Veel moslims in de kliniek zijn bezeten door djinns
Moslims wijten hun psychische klachten vaak aan onzichtbare wezens, aan djinns. Dat biechten ze niet op aan hun psychiater, maar voor het succes van de behandeling is het toch van belang dat die ervan weet.
In de donkere kelder van de fabriek waar hij werkte, zag de man plotseling een witte gestalte. Een stem vroeg: „Wat doe je hier?” Die stem bleef de man, een twintiger van Marokkaanse afkomst, nog twee maanden achtervolgen. Daarna verdween ze, maar kwam er geroezemoes voor in de plaats. De man begon dwangmatig gedrag te vertonen: hij controleerde veelvuldig het gas en de deursloten, legde voorwerpen dwangmatig recht en had de neiging om gebaren van anderen te kopiëren en hen exact na te praten. In gezelschap kon de Marokkaan het kopieergedrag nog wel onderdrukken, maar zodra hij alleen was, barstte hij uit in gebaren en woorden die hij die dag had gezien.
De man schreef zijn klachten toe aan een djinn: een onzichtbaar wezen dat bezit kan nemen van mensen, volgens de Koran. Hij bezocht diverse imams en islamitische genezers om zich te laten verlossen van de djinn.
De imams en genezers trachtten de djinn te verdrijven door Koranteksten te lezen of hem een amulet te laten dragen. Toen dat niet hielp, probeerden ze het met een overnachting op een begraafplaats en een onverhoedse duw in een put in de woestijn. Maar ook dat deed de djinn niet verdwijnen, waardoor de man belandde op de polikliniek Psychiatrie, en uiteindelijke terechtkwam bij psychiater Jan Dirk Blom.
Blom werkt op een afdeling voor psychotische patiënten bij de Parnassia Bavo Groep, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg in Den Haag. Hij krijgt tijdens zijn werk veel te maken met mensen die hun hallucinaties toeschrijven aan een djinn. Tachtig tot negentig procent van de islamitische patiënten wijt zelf zijn klachten aan djinns, schat de psychiater. Elke week meldt zich wel een nieuwe patiënt die last denkt te hebben van zo’n kwelgeest die hij alleen zelf kan zien. Die kunnen trouwens niet alleen als verklaring worden aangegrepen voor geestelijke, maar ook voor onbegrepen lichamelijke klachten.
Van de gekste verhalen kijkt Blom niet meer op. Het valt hem op dat patiënten djinns vaak waarnemen met meerdere zintuigen. Ze horen niet alleen stemmen, maar ze zien ook een donkere gestalte voor zich, ze ruiken een vieze geur en ze hebben het gevoel dat er iemand achter hen staat en een hand op hun schouder legt. „En regelmatig manifesteren djinns zich als dieren in de beleving van de patiënten. Zo ken ik iemand die ’s nachts slangen langs zijn benen omhoog voelde kronkelen, en iemand die ervoer dat hij werd gebeten door een grote zwarte hond.”
Niet dat psychiatrische patiënten zomaar opbiechten dat er een djinn in het spel is. Pas als hij er heel gericht naar vraagt, vertellen patiënten aan Blom dat ze hun klachten toeschrijven aan een djinn. Blom: „Het helpt om te laten merken dat je iets weet van het thema. Vraag gewoon of iemand wel eens een imam of religieuze genezer heeft bezocht om van zijn klachten af te komen, en wat daar dan is gebeurd. Uiteindelijk komen patiënten wel met djinns voor de dag, als ze erin geloven. Bedenk wel: ze zijn de wanhoop nabij als ze hier komen – ze worden al lang geplaagd door klachten.”
Maar veel psychiaters wagen het niet om over djinns te beginnen. Blom schreef onlangs een artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, in de hoop dat zijn vakbroeders meer aandacht durven te hebben voor djinns. Die onwetendheid is juist een van de redenen dat islamitische patiënten niet met hun geloof in djinns te koop lopen, weet Cor Hoffer. „Sommige psychiaters zeggen: ik weet niets van religies, dus ik ga er ook niet naar vragen. Mijn advies is: overwin die schroom”, zegt de cultureel antropoloog, die werkt in de geestelijk gezondheidszorg, eveneens bij de Parnassia Bavo Groep. „Andere hulpverleners doen djinns zelfs af als religieuze onzin. Maar het loont de moeite om belangstelling te hebben voor de religieuze uitleg die mensen geven aan hun klachten.”
Al waarschuwt Hoffer ook voor het tegenovergestelde. „Niet alle moslims kunnen over een kam worden geschoren. Iedere moslim gelooft in het bestaan van djinns, maar over hun invloed op het dagelijks leven is veel discussie.”
Wat wint een psychiater met het ter sprake brengen van djinns?
„De patiënt voelt zich serieus genomen”, legt Hoffer uit. „Patiënten zijn vaak opgelucht als hun visie op hun klachten ook op tafel komt. Het wekt vertrouwen dat ze open kunnen zijn over djinns. En dat is heel belangrijk, want het slagen van de behandeling hangt af van de verstandhouding tussen psychiater en patiënt.”
Jan Dirk Blom kan spreken uit ervaring. Toen hij zijn loopbaan als psychiater twaalf jaar geleden begon, waren Turkse en Marokkaanse patiënten berucht. „Het kwam vaak voor dat ik patiënten antipsychotica gaf, en dat ze er totaal niet op reageerden. Ze bleven op bed liggen, en na een half jaar vertrokken ze zonder dat hun toestand was verbeterd. Via familie hoorde ik toen over djinns. Die verboden de patiënt zijn pillen in te nemen. Of hij nam de medicijnen zelf niet, omdat hij geen vertrouwen had in de westerse geneeskunde.”
Het viel Blom ook op dat islamitische patiënten dikwijls nogal zwijgzaam waren. „Autochtone Nederlanders kunnen hun klachten nauwelijks voor zich houden. Maar als je islamitische patiënten vraagt waarom het slecht met ze gaat, dan zeggen sommigen weinig meer dan: ik heb geen werk, en dat vind ik niet leuk. In werkelijkheid hebben ze allerlei psychische problemen, maar die komen door djinns en daarmee kun je niet bij een psychiater aankomen. Op die manier is het heel moeilijk om contact te leggen met een patiënt.”
Door over djinns te praten, kan de verhouding tussen patiënt en hulpverlener verbeteren. Over de behandeling kan dan ook openlijk worden gesproken. Blom zegt dan: een djinn gaan we niet wegkrijgen met medicijnen. „Ik wil weten of de patiënt de behandeling een kans geeft. Het is ook belangrijk om met de familie op een lijn te komen: als een psychiater het heeft over schizofrenie en de familie denkt aan djinns, dan is de kans klein dat de patiënt thuis pillen blijft slikken.”
Als er meer openlijke aandacht is voor djinns, zegt Blom, wordt medicatie trouwer genomen en een behandeling beter gevolgd. Veel van zijn patiënten kunnen uiteindelijk in stabiele toestand ontslagen worden uit de psychiatrische instelling.