1. Wat is wetenschap?
• Ten eerste is er wetenschap als activiteit om kennis te verwerven; hierbij kan men niet zeggen "wetenschap" is zus of zo, maar eerder, 'streeft ernaar zus of zo te zijn', want ook in het wetenschapsbedrijf worden geregeld fouten gemaakt.
• Ten tweede is er wetenschap als het geheel van resultaten dat na kritiek en discussie gedurende meerdere jaren, langzamerhand tot een consensus bij de specialisten geleid heeft: in deze context kan men een aantal algemene kenmerken als karakteristiek beschouwen.
• Ten derde is het onmogelijk dat eisen van strengheid die bv. in de fysica of de scheikunde mogelijk zijn, in dezelfde mate aanwezig zouden zijn in bv. economie, sociologie, psychologie, enz.;
Wetenschap :
• Is in essentie een zelfcorrigerend kennissyteem waarvan àlle deeldisciplines elkaar in hun zoektocht naar betrouwbare kennis interactief ondersteunen.
• Is systematisch, consistent en biedt een samenhangend geheel van verklaringen.
• Kennisvergaring gebeurt direct en indirect door experimenten en/of logische deductie.
• Onderzoekt kennis die verifieerbaar en falsifieerbaar (weerlegbaar) is.
• Bedient zich van ondubbelzinnig, helder en operationaliseerbaar taalgebruik.
• Houdt betrouwbare kennis contradictieloos.
• Uitzonderlijke beweringen of fenomenen op grond van de huidige wetenschappelijke consensus, vragen uitzonderlijk sterke bewijzen of argumenten.
2. Wat is pseudo-wetenschap?
Een pseudo-wetenschap is een verzameling van opvattingen die worden gepresenteerd alsof ze wetenschappelijk zijn, terwijl dit niet het geval is. Een theorie is slechts wetenschappelijk als ze empirisch getoetst kan worden. Dit houdt in dat men uit de theorie hypothesen kan afleiden die voldoende nauwkeurig en controleerbaar zijn opdat ze door de feiten bevestigd of weerlegd zouden kunnen worden. De twintigste-eeuwse filosoof Karl Popper had het in dit verband over 'falsifieerbaarheid'. Een theorie is slechts falsifieerbaar als het in principe mogelijk is om ze te weerleggen. Als ze door geen enkel denkbaar feit kan worden tegengesproken, en met andere woorden alles verklaart, dan is ze niet falsifieerbaar en bijgevolg niet wetenschappelijk. De idee van falsificatie impliceert dat een hypothese interessanter is naarmate ze preciezer - en dus minder waarschijnlijk - is. En uitspraak zoals "het zal volgend jaar regenen" is triviaal, omdat de waarschijnlijkheid dat de uitspraak klopt zeer hoog is. Nemen we evenwel de uitspraak "dat het op een bepaald uur van een bepaalde dag van een bepaald jaar op een bepaalde plaats zal regenen", dan is de kans dat ze waar zal blijken te zijn veel kleiner.
Einsteins algemene relativiteitstheorie, bijvoorbeeld, stelt dat licht wordt aangetrokken door zware voorwerpen. Einstein voorspelde daarom dat het licht dat van een ster afkomstig is en langs de zon passeert, zal afwijken van zijn baan omwille van de aantrekkingskracht van de zon. Deze uitspraak, die men als een hypothese kan beschouwen, was zeer informatief, omdat ze zeer onwaarschijnlijk was. Ze werd in 1919 getest tijdens een zonsverduistering, en bleek te kloppen. Einsteins theorie is wetenschappelijk, niet zozeer omdat zijn voorspelling betreffende de afwijking van het licht correct was, maar omdat het principieel mogelijk is om aan te tonen dat ze niet waar is. Had men in 1919 ontdekt dat het licht van de ster niet door de zon wordt aangetrokken, dan was Einsteins theorie 'gefalsifieerd'. Dat had de theorie niet onwetenschappelijk gemaakt, maar eenvoudigweg vals. Pseudo-wetenschappen worden nu ondermeer hierdoor gekenmerkt dat men er geen nauwkeurige hypothesen of voorspellingen kan uit afleiden, of dat men de 'voorspellingen' niet kan falsifiëren. Zo zal bijvoorbeeld een astroloog 'voorspellen' dat iemand die geboren is met Venus in de schorpioen, in het vijfde huis en in oppositie met Saturnus, een neiging heeft tot het vertonen van seksueel gedrag, maar aangezien Schorpioen een teken van lijden is, kan dit gedrag sadomasochistische trekken vertonen, wat evenwel kan verstoord worden door de oppositie met Saturnus, enzovoort. Dergelijke 'voorspellingen' zijn zeer vaag, en het is volkomen onduidelijk hoe ze ondubbelzinnig zouden kunnen worden weerlegd, of gefalsifieerd.
Verder maken aanhangers van pseudo-wetenschappen vaak gebruik van wetenschappelijk jargon, zonder dat evenwel duidelijk wordt gemaakt wat daar precies mee bedoeld wordt. Men heeft het bijvoorbeeld over 'energievelden', 'krachten', 'stralingen', enzovoort, maar bij nader onderzoek verwijzen deze termen, zoals ze in hun pseudo-wetenschappelijke context worden gebruikt, niet naar iets dat in de werkelijkheid voorkomt. Men kan hier ondermeer denken aan het geloof in telepathie, aardstralen en bioritmes. Tenslotte kan men ook die theorieën als pseudo-wetenschappelijk beschouwen die wèl toelaten om voorspellingen te doen, maar die reeds afdoende gefalsifieerd zijn, terwijl men er toch geloof aan blijft hechten. Voorbeelden zijn ondermeer het creationisme, homeopathie en allerlei complottheorieën.
Belangrijk is ook dat een waardevolle theorie, of hypothese, beter moet zijn dan alternatieve theorieën of hypothesen. Pseudo-wetenschappen pogen vaak 'oplossingen' te geven voor bepaalde problemen die veel beter worden verklaard door de gangbare wetenschappelijke kennis. Bovendien streven wetenschappelijke theorieën ernaar om consistent te zijn met andere theorieën, zodat bijvoorbeeld de fysica coherent is met de biologie, met de scheikunde, enzovoort. Pseudo-wetenschappen daarentegen zijn niet alleen onderling tegenstrijdig, maar ook onverzoenbaar men fundamentele, wetenschappelijke inzichten.
Wat is het verschil tussen wetenschappers en pseudo-wetenschappers?
Naar Matthijs Van Boxsel :
"In tegenstelling tot pseudo-wetenschappers wenden wetenschappers strenge methodes aan die hen behoeden voor grote fouten. Bovendien gebruiken ze hun zelfkritiek om zichzelf te corrigeren. Indien ze hun hypothese niet proefondervindelijk kunnen bewijzen, verdwijnt hun werk in de prullenmand. Dwaze wijzen daarentegen gaan blindelings door op de door hen ingeslagen weg, zonder dat ze zich laten afleiden door de mening van anderen. Je kunt ze vergelijken met tekenfilmfiguurtjes die bij een ravijn komen en gewoon verder lopen in de lucht, zonder grond onder hun voeten. Zelfs wanneer pseudo-wetenschappers zwaar in de fout gaan, blijven ze verder bouwen aan hun luchtkasteel, waarbinnen ze zich heer en meester voelen."
3. Wat is het scheermes van Ockham?
En waarom hangen skeptici zo dogmatisch dat principe aan? Skeptici hangen dogmatisch geen enkel principe aan, maar zoals alle mensen met gezond verstand gebruiken ze vuistregels die al talloze malen hun praktische of theoretische bruikbaarheid bewezen hebben. Zodra echter blijkt dat deze vuistregels niet volstaan, zullen ze andere gebruiken. Een eenvoudig voorbeeld: wanneer je iemand konijntjes uit een hoed ziet halen, dan is de vuistregel te denken dat hij een goochelaar is; iemand die onmiddellijk denkt dat daarbij bovennatuurlijke krachten gebruikt worden, is tot nu toe altijd tot de bevinding gekomen dat hij 'teveel' verondersteld had.
Het scheermes van Ockham zegt:
"entia non sunt multiplicanda praeter necessitatem" : "je moet het aantal zijnden niet groter maken dan nodig".
Bv. wanneer je een fenomeen kunt verklaren door de werking van drie krachten, is het niet nuttig er ook nog een vierde bij te veronderstellen. Kortom de meest eenvoudige verklaring is meestal de beste. Soms kan dat eens anders uitvallen, maar dan merk je dat wel bij verder onderzoek.
Het scheermes van Ockham is echter vooral nuttig als de supplementaire kracht die je veronderstelt (bv. magische krachten, directe ingreep van God, ingreep door de geest van overledenen, enz.) nog nooit enig bewijs van zijn bestaan geleverd heeft en vooral als dat bestaan strijdig is met de totaliteit van onze degelijk bevestigde wetenschappelijke inzichten. Al degenen die fenomenen wilden verklaren bij middel van overbodige entiteiten zoals, kabouters, elfjes, tovenarij, rituelen, geesten, paranormale krachten enz., hebben tot nu toe altijd moeten vaststellen dat hun verklaring niet met de echte feiten strookte: er was een eenvoudiger verklaring.
Vraag van een lezer:
Het zwakke punt van het scheermes van Ockham is niet het principe maar de persoon (c.q. de wetenschappelijke cultuur waar deze persoon onderdeel van uitmaakt) die dit principe toepast. Voor het toepassen van dit principe is een referentiekader noodzakelijk en als dat niet adequaat is èn de persoon in kwestie is niet moedig of intelligent genoeg om dit te beseffen, dan hebben wij een probleem. Ik zal een heel onaangenaam voorbeeld geven...
In het voorgaande kwam het stimuleren van delen van de hersenen ter sprake wat tot gevolg had dat de proefpersoon "mystieke" ervaringen kreeg: uittreden, godservaren, etc. Conclusie: allemaal onzin dus deze mystieke ervaringen van mensen want hier blijkt gewoon een electro-fysische oorzaak aan ten grondslag te liggen! Tja...
Meent u werkelijk dat in dit heelal toveren bestaat? Dat het mogelijk is om "echte" ervaringen te hebben ZONDER dat ons lichaam ergens in staat moet zijn om dit te vertalen in een gewaarwording? U ruikt dus altijd zonder neus?! Deze proefneming heeft alleen maar aangetoond dat het menselijk brein in staat is om deze gewaarwordingen te hebben. Over de oorzaak van dit soort ervaringen buiten de context van dit experiment weten wij helemaal niets af. Ook kunnen wij weinig zeggen over het werkelijkheidsgehalte van datgene wat zo'n persoon meende te ervaren. We weten het gewoon niet! Kortom: dat scheermes van Ockham is slechts bruikbaar in "vertrouwde" situaties waar men kan beschikken over een adequaat referentiekader.
Helaas heeft de wetenschap de onhebbelijke drang om iedere situatie te rangschikken binnen de categorie "vertrouwde situaties".
HG, Amsterdam.
Antwoord Etienne Vermeersch:
Tot ver in de 17de eeuw - en voor velen nog tot op heden - meende men wel degelijk - of meent men nog - dat in het heelal toveren bestaat. De reden waarom rationeel denkende mensen dat nu niet meer menen is juist het gevolg van het feit dat we niet alleen in vertrouwde situaties, maar heel algemeen het scheermes van Okham toepassen.
We stellen vast dat zowel de gedragsmechanismen als de neurofysiologische substraten die gepaard gaan met het gebruik van het reukorgaan "de neus", reeds bij heel eenvoudige biologische organismen bestaan; we stellen ook vast dat de waaier van mogelijkheden ervan, de gevoeligheid voor leerprocessen en het verband met gedrag waarbij we een vorm van gewaarwording of bewustzijn veronderstellen, gepaard gaan met specifieke vormen van complexiteit op neurofysiologisch vlak. Zeggen dat er daarbij nog een andere entiteit aanwezig is, die we hoegenaamd niet waarnemen en die we voor het verklaren van de processen niet nodig hebben, is een totaal overbodige hypothese en om die te elimineren gebruiken we het scheermes van Okham.
Als primitieve mensen voor het eerst de motor van een auto zien draaien, dan zeggen ze: er zit een geest in die motor (the ghost in the machine) als ze Okham zouden gebruiken, ook buiten "vertrouwde situaties" zouden ze begrijpen dat het ook zonder die geest kan.
Uiteraard kunnen wij niet bewijzen dat er in die motor geen "geest" zit: we weten alleen dat die om te draaien uit die en die componenten moet bestaan. Overbodige hypotheses (die niet bijdragen tot verklaring) kun je naar hartelust veronderstellen en je kunt zelfs zeggen dat we het niet-bestaan ervan niet kunnen bewijzen. Maar het interesseert ons helemaal niet het niet-bestaan te bewijzen van zaken we niet nodig hebben en die men tot in het oneindige kan uitvinden. De bekoring om naar overbodige hypotheses te verwijzen is vooral groot wanneer een fenomeen nog niet een afdoende verklaring gekregen heeft. Sommige wetenschappers laten zich door die lokroep in verwarring brengen en dat is spijtig, want dwaalwegen zijn tijdverlies. De geschiedenis van de wetenschap laat dan ook een kerkhof achter zich van begraven overbodige hypotheses. Of wat vriendelijker uitgedrukt: vroeg of laat belanden al die overbodige entiteiten in de hemel van geesten, kabouters en elfjes. Maar skeptici hebben niets tegen sprookjes, alleen plaats je ze best niet op de boekenplank van ernstige wetenschap. Om die boekenplank vrij te houden van parasieten gebruik je best het scheermes van Okham.
4. Is materialisme bewijsbaar?
Is materialisme bewijsbaar? door prof. E. Vermeersch Reactie op vraag of materialisme bewijsbaar is.
1. Starre wetenschappers?
Vraag :
Een belangrijke factor, welke van beslissende invloed is geweest op het wetenschappelijk denken, is de manier waarop de wetenschapper zijn onderzoek doet. De basis van zijn onderzoek wordt gevormd door het verrichten van waarnemingen. Hierbij speurt hij naar wetmatigheden in de natuur. Als resultaat hiervan zal hij trachten modellen op te stellen, welke algemeen geldig zijn. Hierbij volgt de wetenschapper een evolutionair pad, waarbij de werkelijkheid wel steeds dichter wordt benaderd, maar deze mogelijk nooit wordt bereikt. Het primaire doel van dit proces is echter de beheersing van de natuur. Niet het vinden van de waarheid. Dat kan hooguit het secundaire doel zijn, want deze ligt pas aan het einde van het proces, dat in principe oneindig lang kan duren. Elk model of theorie is echter een benadering, welke gebaseerd is op een beperkte hoeveelheid gegevens. Het moet steeds worden aangepast wanneer zich weer nieuwe verschijnselen voordoen. Bij het zoeken naar verklaringen lijkt het er op dat het vaststellen van een goede logische, plausibele en causale verklaring belangrijker is dan het verschijnsel zelf. Immers de wetenschapper is ingehuurd om verschijnselen te verklaren en hanteerbaar te maken. Met onverklaarbare zaken kan hij niet uit de voeten. Wonderen maken hem letterlijk brodeloos. Daar is geen eer aan te behalen.
Aan deze werkmethode is het gevaar verbonden dat de wetenschapper langzamerhand in zijn model, dat hij steeds maar verder perfectioneert, vast groeit. Hij gaat op den duur geloven in de onomstotelijke geldigheid ervan en is dan geneigd een waarneming die hier niet in past als twijfelachtig of zelfs als onjuist te beschouwen. Dat kan zo ver gaan, dat hij zelfs weigert ook maar een blik te werpen op verschijnselen die buiten zijn wetenschappelijke model vallen. Dit omdat hij dan het gevaar loopt een geheel nieuw model te moeten ontwerpen. Een voorbeeld hiervan is de wetenschappelijke afwijzing van een aantal homeopatische geneesmiddelen, waarvan de werking echter duidelijk is aangetoond. In het boek van Ian Pearce "Stress, Kanker, Voeding en Meditatie", wordt een voorbeeld gegeven van een op deze wijze vastgelopen wetenschapper, professor John Tayler, die eens tijdens een college zou hebben gezegd:
"Er zijn drie dingen die ik onmogelijk kan aanvaarden, voorkennis, materialisatie en dematerialisatie, en levitatie, het opheffen van de zwaartekracht. Als het bestaan van één van deze drie bewezen kan worden, zou dat alle aanvaarde natuurwetten omverwerpen. Deze wetten nu zijn ons bijzonder van dienst geweest bij het begrijpen van de stoffelijke wereld en daarom kunnen wij ons domweg niet veroorloven ze omver te laten werpen. Ik zou mij dan ook met hand en tand tegen een dergelijk bewijs verzetten, ook als dat geleverd zou kunnen worden, want als dat zo is, zou ik terug zijn bij af en mijn hele wetenschappelijke overtuiging moeten herzien."
Het zal duidelijk zijn, dat we met een dergelijke hantering van wetenschappelijke modellen niet zo goed in staat zijn belangrijke vorderingen te maken bij het wetenschappelijk- en met name bij het geneeskundig onderzoek. Ik denk hierbij aan de moeizame vorderingen bij het onderzoek van rheuma, hart- en vaatziekten, kanker en aids, maar ook bij de 'eenvoudige' ziektes als griep en verkoudheid. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat er andere alternatieve denkbeelden beginnen te ontstaan, welke meer uitzicht bieden. Het zal ook duidelijk zijn dat de officiële wetenschap zich heftig tegen deze nieuwe denkbeelden zal verzetten. Dit omdat ze niet passen in de bestaande modellen en zij opgevat worden als aanvallen op hun gevestigde orde.
(Naam en adres bekend)
Reactie door Prof. Etienne Vermeersch:
Geachte,
In uw bijdrage over het "wetenschappelijk" denken zitten enkele terechte opmerkingen, maar ook een aantal moeilijk houdbare. Het is inderdaad juist dat de onderzoeker zoveel mogelijk verschijnselen die hij vaststelt, zal proberen onder te brengen in modellen. Meestal gaat het om wetten die zelf kunnen herleid worden tot overkoepelende theorieën. Een eerste keer gaat de auteur uit de bocht als hij beweert dat het primaire doel van dit proces beheersing van de natuur is, en niet het vinden van de waarheid. Dat is historisch onjuist. De ontwikkeling van de wiskunde in de Oudheid had met beheersing van de natuur geen uitstaans; en dat geldt ook in grote mate voor de statica, de hydrostatica en de optica. Wie het axiomatisch opgebouwde werk over hydrostatica van Archimedes bestudeert (peri ochoumenoon), moet vaststellen dat de daar bewezen stellingen, hoe verbluffend ook, nauwelijks iets met eventuele toepassingen te maken hebben. Overigens is de studie van de astronomie tot halfweg de 20ste eeuw helemaal en ook nu nog grotendeels, gericht op het theoretisch kennen, zonder uitzicht op beheersing. Bij het ontstaan van de natuurkunde van Newton en de vernieuwing van de scheikunde bij Lavoisier, kan men hetzelfde vaststellen. Toen Maxwell zijn theorie van de electromagnetische golven ontwikkelde, had hij geen idee van de onvoorstelbaar vele toepassingen die daardoor een verklaring zouden krijgen.
Dat wetenschappers een tendens hebben om zich aan een model waarin ze jarenlang gewerkt hebben, vast te klampen, is inderdaad herhaalde malen vastgesteld: zie Galileï, Lavoisier, enz. Telkens opnieuw is het echter opgevallen dat jongere onderzoekers weinig problemen hebben om oude modellen af te breken; integendeel, ze kunnen er hun naam mee vestigen.
Wat onze auteur niet schijnt te beseffen is het volgende. De tendens om een bestaand model te verdedigen, heeft ook grote voordelen. De wetenschappelijke wereld wordt immers voordurend overspoeld met beweringen over waarnemingen van de meest uiteenlopende aard. Meestal zouden de onderzoekers het grootste deel van hun kostbare tijd verliezen, indien ze die allemaal au sérieux zouden nemen. De tendens om daarbij alles wat niet strookt met het model uit te schakelen biedt daarbij een enorme tijdwinst..
Het is echter onjuist te beweren dat daardoor nieuwe vondsten niet kunnen doordringen. De vrij snelle doorbraak van de relativiteitstheorie en de quantummechanica, in strijd met de Newtoniaanse fysica, heeft dat ontkracht. Ook in de geneeskunde heeft men herhaaldelijk nieuwe ideeën zien doorbreken. Zo was tot enkele jaren geleden bijna iedereen ervan overtuigd dat maagzweren een zuiver functionele stoornis waren, vooral bevorderd door stress. Nu aanvaardt nagenoeg iedereen dat een bacterie er een wezenlijke rol in speelt en dergelijke voorbeelden zijn legio.
Naast de modellen die op beperkte terreinen worden toegepast, gebruiken de grote wetenschappelijke theorieën echter ook zeer algemene postulaten die samenhangen met enkele absoluut noodzakelijke invariante kenmerken die we aan de natuur moeten toeschrijven om die voor wetenschap toegankelijk te maken. De hypothese bv. dat de natuurwetten niet plots veranderen; dat de universele constanten geen drastische schommelingen ondergaan (bv. dat de lichtsnelheid ofwel constant blijft ofwel slechts onnoemelijk kleine wijzigingen ondergaat) enz. Een van die basispostulaten die tot grote successen in de geschiedenis van de wetenschappen heeft geleid, is het naturalistisch postulaat dat zegt dat de verschijnselen en wetmatigheden op alle kennisdomeinen uiteindelijk, ten eerste gehoorzamen aan de basiswetten van de scheikunde en de natuurkunde, en ten tweede, daarin uiteindelijk hun verklaring zullen vinden. In de wetenschapsgeschiedenis is dat postulaat nooit op één zelfs miniem gebied ontkracht en daarenboven heeft het als leidraad gediend bij alle grote stappen vooruit in de uitbreiding van ons inzicht in de natuur. Een dergelijk postulaat is niet gelijk te stellen met een "model" dat tijdelijk als verklaring moet dienen. Een typische toepassing van dat postulaat in de natuurkunde is de stelling dat een 'perpetuum mobile' niet construeerbaar is. Sinds jaar en dag worden universiteiten over de hele wereld geregeld geconfronteerd met 'studies' die moeten aantonen dat zo'n perpetuum mobile wel geconstrueerd kan worden.
Vaak zijn die bijzonder ingewikkeld. Het zou gewoon idioot zijn al die projecten te bestuderen en daaraan kostbare tijd te verliezen. Dankzij het postulaat kunnen we die gewoon van de tafel vegen. Daar is niets onwetenschappelijks aan: zodra verpletterend bewijsmateriaal voor het bestaan van dat perpetuum mobile zou geleverd zijn, zou men het wel moeten aanvaarden en de hele fysica ombouwen, maar zoiets doet men toch niet voor de eerste de beste bewering. De professor John Tayler, die levitatie, dematerialisatie, materialisatie en voorkennis niet aanvaardt, is helemaal niet vastgelopen: hij gebruikt zijn elementair gezond verstand: het aanvaarden van het bestaan van die fenomenen is strijdig met het naturalistisch postulaat en met dit van de invariantie van de basiswetten van de natuur. Er zijn in de loop van de geschiedenis tienduizenden verhalen opgedoken over fenomenen die met het naturalistisch postulaat in strijd zijn en waar geen redelijk mens rekening mee houdt (kabouters, elfjes, spookverschijningen, vrouwen die zich in een zwarte kat kunnen veranderen, enz. enz. ). De mensen - ook onze auteur - houden daar geen rekening mee omdat ze onbewust het naturalistisch postulaat hanteren. Zonder dat postulaat is de wereld van Harry Potter even waarschijnlijk als die van ons.
Wat de homeopathie betreft, die is zonder meer in strijd met het naturalistisch postulaat. Overigens is dat niet het opkomen van een nieuw model, maar het hardnekkig blijven bestaan van een al eeuwen achterhaald model. Hoewel dat eigenlijk niet hoefde, zijn er toch mensen die hun kostbare tijd besteed hebben aan het testen van deze geneesmethode. Nooit is die op ook maar één terrein systematisch efficiënter gebleken dan een placebobehandeling. Toch blijft men beweren dat de werking is aangetoond: daar ligt het krampachtige vasthouden aan verroeste ideeën. Mag ik er terloops op wijzen dat het verwijzen naar boeken in deze materies niet bewijskrachtig is: het papier is gewillig. Alleen publicaties in internationaal aanvaarde referee-tijdschriften komen hiervoor in aanmerking.
En dan volstaat het nog niet één of een paar artikels te hebben: vooraleer in deze materies een ruime consensus is ontstaan is het verlies van tijd en geld, en op medisch vlak, van mensenlevens, om geloof te hechten aan bakerpraatjes...waarom dan niet onmiddellijk Harry Potter erbij halen: daar is er tenminste "method in the madness".
Etienne Vermeersch.
Bron: Skepp.be
Extra:
1. Het Woordenboek van de Scepticus
2. Pseudowetenschap zoals gedefeniëerd @ Wikipedia
3. De Wetenschappelijke Methode
4. Interview met Etienne Vermeersch