschokt door de woorden van Paus Urbanus II: “De moslims hebben Jeruzalem veroverd en verbieden de pelgrims om naar Jeruzalem te komen om te bidden”.

Hij heeft dit gedaan om redenen van een al lang noodzakelijke verdediging. In zijn oproep verklaarde hij dat hij tot een kruistocht zou oproepen, omdat ”de aanvallen op de christenen”, de ”Godgelovigen”, door de Turken en andere islamitische strijdkrachten zonder verdediging nog veel erger zouden worden.

”Want de gelovigen worden, zoals de meeste van jullie al gehoord hebben, door Turken en Arabieren aangevallen en het territorium van de ’Romania’ (van het Hellenistische, dus Griekse imperium), dat in het westen tot aan de Middellandse Zeekust reikte en de Hellepoort (Dardanellen), die de arm van St. Joris genoemd wordt, werd veroverd.”

In de oproep van Paus Urbanus II werd verder letterlijk gezegd:

”Ze hebben steeds meer landen van de christenen daar bezet en deze in zeven oorlogen overwonnen. Ze hebben velen van hen gedood en gevangen genomen, de kerken vernietigd en het keizerrijk (Byzantium) vernietigd. Als men hen dit verder ongestraft laat doen, zullen de gelovigen in een nog grotere omvang door hen worden aangevallen.”

Wat de Paus destijds heeft gezegd, klopte. In het verloop van de Jihad, van de ”Heilige Oorlog”, werd vanaf de 7e eeuw tot aan de tijd van Paus Urbanus ongeveer de helft van de door christenen bewoonde gebieden veroverd en geïslamiseerd. Tot aan de Kruistochten had de Europese christenheid niet gereageerd op deze provocaties.

De Seltsjoeken waren na de Slag bij Manzikert in 1071 verantwoordelijk voor de routes van de christelijke pelgrims die via Anatolië naar het Heilige Land liepen en hinderden en plunderden de bedevaartgangers. De verhalen van deze intimidaties en plunderingen begonnen de Europese hoven te bereiken. Ook vroegen de Byzantijnse keizers na Manzikert regelmatig om hulp van West-Europa om de Turken te bestrijden. Zo werd de weg geëffend om hulp te bieden aan het belegerde Byzantijnse Rijk en voor een verovering van het Heilige Land. Dat leidde tot de Kruistochten, die in 1096 begonnen en tot 1291 duurden. Dit was dus een indirect gevolg van de Slag bij Manzikert in 1071, slechts 25 jaar eerder.

Vanaf hun eerste aanvallen in 634 op Byzantium bij de Jarmoek hebben de moslims gedurende een periode van achthonderd jaar meedogenloos het Byzantijnse Rijk aangevallen. De Byzantijnse keizer Manuel II Palaeologus, die van 1391 tot 1425 regeerde over het restant van het vroegere Oost-Romeinse Rijk, liet ons een aantal gedachten na over de confrontatie van het christelijke Byzantium met de oprukkende macht van de Islam:

“Toon mij toch wat Mohammed voor nieuws heeft gebracht en dan zul je louter slechts en onmenselijks vinden, bijvoorbeeld dat hij bevolen heeft het geloof dat hij predikte door het zwaard te verbreiden”.

Dit zou Manuel II Palaeologus hebben gezegd tegen een Perzische theoloog die hem over de islam wilde informeren.

In de nagelaten werken van Manuel II Palaeologus staat:

“De God van de moslims is aan geen van onze categorieën gebonden en is er niet een van de redelijkheid. “

De Paus citeerde tot groot ongenoegen van de Turken deze twee uitspraken bij zijn bezoek aan Turkije; ze kunnen blijkbaar nog steeds geen kritiek verdragen.

De eerste kruistocht van 1095 tot 1099
Paus Urbanus II verenigde de christelijke koningen en vorsten met elkaar in de strijd en hij zag een kans om de Oosterse en Westerse kerken op één lijn met elkaar te krijgen. Hij riep op tot een ” Godsvrede” tussen de heersers van Europa en spoorde hen aan naar het Heilige Land te gaan. Om te bevorderen dat de Europeanen zich bij de Kruistochten zouden voegen, beloofde de Paus de deelnemers de vergeving van al hun zonden. Dit was de stuwende factor voor veel christenen om aan de kruistocht deel te nemen. De Paus kreeg een enthousiaste respons. Een strijdmacht van 15.000 man, bestaande uit 5.000 ridders en de rest infanterie. Zij droegen allemaal een groot rood kruis op hun bovenkleding, vandaar hun naam Kruisvaarders, hoewel ze zichzelf “pelgrims” noemden. Een boerenstrijdmacht sloot zich ook aan en in hun enthousiasme begonnen deze boeren de ridders vooruit te gaan en men riep: “God wil het”. Helaas hebben zij zich tijdens hun tocht naar het Heilige Land op grote schaal vergrepen aan de Joden. Bekend zijn de moordpartijen aan het begin van de tocht, waarbij hele Joodse gemeenschappen werden uitgemoord, onder andere in Rouen, Mainz, Spiers, Worms en Praag. Ook bij de verovering van Jeruzalem werden veel Joden vermoord. Dit waren onvergeeflijke daden! Uiteindelijk bereikten ze met ca 60.000 man, leger en boeren, Constantinopel.

De Seltsjoeken volgden een beleid van verschroeide aarde om de opmars van de Kruisvaarders te stuiten. Naast dit verschroeide aarde beleid werden de Kruisvaarders ook geconfronteerd met hongersnood. Edessa was de eerste grote stad die hen toeviel en in 1098 werd er in Edessa een christelijke staat opgericht door koning Boudewijn I. Na de val van Antiochië plunderden de Kruisvaarders in de magere wintermaanden het omliggende platteland en konden onvoldoende bevoorrading vinden om hun grote aantallen mensen te voeden. Ze belegerden ook de Syrische stad Ma’arra al-Numan. In december 1098 hebben de Kruisvaarders onder leiding van Raymond de Saint-Gilles, graaf van Toulouse, en Bohemund, de Frankische gouverneur van Antiochië de gehele bevolking van Ma’arra al-Numan uitgemoord. Maar liefst 20.000 islamitische inwoners werden afgeslacht ondanks de verzekering dat hun leven zou worden gespaard. De uitgehongerde Kruisvaarders hebben toen uit nood sommige van hun slachtoffers opgegeten.

In 1098 hadden ze Antiochië en Nicea weer onder christelijk gezag gebracht. In juli 1099 veroverden ze Jeruzalem en begonnen een christelijke staat op te bouwen in Palestina. De vreugde in Europa was groot. Het leek erop dat het tij van de geschiedenis was gekeerd. Ze dachten dat de Rotskoepel de “Tempel van Salomo” was en de nabijgelegen Al-Aqsa moskee het “Paleis van Salomo”. Zij verwijderden de sikkel van de top van de Rotskoepel, vervingen deze door een kruis en noemden het Templum Domini, “Tempel van God”. Ze veranderden de Al-Aqsa moskee en de gewelfde ruimte onder de moskee in een klooster. Ze noemden deze ruimte, die oorspronkelijk was gebouwd door Herodes, de stallen van Salomo. Ze begonnen, nadat zij Jeruzalem veroverden, aan een grote bouwinspanning in heel het Heilige Land. De meeste kastelen en kerken werden later door de moslims vernietigd uit angst dat de Kruisvaarders zouden terugkeren. Er zijn nu nog ruïnes van de vele burchten en kerken die ze bouwden.

De verovering van Jeruzalem in 1099 en de bloedige plundering van de stad wordt vaak gezien als een bijzondere gebeurtenis in de geschiedenis van de Middeleeuwen en ook als de oorzaak van het islamitische wantrouwen tegenover de westerse wereld. Het was het begin van de verspreiding van antiwesterse haatgevoelens en antiwesterse propaganda. De plundering van Jeruzalem door de Kruisvaarders was zonder twijfel een misdaad, zeker gezien de religieuze en morele principes waarop ze zich beriepen. Het was echter volgens de militaire standaards van die tijd niets buitengewoons. In die tijd was het een algemeen gebruik in de oorlogsvoering dat een belegerde stad, die zich verzette tegen de verovering, geplunderd mocht worden. Als de stad geen verzet bood, was het de gewoonte hem te sparen. Het is historisch bewezen dat islamitische legers zich vaak net zo hebben gedragen als ze een veroverde stad binnentrokken. (De andere Kruistochten zullen we hier verder niet bespreken).

De Tempeliers en de Hospitaalridders
De Kruisvaarders stichtten speciale ridderorden zoals de Tempeliers en de Hospitaalridders om het Koninkrijk te beschermen. De Tempeliers waren gestationeerd op de Tempelberg. Het blijft bijzonder dat de Tempeliers de Rotskoepel niet vernietigden, hoewel de Kruisvaarders alle moskeeën hebben vernietigd die ze niet veranderden in kerken. De Hospitaalridders bouwden hun belangrijkste complex, bestaande uit de kerk, een verpleeghuis en een ziekenhuis nabij de kerk van het Heilig Graf. De Hospitaalridders moesten gastvrijheid bieden aan de grote aantallen pelgrims die de christelijke heilige plaatsen kwamen bezoeken en ze moesten zorgen voor de zieken onder hen.

Na de bevrijding van Jeruzalem hadden de Kruisvaarders, of Ferenghees (Franken), zoals de Arabieren hen noemden, hun invloed uitgebreid tot de grenzen van Egypte, waar de Fatimiden-regering na tweehonderd jaar viel. Daar werden ze geconfronteerd met een jonge man genaamd Salah al-Din ofwel Saladin, die een nieuwe dynastie had gesticht, de Ayyubieden, en die was voorbestemd om de aanval van de Kruisvaarders te stoppen. In 1187 deed Saladin een tegenaanval op de Kruisvaarders en heroverde uiteindelijk Jeruzalem.

De moslims incasseerden in de periode van achthonderd jaar dat zij langzaam Anatolië binnen trokken veel nederlagen tegen de Byzantijnen. Ze gaven het nooit op, ze bleven aanvallen totdat ze uiteindelijk in 1453 de hoofdstad Constantinopel veroverden en de Byzantijnse macht ten einde was. Dit is een belangrijke les voor het Westen vandaag.

Sultan Mas’ud van Iconium (Anatolië) belegerde Melitene in 1143 en verwoestte Sebastia. In Melitene legde hij een enorme schatting op. Dit herhaalde zich in 1152 en in 1170

Ook de Seltsjoeken en de Ottomanen gingen door met verplaatsingen en deportaties van bevolkingen in Armenië, Anatolië en de Balkan. Op de Balkan brachten de Ottomanen boeren uit Walachije en Roemenie over naar Bosnië.

Korte berichten
In 1137 nam Mas’ud, Sultan van Iconium, de stad Adana in en nam de hele bevolking gevangen.

Na de nederlaag van de Franken in 1149 door Nur ad-Din “voerden de Turken het hele land, de omgeving van Athiochië in gevangenschap weg”

In 1171 deporteerde Kilij Arslan II de hele bevolking uit de omgeving van Melitene

Murad II nam in 1362 Adrianopel in en bevolkte de stad met moslims uit Anatolië.

Verwoesting van Edessa in 1144-1146
Michael de Syriër heeft twee verwoestende Jihad-aanvallen door de Seltsjoekse Turken opgetekend (1144 en 1146), inclusief de massamoord op de niet strijders; hij schrijft als volgt:

“De Turken kwamen binnen met hun zwaarden en messen getrokken en dronken het bloed van oud en jong, de mannen, de vrouwen, de priesters en de dekens, de kluizenaars en de monniken, de nonnen, de maagden de kinderen aan de borst, de verloofde mannen en de vrouwen met wie ze verloofd waren. Ach! Wat een bitter verhaal! De stad van Agaz, de vriend van Christus, werd onder de voet gelopen door onze ongerechtigheden; de priesters werden afgeslacht, de dekens geofferd, de onderdekens verpletterd, de kerken beroofd, de altaren omvergegooid! Helaas, wat een ongeluk! Vaders lieten hun kinderen in de steek; de moeders vergaten hun liefde voor de kleintjes!

Terwijl het zwaard verslond en iedereen naar de bergtop vluchtte, verzamelden sommigen hun kinderen zoals een hen haar kuikens en wachtten er op om samen door het zwaard te worden gedood. Of anders gezamenlijk in gevangenschap te worden weggevoerd! Sommige oude priesters, die de relikwieën van de martelaren droegen, zagen deze razende vernieling en herhaalde de woorden van de Profeet: ´Ik zal Gods gramschap verduren, omdat ik tegen hem gezondigd heb en hem heb geërgerd.´ En ze vochten niet, noch stopten ze met bidden, tot het zwaard hen uitschakelde. Ze werden op deze zelfde plaats gevonden, hun bloed rondom hen verspreid... De Turken kwamen vanuit de citadel naar beneden naar hen die in de kerken en andere plaatsen waren gebleven door hoge leeftijd of om een andere reden en martelden hen zonder medelijden. Degenen die waren ontsnapt aan de verstikking en verplettering [...] en de stad hadden verlaten met de Franken, werden omsingeld door de Turken, die een hagel van pijlen op hen lieten neerkomen die hen wreed doorboorde. O wolk van gramschap en dag zonder genade! Welke storm van gewelddadige gramschap sloeg nu weer neer op de Edessers. O nacht van dood, morgen van de hel, dag van de ondergang! Die zich keerde tegen de burgers van die geweldige stad. Helaas, mijn broeders! Wie kon herhalen of aanhoren zonder in tranen te raken, hoe de moeder en het kind dat ze in de armen droeg werden doorboord door dezelfde pijl, zonder dat iemand hen oprichtte of de pijl verwijderde! Toen ze waren gevallen vertrapten de hoeven van de paarden hen met geweld! Dat ze de hele nacht door met pijlen werden doorzeefd en bij de dageraad, die voor hen nog zwarter was, gestoken werden met zwaarden en speren!.....

Toen huiverde de Aarde van gruwel door het bloedbad dat plaatsvond, zoals de sikkel het graan bewerkt, of zoals het vuur tussen droge snippers, zo sloeg het zwaard de christenen. De lichamen van priesters, dekens, monniken, edelen en armen werden op een hoop achtergelaten. Echter hoewel de dood wreed was, toch hadden ze niet zoveel te lijden als degenen die bleven leven, want de laatsten waren te midden van het vuur en de gramschap van de Turken. [Die barbaren] ontdeden hen van hun kleding en hun schoeisel. Terwijl ze hen sloegen met stokken, dwongen ze hen, mannen en vrouwen, naakt en met hun handen op hun rug gebonden, naast de paarden te lopen; die ploerten doorstaken de buik van iedereen die vermoeid raakte en op de grond viel en liet hen achter langs de weg. En zo werden ze een prooi voor de wilde dieren, of anders het voedsel voor de vogels, in welk geval ze werden gekweld en toen stierven ze. De lucht was vervuld van de stank van de lichamen (kadavers); Assyrië was vol gevangenen.

Dertigduizend zielen werden gedood. Vrouwen, jongeren en kinderen. In totaal 16.000 werden in slavernij afgevoerd, van hun kleding ontdaan, blootsvoets, hun handen gebonden, gedwongen mee te rennen met hun cipiers op paarden. Degenen die het niet volhielden, werden met pijlen en speren doorboord of achtergelaten als prooi voor de wilde dieren en de vogels. Priesters werden meteen gedood of gevangen genomen, een paar ontsnapten. De aartsbisschop van de Armeniërs werd in Aleppo verkocht..... De hele stad werd aan plundering prijsgegeven, voor een heel jaar, wat in een complete ruïne resulteerde. Van deze ramp heeft de christelijk gemeenschap van Edessa zich nooit hersteld.”

Het volgende deel zal een uitleg geven over de oorzaak en gevolgen van de Kruistochten en de veroveringen van Djengis Khan op de moslims.

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2020/01/26 ... m-deel-16/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (17)

Geplaatst op 9 februari 2020

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 16 van “Vrucht van de boom”

Slag bij Hattin in 1187

In 1187 waren de Kruisvaarders in Jeruzalem, sinds zij het bevrijdden in 1099, meer dan negen decennia de baas geweest. Ze hadden het versterkt door het verhogen van de wallen, ze groeven er een gracht omheen en maakte hun positie onaantastbaar. Saladin wist heel goed dat hij een nederlaag tegen de Kruisvaarders zou lijden en daarom nam hij zijn toevlucht tot een list, zoals de moslims wel vaker deden. De moslims versloegen de Kruisvaarders bij de Horens van Hattin ten noordwesten van het meer van Galilea. Ze maakten als lokaas gebruik van een replica van het zogenaamde Ware Kruis om ze uit Jeruzalem weg te lokken, in wat een van de belangrijkste veldslagen was in de middeleeuwse geschiedenis van het Midden Oosten. Saladin versloeg door deze list het Kruisvaardersleger en vervolgens marcheerde hij naar Jeruzalem, dat was ontdaan van troepen die in de Slag bij Hattin waren omgekomen. Alle gevangenen werden naar Mekka gebracht en tot grote vreugde van de Mohammedanen werden ze daar ter dood gebracht.


Maar ook al verloren ze Jeruzalem, de Kruisvaarders wisten niet van opgeven. Ze voerden de ene veldtocht na de andere om het Heilige Land terug te veroveren. Ze kregen Jeruzalem nooit terug, maar er was continu bloedvergieten tussen de moslims en de christenen. De Europeanen organiseerden in de volgende honderd jaar nog een reeks Kruistochten tegen de moslims, maar ze hebben het initiatief nooit meer teruggekregen. Beperkt tot de kust, bezetten ze kleine gebieden tot hun definitieve nederlaag tegen de Egyptische Mamelukken aan het eind van de dertiende eeuw. Ten slotte viel in 1291, ruim een eeuw na de Slag bij Hattin in 1187, het laatste Kruisvaardersbolwerk Acco, waarmee een einde kwam aan de Kruistochten.

Oorzaak en gevolg van de Kruistochten
Wie is in de oorlog tussen moslims en christenen het slachtoffer geweest en wie de agressor? Toen Kalief Omar in 634 Jeruzalem veroverde, was de stad voor meer dan drie eeuwen christelijk geweest. Kort daarna waren de volgelingen van de Profeet de kerken van Egypte binnengevallen en hadden ze vernietigd. Daarna vielen ze de Berbers aan en veroorzaakten het uitroeien van het christendom in plaatsen als Tripoli en Hippo Regius, dat bisschoppen had voortgebracht als Augustinus. Later was het de beurt aan Spanje, Sicilië en Griekenland. Ook de landen in Anatolië, waar door Paulus de Christelijke gemeentes waren opgericht, waren in ruïnes veranderd. Na zeven eeuwen van aanvallen en belegeringen capituleerde Constantinopel uiteindelijk in 1453 en werd het omgedoopt tot Istanbul. De islamitische dreiging bereikte de Balkan via Kosovo, Albanië, Servië, Bosnië, Kroatië, maar op wonderbaarlijke wijze werd de aanval tegengehouden en teruggeslagen voor de poorten van Wenen.

In de achtste eeuw hadden islamitische legers heel christelijk Noord-Afrika en Spanje veroverd. In de elfde eeuw veroverden de Seltsjoeken Klein-Azië, het huidige Turkije, dat christelijk was geweest sinds de tijd van Paulus. Het Oost-Romeinse Rijk, beter bekend als het Byzantijnse Rijk, werd teruggebracht tot iets meer dan Griekenland. Uit wanhoop stuurde de keizer in Constantinopel een verzoek aan de christenen van West-Europa om hen te vragen hun broeders en zusters in het Oosten te steunen. Dat was de aanleiding tot de Kruistochten. Ze waren niet het geesteskind van een ambitieuze Paus of van roofzuchtige ridders, maar het was een antwoord op meer dan vier eeuwen van veroveringen, gedurende welke de moslims twee derde van de oude christelijke wereld hadden vernietigd.

Wij moeten ons realiseren dat de Kruisvaarders ons gered hebben van de islam. Wij zijn de Kruisvaarders daarvoor dank verschuldigd. De jihadi’s waren aanvallers, terwijl de Kruisvaarders verdedigers waren. De Kruistochten ontstonden om de moslims een antwoord te geven op deze niet uitgelokte aanval. De Kruistochten werden helaas met de normen van de middeleeuwen uitgevoerd, maar waren niet wreder dan de gebruiken van die tijd; ze wisten niet beter.

Conclusies over de Kruistochten
De Kruistochten worden over het algemeen beschouwd als een reeks heilige oorlogen tegen de islam onder leiding van de Pausen en werden uitgevochten door religieuze fanatici. Zij waren de belichaming van eigengerechtigheid en intolerantie. Het zou een zwarte vlek op de geschiedenis van de Rooms-katholieke kerk en de westerse beschaving zijn geweest. Voor zover het de moorden op de Joden onderweg betreft, is dit juist. Maar wat is de waarheid over de Kruistochten als oorlogen tegen de islam en zouden er Kruistochten zijn gehouden als de islam niet had bestaan?

Om te beginnen waren de Kruistochten in elk opzicht defensieve oorlogen. Ze waren een directe reactie op moslimagressie en een poging om de islamitische veroveringen van de christelijke landen terug te draaien. Christenen in de elfde eeuw waren geen paranoïde fanatici, want de moslims maakten jacht op hen. Hoewel sommige individuele moslims vreedzaam waren, werd de islam uit oorlog geboren en volhardde daarin. Vanaf de tijd van Mohammed tot de dag van vandaag was altijd het zwaard het middel van de islamitische expansie. De christelijke wereld was dus een belangrijk doelwit voor de eerste kaliefen en dat zou zo blijven voor alle moslimleiders in de komende anderhalf duizend jaar tot vandaag toe.

Met een enorme energie sloegen de krijgers van de islam kort na de dood van Mohammed in op de christenen. Ze waren zeer succesvol en Palestina, Syrië en Egypte, eens de meest christelijke gebieden in de wereld, bezweken snel. Toen de Kruisvaarders zich uiteindelijk moesten terugtrekken uit het Heilige Land, beschouwden de Arabische historici de Kruisvaarders als een kleine irriterende invasie, lang niet zo ernstig als de bedreiging van de Mongolen in de dertiende en veertiende eeuw. Zonder islam zouden er echter geen Kruistochten zijn geweest.

Hoewel de Kruistochten geen blijvende resultaten hebben bereikt in termen van militaire verovering, waren zij belangrijk in de ontwikkeling van de handel en hun lange termijn effecten op de westerse samenleving zijn enorm. Voor het Westen echter was het belangrijkste effect de opening van de oostelijke Middellandse Zee voor de Europese scheepvaart. De Venetianen en Genuezen vestigden handelskolonies in Egypte en luxe goederen uit het Oosten vonden hun weg naar de Europese markten. In de geschiedenis van de Middeleeuwen was dit veel belangrijker dan kortstondige veroveringen. Controle over de Aziatische handel werd een steeds terugkerend thema in de latere betrekkingen tussen de Europese landen en het Oosten en zou in de negentiende eeuw leiden tot wijdverbreide westerse interventie.

In religieuze termen verhardde door de Kruistochten de islamitische houding tegenover christenen en dat leidde tot meer bloedvergieten toen de moslims na de Kruistochten Oost- en Zuid-Europa binnenvielen. De Kruistochten bleken een mislukking in hun doelstelling van de bevrijding van het Heilige Land, omdat Jeruzalem binnen een eeuw na haar bevrijding van de islamitische bezetters weer aan hen terugviel. De westerse beschaving vocht zich vrij uit de doodgreep die de islam opgelegde aan dat deel van de niet-islamitische wereld. De Kruistochten konden het Heilige Land niet voor lang bevrijden, maar stopten de moslims in hun voortgang, vertraagden hun opmars en behoedden Europa voor de islam. De Kruisvaarders hebben ons gered van een somber en bloedig lot!

Mongoolse aanval op de islam
Een opeenstapeling van klachten leidde vanaf ca. 1200 tot de Mongoolse aanval op de islam, die in 1258 culmineerde in de plundering en het uitmoorden van Bagdad onder Hulagu Khan, die hierbij werd aangemoedigd door zijn Perzische nestoriaanse christelijke vrouw. Deze aanval was feller dan de Kruistochten en heeft de islam bijna uitgeroeid. Veel moslimhistorici zien de Mongolen als rovers en plunderaars. Ze vertellen ons dat de Mongolen net zo waren als de Goten en Vandalen, die gevestigde rijke beschavingen vernietigden met behalen van buit als enig doel. De Mongoolse aanval op de islam was echter een reactie op de islamitische aanvallen van 650 tot 1250 op West-Mongolië en China.

In de 13e eeuw besloten de Mongolen uiteindelijk om de moslims te bestrijden, die gedurende zeshonderd jaar vanuit Kazachstan invallen deden. In deze periode van zeshonderd jaar had het nestoriaanse christendom bij de Mongoolse elite ook enige vooruitgang geboekt, zeker bij de Kereit clan en vooral bij de vrouwen in de Koninklijke familie. De Perzische christelijke identiteit van Dokuz Khatun, de vrouw van Hulagu, is gedocumenteerd. Verder zien we andere opmerkelijke christelijke Mongolen zoals Kitbugha en Il-Siban, respectievelijk de militaire commandant van Syrië in 1260 en de gouverneur van Damascus, die ook Mongoolse nestoriaanse christenen waren.

Djengis Khan
In 1200 werd een Mongool genaamd Temujin verheven tot Khan. Hij was een vazal van Ong Khan. In 1202 versloeg Temujin de Tataren en door dit succes verklaart de ouder wordende Ong Khan hem tot zijn adoptiefzoon en erfgenaam. Na een machtsstrijd met Ong Khan’s natuurlijke zoon Senggum nam de geadopteerde zoon Temujin in 1206 de titel Universele Heerser aan, wat zich vertaalt naar Djengis Khan.

De directe aanleiding voor de Mongolen om de islam aan te vallen, was de provocatie van een Mongoolse karavaan van enkele honderden handelaren, die aankwam in de eerder verworven Centraal-Aziatische provincie Khwarazmian bij Samarkand. De Sultan van dit Koninkrijk beweerde dat er spionnen waren in de karavaan. Djengis Khan zond gezanten en de Sultan doodde de leider van de gezanten en verbrandde de baarden van de anderen en stuurde ze toen terug naar Djengis Khan. Deze belediging was de druppel die de emmer deed overlopen en Djengis nam wraak door zijn leger in de richting van het Perzische Rijk te sturen.

In de koudste maand van het jaar verplaatsten de Mongolen zich zonder bagage door de woestijn naar Transoxanië en vertraagden toen het tempo tot dat van de kooplieden, voordat ze zich als strijders bekend maakten bij de kleinere steden van het rijk van de Sultan. Hun strategie was om hun tegenstanders door angst te zaaien, zonder strijd tot overgave te dwingen. Wie zich niet verzette, werd gespaard, degenen die zich verzetten werden vermoord als een voorbeeld voor anderen, wat velen in paniek op de vlucht joeg. Het bericht verspreidde zich van de steden aan de grens tot de belangrijkste stad Bukhara. De mensen in Bukhara opende de poorten voor de Mongolen en gaven zich over. Djengis Khan vertelde hen dat het gewone volk niet in gebreke was gebleven, maar dat de hoog geplaatsten onder hen grote zonden hadden begaan en dat God hem en zijn leger als straf stuurde. Na de val van Bukhara gaf de hoofdstad van de Sultan, Samarkand, zich ook over en de Sultan vluchtte.

Djengis Khan en zijn leger trokken dieper het rijk van de Sultan binnen, eerst naar Afghanistan en toen naar Perzië. Er wordt gezegd dat de Kalief in Bagdad vijandig was tegenover de Sultan en dat hij Djengis Khan steunde en stuurde hem een regiment Europese Kruisvaarders die hij gevangen hield. Djengis had echter geen behoefte aan infanterie en gaf hen de vrijheid en terug in Europa verspreidden zij het nieuws van de Mongoolse veroveringen.

Djengis Khan had 100.000 tot 125.000 ruiters en samen met zijn Oeigoerse en Turkse bondgenoten, ingenieurs en Chinese artsen; een totaal van 150.000 tot 200.000 man. Sommige steden hadden zich zonder strijd overgegeven. In de steden die de Mongolen werden gedwongen te veroveren, doodde men de weerbare mannen. Djengis verdeelde de overlevenden naar hun beroep en de geletterden en iedereen die verschillende talen kon spreken. De rijken en machtigen doodde hij, omdat de heersers die hij had achtergelaten na de verovering van de Tangut en Ruzhen hem, kort nadat zijn leger zich had teruggetrokken, hadden verraden.

Gemiste kans op een verbond tussen Mongolen en Kruisvaarders in 1246
Nadat de Mongolen het islamitische rijk van Khwarazmian in Centraal-Azië hadden vernietigd, polsten zij de Kruisvaarders en via hen de Paus voor een brede anti-islamitische alliantie. Paus Innocentius IV, aan wie was meegedeeld dat de Mongolen het christendom goed gezind waren, zond hen Giovanni di Pianocarpini, een Franciscaan, en Nicolas Ascelin, een Dominicaan, als ambassadeurs. Pianocarpini was op 8 april 1246 in Karakorum, op de dag van de verkiezing van de grote Khan, maar er kwam niets terecht van deze eerste poging om met de Mongolen een alliantie te smeden tegen de moslims. Vanaf het einde van de dertiende eeuw waren vele missionarissen met succes doorgedrongen in het Mongoolse Rijk in Perzië, evenals in China. Franciscus van Assisi en Raymond Lully hadden tevergeefs gehoopt de Mongolen tot het christendom te kunnen bekeren.

Tijdens het pontificaat van Johannes XXII (1316-34) waren er permanente Dominicaanse en Franciscaanse vertegenwoordigingen in Perzië, China, Tatarije en Turkestan en in 1318 werd het aartsbisdom van Sultanieh in Perzië opgericht. In China werd Giovanni de Monte Corvino aartsbisschop van Cambaluc (Beijing), hij organiseerde de religieuze hiërarchie, stichtte kloosters en bekeerde belangrijke mensen tot het christendom, met inbegrip van de grote Khan zelf. Het verslag van de reis van Ordericus de Pordenone door Azië, tussen 1304 en 1330, laat zien dat het christendom vaste voet had in Perzië, Centraal-Azië en Zuid-China.

In het begin van de veertiende eeuw leek de ontwikkeling van het christendom in het Oosten verzekerd. Helaas leden de Mongolen in 1260 een nederlaag in de Slag van Ayn Jalut en traden er interne veranderingen in het Westen op die de politieke invloed van de Pausen verzwakte. Dit leidde tot een geleidelijke stopzetting van de contacten tussen het christendom en de grote Khan van de Mongolen. De enigen die het christendom aannamen, waren de Bulgaarse Turken. Uiteindelijk is de voorgenomen alliantie met de Mongolen nooit volledig gerealiseerd. Tevergeefs zond Argoun Khan van Perzië van 1285 tot 1288 de nestoriaanse monnik Raban Sauma als ambassadeur naar de Paus en de vorsten van het Westen. Vage antwoorden van de Paus en het feit dat de meeste Mongolen langzamerhand bekeerd werden tot de islam stopten deze ontwikkelingen.

Belangrijk onder de Mongolen die tot de Islam waren bekeerd, was Timoer Lenk (Amir Timur), die zijn vijandigheid tegenover de christenen liet zien door Smyrna van de Kruisvaarders af te nemen. Dit was de definitieve breuk tussen de christenen en de heidense Mongolen en voortaan werden de meeste Mongolen tot de islam bekeerd, met uitzondering van het eigenlijke Mongolië. De islamitische Mongolen waren de Kazakken, Ughirs, Oezbeken, Tadzjieken en Khirgizen van vandaag. Toen de Mongolen van de islamitische vijand verloren, verloren de Kruisvaarders hun laatste potentiële bondgenoot en mede daardoor kwam er tegen het einde van de 13e eeuw een einde aan de Kruistochten.

Een verbond tussen Mongolen en Kruisvaarders had in de 13e eeuw de mogelijkheid om de islamitische bedreiging van de beschaving weg te vagen. Maar beide partijen bleken niet verder te kijken dan hun directe belangen. Het gevolg was dat zowel de Mongolen als de Kruisvaarders door de moslims individueel werden verslagen. De moslims hadden na de Kruisvaarders en de Mongoolse overwinningen op de islam slechts een eeuw nodig om zich te hergroeperen. Zij begonnen daarna hun volgende invasie van Europa, die in 1453 uitliep op de val van Constantinopel.

De Mongoolse ontmoeting met de Georgische Kruisvaarders
Terwijl Djengis Khan zijn veroveringen in Perzië en Afghanistan consolideerde, trok een leger van 40.000 Mongoolse ruiters door Azerbeidzjan en Armenië. Ze versloeg de Georgische Kruisvaarders, veroverde een Genuese handelspost in de Krim en bracht de winter door langs de kust van de Zwarte Zee. Toen ze op weg naar huis waren, stuitten ze op een leger van 80.000 man onder leiding van prins Mistitslav van Kiev. In de strijd aan de Kalka rivier in 1223 versloegen de Mongolen het staande leger van de prins, omdat ze lichter en meer mobiel waren en achtervolgden en doodden ze hem.

In 1225 ging Djengis Khan terug naar Mongolië. Hij heerste nu over alle landen tussen de Kaspische Zee en Beijing. Hij zag er naar uit dat de Mongolen zouden profiteren van de karavaanhandel en ze legden schatting op aan de agrarische bevolking in het westen en het oosten. Hij creëerde een efficiënt postsysteem met pony’s. Omdat hij geen verdeeldheid wenste op grond van religie, verklaarde hij vrijheid van godsdienst in zijn rijk. Om orde en welvaart te bevorderen, verbood hij leger en lokale ambtenaren om misbruik te maken van het volk. Maar al gauw was Djengis Khan weer in oorlog. Hij meende dat de Tangut niet aan hun verplichtingen voldeden en in 1227, rond de leeftijd van vijfenzestig, terwijl hij de strijd leidde tegen de Tangut, viel Djengis Khan van zijn paard en stierf.

De Mongolen belegeren en veroveren Bagdad in 1258
Ter gelegenheid van de dood van Djengis Khan kwamen de Iraniërs in opstand en wierpen het regime van hun Mongoolse heersers omver en vermoordden de Mongoolse garnizoenen. In antwoord daarop begon Hulagu Khan, de kleinzoon van Djengis, een tweede invasie van Iran. Hulagu vroeg de Abbasiden Kalief Al-Muta’sim, de zevenendertigste van zijn dynastie, de Mongoolse soevereiniteit te erkennen, zoals zijn voorgangers ooit de soevereiniteit van de Seltsjoeken hadden erkend. De Kalief stuurde Hulagu Khan als antwoord dat elke aanval op zijn hoofdstad de gehele islamitische wereld zou mobiliseren, van India tot Noordwest-Afrika.

Niet in het minst onder de indruk maakte Hulagu Khan zijn voornemen bekend om Bagdad met geweld in te zullen nemen. Tegen eind 1257 ging hij met honderdduizenden Mongoolse ruiters in de richting van Bagdad. Onderweg vernietigden ze het Assassijnse heiligdom in Alamut en plunderden de bibliotheek. De Assassijnen vormde een islamitische sekte die aan het eind van de elfde eeuw werd geleid door Hasan al-Sabah. Ze worden veelal als de sekte der Nizari’s aangeduid. Ze waren vooral vertegenwoordigd in (het huidige) Syrië en Iran. In Europa werden ze voor het eerst beschreven door Marco Polo. Het bloedbad onder de Assassijnen in Alamut liep vooruit op wat snel daarna in Bagdad zou komen, de zetel van het islamitische Kalifaat.

Tegen het einde van 1257 leidde Hulagu Khan honderdduizenden Mongoolse cavaleristen in de richting van de Abbasidische hoofdstad. Hij had de stad vanuit alle richtingen ingesloten en dat bracht de Abbasidische Kalief in een onmogelijke positie. Uit angst dat Bagdad zou worden vernietigd, kwamen de Kalief en zijn drie zonen op zondag 10 februari 1258 naar buiten. Met hem kwamen er drieduizend edelen, imams en andere hoogwaardigheidsbekleders de stad uit. Toen de Kalief bevend van angst bij Hulagu Khan kwam, vroeg deze vriendelijk naar zijn gezondheid. Daarna zei hij tegen de Kalief: “Vertel de mensen hun wapens neer te leggen en naar buiten te komen zodat we een telling kunnen maken.”

De Kalief liet in de stad aankondigen dat de mensen hun wapens moesten neerleggen en naar buiten komen. De verdedigers van de zetel van de Kalief ontwapenden zichzelf en kwamen in drommen naar de Mongolen. Maar Hulagu was niet van plan zijn woord te houden. Zodra ze waren ontwapend werden alle islamitische strijders vermoord. Daarna waaierde de Mongoolse horde uit door de stad. Alle inwoners van Bagdad, mannen, vrouwen en kinderen, werden in koelen bloede vermoord. Hoe afschuwelijk deze daad ook was, de Mongolen betaalden met deze daad zeshonderd jaar islamitisch bloedvergieten terug. In twee dagen werden in Bagdad bijna tachtigduizend mensen vermoord. Alleen de christelijke gemeenschap werd gespaard, dankzij de voorspraak van de christelijke vrouw van de Khan.

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2020/02/09 ... e-boom-17/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (18)

Geplaatst op 22 februari 2020

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 17 van “Vrucht van de boom”

Het einde van het Kalifaat

Nadat het bloedbad in Bagdad achter de rug was, gelastte Hulagu dat de Kalief en zijn zonen gevangen moesten worden genomen en opgesloten in tenten in het kamp. Op vrijdag 15 februari ging Hulagu Khan naar de stad om het paleis van de Kalief te bekijken. Hij vestigde zich in het Achthoekige Paleis en gaf een feest voor de commandanten. Hulagu zei tegen de Kalief:

“U bent de gastheer en wij zijn de gasten. Breng wat je hebt en geschikt is voor ons.” Hij toonde tweeduizend kledingstukken, tienduizend dinar, kostbare voorwerpen, met juwelen ingelegd vaatwerk en verschillende edelstenen. Hulagu zei tegen de bange Kalief: “Zeg mijn dienstknechten waar je begraven schatten zijn.” De Kalief bekende dat er een zwembad vol met goud was in het midden van het paleis. Ze groeven het op en het was vol goud.


Er werd opdracht gegeven om de harem van de Kalief te inventariseren. Er werden zevenhonderd vrouwen en concubines en duizend personeelsleden aangetroffen. Die nacht ging Hulagu Khan naar de Ordu, het Mongoolse militair kamp, om zich te vermaken met enkele van de mooiste vrouwen van de Kalief.

Na orders te hebben gegeven om het moorden te staken, vertrok Hulagu Khan op woensdag 20 februari 1258 uit Bagdad vanwege de verontreinigde lucht die afkomstig was van de rottende lijken en kampeerde in het dorpje Waqaf-u-Jalabiyya. Volgens de Mongoolse gebruiken mocht er van een koning geen bloed op de grond worden gemorst. Dat zou een slecht voorteken kunnen zijn, want de Mongolen beschouwden de Kalief als een koning. Dus bedacht Hulagu een nieuwe manier om de Kalief te doden. Hij wikkelde de Kalief in een dik tapijt, joeg zijn cavalerie er overheen en stampte zo de Kalief dood. De Kalief stierf zonder dat zijn bloed op de grond werd gemorst! De volgende ochtend gaf Hulagu opdracht aan Su’unchaq om de stad in te gaan en beslag te leggen op de bezittingen van de Kalief. Het merendeel van de islamitische heilige plaatsen, zoals de moskee van de Kalief, het Musa-Jawad heiligdom en de graven in Rusafa werd in brand gestoken. Terwijl deze slachting en vernietiging werden uitgevoerd, deden de inwoners van andere steden een verzoek om amnestie. In antwoord werd een opdracht gegeven waarin stond:

“Voortaan zal het doden en plunderen ophouden, want het Koninkrijk van Bagdad is van ons. Laat iedereen wonen zoals hij gewend was en zijn werk voortzetten. Leg je zwaarden neer, want ze hebben hun werk gedaan.”

Dit was de eerste fout van de Mongolen. Door deze amnestie begonnen de moslims zich te reorganiseren en te herbewapenen en ze wachtten tot de dag dat de Mongolen hun waakzaamheid zouden laten verslappen, zodat ze wraak konden nemen.

De geleidelijke bekering van de Mongolen tot de islam
De moord op de familie van de Kalief werd alleen overleefd door zijn jongste zoon. Hugalu besloot om hem te sparen en hij werd aan Oljai Khatun gegeven, die hem naar Khwaja Nasiruddin in Maragha stuurde. Daar trouwde hij met een Mongoolse vrouw, die hem twee zonen baarde. Dit was Hulagu’s tweede fout. Beïnvloed door hun vrouwen gingen de Mongoolse krijgers langzaam over naar de islam en binnen een enkele generatie na de dood van Hulagu begonnen ze de islam te belijden. Het waren deze islamitische bekeerlingen onder de Mongolen die India binnenvielen en het Mogol Rijk vestigden.

Toen Bagdad in 1258 werd belegerd, kwamen verschillende geleerden uit Hilla om een Koninklijk gratieverzoek te doen als een teken van overgave. Hulagu stuurde Tukal en Amir Nahli Nakhjiwani erheen en achter hen aan stuurde hij Oljai Khatun’s broer Buqa Temiir naar de steden Hilla, Koefa en Wasit om te kijken of ze oprecht waren. De bewoners van Hilla, wetende wat er gebeurd was in Bagdad, gaven zich zonder slag of stoot over en kwamen het Mongoolse leger begroeten. Ze bouwde bruggen over de Eufraat, zodat de Mongolen over konden steken en deden alsof ze blij waren met de komst van de Mongolen, omdat ze werden bevrijd van het juk van de soennitische Kalief. Buqa Temi, de Mongoolse commandant, zag geen bedreiging in de bevolking van Hilla en Koefa en op 16 februari 1258 trok hij naar Wasit, de belangrijke soennitische vestingstad, waar hij op 23 februari aankwam. Wasit gaf zich niet over, dus moest hij de stad veroveren, die daarna werd uitgemoord en geplunderd. Bijna veertigduizend mensen werden in Wasit ter dood gebracht op dezelfde manier als in 637 de moslims hadden gedaan, toen hij nog in bezit was van de Perzen.

Na de plundering van Wasit ging Hulagu Khan naar Khuzistan om de stad Shushtar tot overgave te dwingen. Sommige soldaten van de Kalief en de Turken vluchtten en anderen werden gedood. Basra en steden als Najaf en Karbala werden ook zonder gevecht overgegeven. Ironisch genoeg vroeg de belangrijkste sjiitische geestelijke Amir Sayfuddin Bitigchi aan Hulagu Khan om honderd Mongolen naar Najaf te sturen, om daar het heiligdom van Ali en de bewoners te beschermen.

De Mongoolse invasie van Syrië en Palestina
Op 19 maart 1258 kwam Ket Buqa Noyan aan in het kamp en op 26 maart werden de afgezanten van Aleppo en Damascus in Syrië, die naar Bagdad gekomen waren, naar Damascus en Aleppo gestuurd. Khwaja Nasiruddin Toesi had een brief in het Arabisch geschreven, zoals Hulagu Khan hem had bevolen. In deze brief stond:

“We zijn in 1258 gestopt in Bagdad en het liep slecht af met hen die tevergeefs waren gewaarschuwd. We riepen de Kalief op zich over te geven, maar hij weigerde en dus is hij gestraft. Wij tuchtigden hem met een zware straf. Nu doen we een beroep op u om ons te gehoorzamen. Indien u komt, loopt het goed met u af en als u weigert, berg je. Wees niet als iemand die zijn eigen graf graaft of zijn neus stoot, opdat u niet een van degenen bent wier werken ijdel zijn, wier streven in het leven verkeerd was gericht en die denken dat ze het werk goed doen. Noch zal dit moeilijk met God zijn te rijmen. En vrede zij met hem die de goede weg volgt.”

Damascus gaf zich kort daarna over. Toen keerde Hulagu terug naar huis om te proberen de macht te grijpen, omdat zijn broer, de Grote Khan Möngke was overleden.

De Mongoolse opmars naar Egypte
Egypte werd geregeerd door de moslim-dynastie van de Kamilieten. Maar in 1260 was er niemand meer van het Kamilitische geslacht over die in staat was om te regeren en een Turkmeense parvenu genaamd Quduz werd toen heerser, nadat de koning was gestorven. Hij probeerde door vrijgevigheid bij het volk in de gratie te komen. De Mongoolse legers werden verondersteld niet te stoppen te zijn, nadat ze in staat waren gebleken om zowel Bagdad als Damascus te overwinnen. De Mongolen probeerden zich te verbinden met het overblijfsel van het Kruisvaarder-koninkrijk van Jeruzalem, nu geconcentreerd in Acco, maar Paus Alexander IV verbood dit. De christenen bleven neutraal. Dit was een kardinale christelijke fout, waarvoor de Kruisvaarders zeer spoedig na de nederlaag van de Mongolen bij Ayn Jalut duur moesten betalen.

In 1260 zond Hulagu gezanten naar Qutuz in Cairo en eiste zijn overgave. Quduz reageerde door de gezanten te doden en hun hoofden op de poorten van de stad tentoon te stellen. Qutuz verbond zich met andere Mamelukken, de Baubars die uit Syrië waren gevlucht, nadat de Mongolen Damascus innamen. Na een ultimatum veroverden de Mongolen zonder veel strijd Damascus en Aleppo en begonnen ze aan hun opmars naar Egypte en Palestina. De Egyptenaren besloten in juli 1260 om de Mongolen te bestrijden, voordat ze Egypte bereikten. Dus stuurde ze een leger naar Palestina. Het merendeel van de soldaten van het islamitische leger waren de verslagen troepen van Sultan Jalaluddin in Syrië, die voor de oprukkende Mongolen naar Egypte waren gevlucht. Hun bevelhebbers waren Barakat Khan en Malik Ikhtiyaruddin Khan.

Toen de Mongoolse afgezanten waren aangekomen, riep Quduz de vluchtelingen uit Bagdad en Damascus bij elkaar en overlegde met hen over wat te doen. Ze zeiden tegen hem: “Hulagu Khan is uit Turan met een enorm leger naar Iran gekomen en niemand, Kalief, Sultan, of Malik heeft de mogelijkheid gehad om zijn aanval te weerstaan. Na alle landen te hebben veroverd, kwam hij naar Damascus en als zijn broer niet was gestorven, zou hij Egypte ook hebben toegevoegd aan zijn veroveringen. Als hij aanvalt, zal niemand hem kunnen weerstaan.”

Als antwoord zei Quduz: “Op dit moment is overal in Diyarbekir, Diyar Rabi’a en Groot-Syrië geweeklaag. Het land ligt in puin van Bagdad tot Anatolië. Als we geen preventieve aanval doen en proberen hen te weren, zal ook Egypte binnenkort worden vernietigd.”

Daarna sprak Quduz privé met Bunduqdar.

“Mijn mening,” zei Bunduqdar, “is dat we de Mongoolse afgezanten moeten doden en Ket Buqa Noyan aanvallen. Winnen of sterven, in beide gevallen zal het ons niet worden verweten en de mensen zullen ons dankbaar zijn.”

Quduz stemde in met deze plannen en ’s nachts liet hij de afgezanten onthoofden en stak hun hoofden op palen bij de poorten van zijn hoofdstad Al Fustat (Cairo).

De Slag bij Ayn Jalut op 3 september 1260
Toen Ket Buqa Noyan dit hoorde, beval hij zijn troepen zich voor te bereiden op de strijd en zei: “Blijf waar je bent en wacht op mij.” De Mongoolse en islamitische legers kwamen elkaar op 3 september uiteindelijk tegen bij Ayn Jalut in het huidige Israël, met aan beide zijden ongeveer 20.000 man. Het Mongoolse leger was oorspronkelijk veel groter, maar Hulagu nam het grootste deel ervan mee toen hij naar huis terugkeerde. De Mongolen vielen aan, het regende pijlen en Quduz maakte een schijnbeweging en begon terug te trekken. De Mongolen kwamen hem na en doodden veel van de Egyptenaren, maar toen ze bij de hinderlaag kwamen, klapte de val van drie kanten dicht.

Een bloedige strijd volgde en duurde van zonsopgang tot de middag. De Mongolen waren niet sterk genoeg en uiteindelijk werden ze op de vlucht gejaagd. Ket Buqa Noyan bleef links en rechts met alle ijver aanvallen. Sommige moedigde hem aan om te vluchten, maar hij weigerde. Alleen de Mongolen die waren gewaarschuwd, ontsnapten. Toen het nieuws van de dood van Ket Buqa Noyan Hulagu Khan bereikte, uitte hij zijn verdriet over zijn dood en wilde die wreken. Maar een nieuwe Mongoolse invasie van de islamitische wereld zou niet plaatsvinden. Hulagu kon het niet opbrengen om een nieuwe invasie te beginnen.

Onder de Mongolen kwam een sluipende bekering tot de islam op gang. Dit voorkwam verdere Mongoolse pogingen om de islam te bedreigen. Ondertussen rustten de islamitische legers niet om de Mongolen uit het Midden-Oosten te gooien, maar gaven zij ook het laatste duwtje aan de Kruisvaarders in Acco en Anthiochië met de verovering in 1291 van het Kruisvaarder-bastion Acco. Terwijl ze de kans hadden, minachtten de Kruisvaarders de Mongolen en sloten geen verbond met hen tegen de moslims. Nu versloegen de moslims hun vijanden de een na de andere. Met de dood van Ket Buqa Noyan werden de Mongolen gedwongen zich naar Syrië terug te trekken en vervolgens richting Bagdad. Maar Quduz kon niet lang van zijn overwinning genieten. Op de weg terug naar Cairo werd Quduz vermoord door troepen die trouw waren gebleven aan de oude Koninklijke dynastie.

Armenië en Cilicië (13e eeuw)
Bar Hebraeus zegt hierover:

“En het is onmogelijk in woorden uit te drukken aan welke schofferingen en beledigingen de christenen in de regio in die tijd door de Arabieren werden blootgesteld.”

Nadat in 1260 de Mongolen door de Mamelukken in Syrië waren verslagen, werden de christenen van Damascus geplunderd en vermoord; anderen als slaaf verkocht en kerken verwoest en verbrand, net als veel winkels op de markt.

In 1261 plunderden de slaven van Malik Salih, gouverneur van Mosoel, de christenen en vermoordden iedereen die geen moslim werd.

In 1264 betaalde de Joden van Caïro veel losgeld om niet levend te worden verbrand, waarbij toch nog velen omkwamen door marteling.

De Mamelukken vielen in de 13e eeuw het Koninkrijk Armenië/Cilicië binnen met moord en brand. Sultan Rubn-ad-Din Baybar vermoordde in 1266 in Sis 22.000 mensen en voerde de bevolking van Musiah, Adana, Ayas en Tarous weg in gevangenschap.

In 1268 namen de Mamelukken Anthiochië in en vermoordden alle mannen en namen de vrouwen en kinderen mee als buit. Sultan al-Zihir Baybar (1260-77) nam daar 100.000 mensen gevangen, nadat hij 16.000 verdedigers had vermoord. ”De slavenmarkt raakte zo overvoerd, dat een jongen slechts 12 dirham opbracht en een meisje slechts 5 dirham”, volgens Hitti.

In 1275 pleegden Baybar en zijn troepen overal massamoord en plunderden alles om de buit. Mopsucte werd in brand gestoken en de bevolking vermoord. Sis werd nogmaals geplunderd. Volgens de Syrische schrijver Bar Hebraeus werden er 60.000 mensen vermoord en een ontelbaar aantal vrouwen en kinderen als slaven gedeporteerd. Hij gaat verder:

“De bevolking die in slavernij kwam, bestond uit voornamelijk christenen, maar ook uit Byzantijnse en Europese Joden. De ontheemde families werden uit elkaar gehaald en verdeeld onder de soldaten of op slavenveilingen verkocht en naar verre onbekende oorden gedeporteerd. Dit gevangen menselijke reservoir, dat steeds door de Jihad werd aangevuld, werd aangeduid met de term ´buit´. De individuen die eenzaam werden door het verlies van familie (...) vulden de Arabische militaire kampen aan het begin van de verovering.”

Korte berichten:
Tussen 1291 en 1318 werden de Joden van Perzië tot de islam bekeerd en in 1333 en 1344 de Joden van Bagdad net zo.

In 1273 trokken troepen van Ayn Taben Birah Syrië binnen in de regio van Claudia (boven Eufraat) en namen een groot deel van de bevolking, vrouwen en kinderen, mee in gevangenschap/slavernij.

In 1285 plunderde een horde van 600 Koerden, Turken en Arabieren de stad Arbil. Ze vermoordden de dhimmi’s in de omliggende dorpen. Na de hele Mardin-regio te hebben verwoest, trokken ze weg met een buit van vee en vrouwen en kinderen.

In 1286 verwoestte en plunderde een leger van 4.000 Koerden, Turken en Arabieren de regio van Mosoel.

In 1289 vielen terreurgroepen een groot Nestoriaans dorp aan, dat aan de Tigris lag. Na het doden van 500 mannen en de plaats te hebben verwoest, trokken ze weg met buit en 1.000 vrouwen en kinderen.

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2020/02/22 ... e-boom-18/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Gebruikersavatar
Pilgrim
Berichten: 51240
Lid geworden op: wo jan 17, 2007 1:00 pm
Locatie: Dhimmistad

Re: Vrucht van de boom - geschiedenis van de islam

Bericht door Pilgrim »

LONGREAD: “Vrucht van de boom” (19)

Geplaatst op 7 maart 2020

Afbeelding

Lees hier deel 1 t/m 18 van “Vrucht van de boom”

Slavernij en islam

De Jihad en de slavernij zijn nauw met elkaar verbonden. Het gevolg van de Jihad hield in bijna alle gevallen slavernij voor bepaalde groepen gevangenen in. Daarom gaan we nu aan de hand van wat anderen erover schreven een aantal aspecten van de slavernij wat nader bekijken.


De moslimslavernij is door M.A. Kahn uitvoerig beschreven in zijn boek: “Islamic Jihad, A legacy of forced Conversion, Imperialism and Slavery”, (New York, 2009). Hij geeft erg veel informatie, met in sommige opzichten een focus op India. Dit boek is een must voor iedereen die hier meer over wil weten! De samensteller heeft de blz. 102-105 en 267 t/m 351 van Kahn’s boek vertaald en er een samenvatting van gemaakt die hier volgt:

Slavernij voor de islam
Slavernij is niet uitgevonden door moslims en ze waren ook niet de enige die slaven hielden. Het kwam overal in de oude wereld voor: in Egypte, in Griekenland in het Romeinse Rijk waar het langzaam aan steeds meer aan beperkingen werd onderworpen en de omstandigheden voor de slaven gaandeweg door de tijd verbeterden. Slaven kwamen ook in het oude China voor, evenals in India. We zullen een paar van die plaatsen kort belichten, gebaseerd op het boek van Kahn.

Egypte
Volgens de beroemde Griekse reiziger Herodotus (484-425 v. Chr.) werden in Egypte veel slaven gebruikt om de grote bouwwerken te realiseren, waarvan wij van sommigen nu nog de overblijfselen kunnen zien. Hij vermeldt dat aan de grote piramide van Cheops gedurende twintig jaar meer dan 100.000 slaven zouden hebben gewerkt. Recente onderzoekingen hebben uitgewezen dat dit op zijn minst wat overdreven is en dat een deel van hen zeker bestond uit geschoolde ambachtslieden, die bij de bouwplaats in tijdelijke dorpen woonden. De omstandigheden waren voor die tijd voldoende om langdurige inzet van de werkers te garanderen. De Egyptenaren verkregen hun slaven door oorlogvoering en door aankoop van over de grenzen.

Griekenland
In Griekenland en vooral in Athene en Sparta hoorde slavernij bij het economische en politieke systeem. De slaven stelden de elite in staat om zich met intellectuele zaken bezig te houden, waaraan wij veel politieke, wetenschappelijke en litteraire verworvenheden danken, die ook nu nog actueel zijn. Men kon in het oude Griekenland in slavernij raken doordat men zijn schulden niet meer kon betalen; schulden die vaak ontstonden doordat de boeren hun hoge pacht door slechte oogst niet meer konden opbrengen en zichzelf dan als slaaf aanboden om die te voldoen. De slavernij was min of meer gereguleerd door wetgeving, de wet van Draco (621 v. Chr.), en ook door de wetten van Solon (638 – 558 v. Chr.). De slaven werden daardoor staatseigendom, wat hun positie verbeterde. De wet van Solon schafte slavernij af ten gevolge van schulden en een slaaf kon alleen door de staat ter dood worden veroordeeld.

Het Romeinse Rijk
In de republiek en het vroege keizerrijk was ongeveer 15 a 20% van de bevolking slaaf. Tot aan de tweede eeuw v. Chr. had een meester legaal het recht om een slaaf te doden. De wet van Cornelius van 82 v. Chr. maakte daar een eind aan. Onder keizer Claudius (41-54 na Chr.) was een meester die de gezondheid van zijn slaaf schaadde of veronachtzaamde schuldig aan moord als de slaaf stierf. “De Clementia” van Seneca de Oudere (54-39 v Chr.) legt vast dat een meester die wreed is voor zijn slaaf openlijk wordt bestraft.

Keizer Hadrianus (117-138 na Chr.) hernieuwde de Corneliaanse en Petronische wetten en Ulpian, een stoïcijnse advocaat onder keizer Caracella (211-217 n Chr.) vermeldt een verbod voor ouders om hun kinderen als slaaf te verkopen. Diocetianus (284-305) schafte het gebruik af om schuldenaren zichzelf als slaaf te laten verkopen. Constantijn de Grote (306- 337) verbood het scheiden van gezinnen bij de verkoop van slaven. De toestand van de slaven verbeterde langzaam tijdens het Romeinse Rijk van voor het christendom.

Oud China
In China hadden rijke families slaven om handwerk te verrichten. Ook de keizer had honderden, soms duizenden slaven. En ook hier was slavernij voornamelijk het gevolg van schulden en oorlogvoering.

Oud India
In India was voor de komst van de islam slechts zeer beperkt sprake van slavernij en soms was het voor reizigers van buiten niet zichtbaar, getuige een bericht van de Griek Megasthenes (ca. 350-290 v. Chr.) die op een reis door India geen slavernij kon ontdekken: “Alle mensen zijn vrij; geen van hen is slaaf.”

Boeddha gaf aanwijzingen over de behandeling van slaven en drong er bij hun meesters op aan ervoor te zorgen dat de slaven niet te zwaar zouden worden belast en ze aandacht te geven in geval van ziekte.

Het is duidelijk dat de slavernij in India in de tijd voor de islamitische invasies maar op zeer beperkte schaal voorkwam, zeker in vergelijking met de contemporaine samenlevingen in Egypte, China en Rome. In India werden slaven nooit gezien als handelswaar en er waren geen slavenmarkten. De slavenhandel kwam pas op gang na de islamitische invasies.

Slavernij in het christendom
Slavernij wordt in het Nieuwe Testament benoemd en aanvaard als een gegeven, waarbij moet worden opgemerkt dat in het vroege christendom de slaven en vrijen binnen de kerk als gelijken met elkaar omgingen. Het Nieuwe Testament laat zien dat slavernij in die tijd heel normaal was en laat ook iets zien over de onderlinge verhoudingen:

“5. Slaven, gehoorzaam uw aardse meester zoals u Christus gehoorzaamt, met ontzag, respect en oprechtheid; 6. niet met uiterlijk vertoon om bij de mensen in de gunst te komen, maar als slaven van Christus die van harte alles doen wat God wil. 7. Doe uw werk met plezier, alsof het voor de Heer is en niet voor de mensen, 8. want u weet dat allen door de Heer beloond worden voor het goede dat ze doen, zowel slaven als vrije mensen. 9. Meesters, behandel uw slaven op dezelfde manier. Laat dreigementen achterwege, want u weet dat zij en u dezelfde Heer in de hemel hebben, en dat hij geen onderscheid maakt.”

“We zien dus dat door het christendom de slavernij als een gegeven werd beschouwd; het wordt niet echt goedgekeurd, maar er is ook geen duidelijke afkeuring. Er is wel iets vreemds, want terwijl de slavernij in de voorchristelijke Romeinse samenleving geleidelijk milder werd in zijn uitvoering, was dat onder de christelijke keizers juist andersom. De wetten werden verscherpt en de kerkvaders rechtvaardigden de slavernij op religieuze gronden. Ze bleven de slavernij steunen, zelfs toen er in Europa steeds meer oppositie tegen ontstond.”

Algemeen
We richten nu de blik op de relatie tussen de slavernij en de islam en zullen zien dat slavernij een belangrijk onderdeel was van de Jihad.

Koran en slavernij
M.A. Kahn (blz. 269-271) haalt een aantal teksten aan uit de koran die gaan over slavernij in de islam. [gebruikte koran-citaten: http://www.redouan.nl]

Kahn:

Het instituut van de slavernij is door de koran aan regels gebonden, waarin Allah vrije mensen of meesters onderscheidt, die de macht uitoefenen en rechtspreken over de stommen, de nuttelozen en de slaven:

“En Allah geeft een gelijkenis van twee mannen: een hunner is stom, heeft nergens macht over en is een last voor zijn meester; waar hij hem ook heenzendt, hij brengt (hem) niets goeds mee. Kan deze gelijk zijn aan hem die rechtvaardigheid gelast en die zelf op het rechte pad is?” (Koran16:76)

Allah waarschuwt de gelovigen voor het als gelijken behandelen van slaven en het delen van rijkdom met hen, in plaats van dat zij hen vrezen zoals iedereen:

“Hebt gij onder uw ondergeschikten deelgenoten in hetgeen waarvan Wij u hebben voorzien, zodat gij dienaangaande gelijken wordt en vreest gij hen, zoals gij elkander vreest? – Zo leggen Wij de tekenen uit aan een volk dat begrijpt.” (Koran 30:28)

Allah erkent dat sommige mensen, namelijk de meesters, door hem meer worden gezegend dan de minderbedeelde slaven, als deel van zijn heilsplan. Hij waarschuwt de moslim voor het delen van zijn gave met hun slaven. Diegenen die hun slaven als gelijken beschouwen, waarschuwt Allah, ontkent hem en laat hem min of meer in de steek:

“En Allah heeft sommigen uwer boven anderen in levensonderhoud bevoorrecht. Maar degenen die Hij bevoordeelde geven hun bezit niet aan hun ondergeschikten, zodat deze er gelijk in zullen worden. Willen zij de gunst van Allah dan verloochenen?” (Koran 16:71).

Allah legitimeert niet alleen de slavernij; hij geeft zijn “verheven” zegen aan meesters die seks hebben met hun slavinnen. (alleen moslimmannen kunnen slaven bezitten):

“En degenen die onthouding betrachten.” (Koran 70:29).

“Uitgezonderd met hun vrouwen en degenen die zij bezitten, waarvoor hen geen blaam treft.” (Koran 70:30).

“En die hun vleselijke lusten beheersen.” (Koran 23:5)

“Behalve met hun vrouwen of hetgeen hun rechterhand bezit, want dan treft hen geen verwijt.” (Koran 23: 6)

Daarom als er vrouwen zijn onder de gevangenen of slaven hebben de moslims het heilige recht om seks met hen te hebben, zoals met hun (eigen) vrouwen. Deze uitspraak van Allah is de instelling van het gebruik van seksslavernij en slaven-concubinaat in de islam, die in de pre-koloniale moslimwereld wijdverbreid was en tot ver in de 20e eeuw is blijven bestaan. Voor zover het een legaal huwelijk betreft, is er een grens van vier vrouwen waarmee een man getrouwd mag zijn:

“En als gij vreest dat gij niet rechtschapen zult zijn bij het behandelen der wezen, huwt dan vrouwen die u behagen, twee of drie, of vier en als gij vreest, dat gij niet rechtvaardig zult handelen, dan één of wat uw rechter handen bezitten. Dat is voor u de beste weg, om onrechtvaardigheid te voorkomen.” (Koran 4:3)

Maar een dergelijke limiet bestaat niet voor het aantal seksslavinnen (concubines). Allah heeft zijn “heilige“ goedkeuring gegeven aan het voeren van oorlog tegen ongelovigen met als doel het verkrijgen van slavinnen voor seksuele doelen.

“O Profeet, Wij hebben voor u uw vrouwen wettig gemaakt, aan wie gij haar huwelijksgiften hebt gegeven, en degenen die uw rechterhand bezit van haar, die Allah u als een oorlogsbuit heeft gegeven...” (Koran 33:50).

Moslims mogen seks hebben met gevangen vrouwen, zelfs als deze gehuwd zijn, maar niet met gehuwde moslimvrouwen:

“En (verboden zijn) getrouwde vrouwen, met uitzondering van haar, die gij bezit...” (Koran 4:24)

Allah herinnerde de moslims er bij herhaling aan om slaven te houden en gaf ook aan hoe ze die moesten krijgen:

“En Hij deed de mensen van het Boek die hen (de vijand) hielpen uit hun vestingen komen en vervulde hun hart met ontzetting. Gij dooddet sommigen (volwassen mannen) en gij naamt anderen gevangen” (vrouwen en kinderen).” (Koran 33: 26)

Na de Slag bij de Gracht in 627 “beval” Allah dat de volwassen mannen moesten worden gedood en de rest, de vrouwen en de kinderen, tot slaven gemaakt moesten worden.

Mohammed verdeelde de gevangen vrouwen en kinderen onder zijn volgelingen en behield een vijfde deel voor zichzelf. De jonge en mooie onder de vrouwelijke gevangenen werden tot seksslavinnen gemaakt; de Profeet nam zelf de mooie 17 jaar oude Rayhana, wier echtgenoot en familieleden in de slachtpartij waren vermoord. Hij ging diezelfde nacht met haar naar bed.

Kahn merkt verder op:

“Er zijn nog meer verzen in de koran die goedkeurend spreken over slavernij en het gevangen nemen van slaven in oorlogen. Volgens de koran mogen moslims slaven houden. Ze mogen slaven in grote aantallen verwerven door oorlogen en seks hebben met de slavinnen en ze mogen ze vanzelfsprekend gebruiken zoals ze willen. Het is voor moslims net zo legaal om seks met slavinnen te hebben als met hun wettige echtgenotes. Slavernij blijkt een van de meest gewenste (en gewaardeerde) ´heilige´ voorrechten te zijn binnen de islam, omdat Allah de moslim keer op keer aan die rechten herinnert.”

M.A. Kahn schrijft, zoals gezegd, uitvoerig over alle facetten van de islamitische slavernij; het is bepaald een schokkend relaas. We zullen hieronder uit zijn boek enkele passages citeren om ons een beeld te kunnen vormen van de verschrikkingen die deze praktijken met zich mee brachten; voor het hele verhaal zij wederom verwezen naar zijn boek.

Slavernij door de islam (blz. 330)
De islam heeft de slavernij niet ingesteld, maar wel de eeuwen oude praktijk met open armen verwelkomd en er een heilige rechtvaardiging aan gegeven, die al eeuwenlang geldig is; ze hebben het tot heden op ongeëvenaarde schaal bevorderd. (...) Niet alleen heeft de islam de uitoefening van de slavernij verergerd vanaf het begin, maar het verergerde verder in de eeuwen die volgden. De profeet Mohammed bracht de vrouwen en kinderen van de Banu Qurayza, de Khaybar en de Banu Mustliq in slavernij, nadat de mannen waren afgeslacht.

Dit als ideaal beschouwde voorbeeld van de profeet werd de “modus operandi” voor de moslimstrijders door de eeuwen heen, totdat het Westen zijn eigen betrokkenheid met de slavernij beëindigde en dat verbod ook oplegde aan de moslimwereld, ondanks ergernis, teleurstelling en zelfs gewapend verzet van de moslims. (...) Als heiden had Mohammed, behalve Zaid, geen slaven. Maar na het islamitische geloof te hebben gesticht, vergaarde hij slaven bij dozijnen tot duizenden toe. Dit voorbeeld maakt duidelijk dat, in plaats van de stap naar afschaffing te nemen, de profeet van de islam en zijn dierbaarste metgezellen zelf het instituut van de slavernij op een veel grotere schaal brachten, vergeleken met wat voorheen in Arabië gebruikelijk was. De islam introduceerde ook de meest barbaarse en wrede methoden, voorzien van “heilige” goedkeuring, om slaven te vangen op een schaal die Arabië nog niet had gezien.

Slavernij binnen de islam (blz. 331)
Ondanks veelvuldige ontkenning van het bestaan van slavernij in de islam en de claim dat de islam de eerste stap nam in de richting van afschaffing, is slavernij onomstreden een “heilig” en geoorloofd gebruik binnen de islam, dat overeind blijft tot het einde der dagen. De islamitische denker Ibn Khaldum erkende massale slavernij van niet-moslims met gloedvolle religieuze trots, en moslims veranderden Afrika in een gebied van slavenjacht en slavenfokkerij.

Bernhard Lewis schrijft:

“Moslims hielden een gebruik in stand, goedgekeurd door de schrift, de wet (sharia) en de traditie (sunnah), dat noodzakelijk was in hun ogen om de sociale samenhang in moslimmaatschappij in stand te houden.”

Ibn Khaldum dacht dat uitgebreide slavernij van zwarten in Afrika door de moslims was gerechtvaardigd: “omdat ze eigenschappen hebben die nogal op domme dieren lijken.”

De negers van de landen van de Boven-Nijl werden in grote aantallen gewelddadig tot slaven gemaakt en tot de islam bekeerd. Ze werden bijna zonder uitzondering gecastreerd en over grote afstanden vervoerd; onderweg ging het merendeel (80 tot 90%) dood. Van degenen die over de Atlantische Oceaan naar Noord- en Zuid-Amerika werden vervoerd, stierven in het transport naar de kust, de gevangenschap tijdens het wachten op transportschepen en het transport overzee onderweg naar de overkant tussen de 30% en de 50%. De mortaliteit op de transportschepen zelf was ongeveer 10%.

Er werden ook slaven verkregen door “fokkerij”, hoe bizar dat ook lijkt in onze ogen. Sultan Moulay Ismael (stierf in 1727) had een slavenfokkerij in Marokko. In Soedan waren er in de negentiende eeuw ondernemingen voor het fokken van zwarte slaven als ware het vee en schapen. In een Perzisch geschrift, de Hudud al-Alam, geschreven voor de Ghawividische heerser Abu al-Harith, wordt vermeld over de Soedan: “Er is geen streek die dichter bevolkt is dan deze. De handelaren stelen de kinderen en nemen ze mee. Ze castreren ze en brengen ze naar Egypte, waar ze hen verkopen. Slavernij bereikt zo’n omvang dat er onder hen mensen zijn die elkaars kinderen stelen om aan de handelaren te verkopen als die komen,” voegt het document eraan toe.

Slavernij was zo wijdverbreid in Afrika dat het continent synoniem werd met slavernij. Daarbij wordt gemakshalve vergeten met welke gretigheid de Tartaren en andere Zwarte Zee volken miljoenen Oekraïners, Georgiërs, Circassiërs, Armeniërs, Bulgaren, Slaven en Turken hebben verkocht. De kostbaarste handelswaar die de moslimhandelaren in de tiende eeuw kochten in de handelscentra aan de Wolga waren de blanke slavinnen, die meestal door de Vikingen werden aangeleverd en verkocht.

Aard van de islamitische slavernij (blz. 333)
Waarschijnlijk het meest verwoestende aspect van de islamitische slavernij was de castratie van de mannelijke gevangenen. De meeste mannelijke Afrikaanse slaven werden gecastreerd voor ze werden verkocht binnen de moslimwereld. Ook in India weten we van grootschalige castratie van gevangenen, vanaf het begin tot aan het einde van de islamitische overheersing.

Ook was er wijdverbreide castratie van Europese slaven. (...) Volgens Koenraad Elst “deed de islamitische beschaving op ongeëvenaarde schaal aan castratie”. De grootste tragedie daarvan was echter het grote mortaliteitspercentage. Verscheidene steden in Afrika waren fabrieken van eunuchen; ze waren kostbaar handelsgoed, omdat slechts 25% van de slachtoffers de ingreep overleefde. Verder stierf een groot percentage tijdens het transport naar de markten die vaak duizenden mijlen ver weg lagen; dit was een van de grote tragedies van de islamitische slavernij. (...) Verschillende schattingen stellen het aantal zwarte Afrikanen die in slavernij geraakten op 11 tot 32 miljoen mensen. Omdat 80 tot 90% van de gevangenen stierf voordat ze hun bestemming bereikten, is het niet zo moeilijk om in te schatten hoe groot het verlies aan mensenlevens was ten gevolge van de wrede en barbaarse islamitische slavernij...

Gevangen genomen vrouwen als middel van reproductie (blz. 102)
De gevangengenomen vrouwen werden, in overeenstemming met de voorschriften in de koran, gebruikt als seksslavinnen. Ze werden een belangrijk werktuig in de uitbreiding van de moslimbevolking. Bovendien werden vrouwen, doordat ze bij hun (ongelovige, Hindoe of christelijke of Joodse) cultuur waren weggenomen, de reden dat de niet islamitische mannen veel minder in staat waren om zich voort te planten. Daarmee ontstond een verstoring in het voortplantingspercentage van de niet islamitische bevolking; dit percentage werd daardoor ernstig verlaagd, terwijl de moslimgemeenschap juist en veel hoger groeipercentage begon te vertonen.

Waar de islamieten binnenkwamen, traden dus twee effecten op: ten eerste werd de bevolking ernstig gereduceerd doordat de moslims op grote schaal de weerbare en vruchtbare mannen afslachtten. Ten tweede trad bovengenoemd effect van de seksslavernij op, wat in een versnelde groei van de moslimpopulatie resulteerde. Om een beeld van dit effect te krijgen, kijken we als voorbeeld naar India, waar het werkelijk om grote aantallen gaat. In de veldtocht van het jaar 1000-1002 nam Sultan Mahmed meer dan 50.000 mensen gevangen. In zijn aanval op Thanesar nam hij 200.000 slaven en in 1019 waren het er 53.000.

Abdulla Khan Uzbeg, een generaal van Akbar (1556-1605), pochte erop en zei: “Ik maakte gevangenen tot een aantal van 500.000, mannen en vrouwen en verkocht ze. Ze werden allemaal islamieten. Door hun vruchtbaarheid zullen ze op de Dag des Oordeels met 10 miljoen zijn!”

Toen Nadir Shah van Iran in 1738 India binnenviel: “Na verschrikkelijke wreedheden te hebben gepleegd en te hebben geplunderd, waarbij 200.000 mensen werden vermoord, keerde hij terug met duizenden slaven en grote schatten”.

In het volgende deel wordt uitgelegd dat ook slaven van overzee werden aangevoerd door aankoop. Er blijkt dan verder uit dat de slavenhandel en wreedheden ongekende vormen aannemen, buiten de aantallen doden en verminkten hierboven genoemd.

(Overigens groot respect voor de diepgang van de onderzoeken voor het boek gedaan door de heer Bontenius, auteur van “Vrucht van de boom”)

Door: “Henk der Niederländer”

https://ejbron.wordpress.com/2020/03/07 ... e-boom-19/
De Islam is een groot gevaar!
Jezus leeft maar Mohammed is dood (en in de hel)
Plaats reactie