Rechter: Nederland moet Afghanen schadevergoeding betalen om bombardement bij Slag om Chora
De Nederlandse staat moet een schadevergoeding uitkeren aan nabestaanden na een bombardement in Afghanistan in 2007. Tijdens de Slag om Chora vielen burgerdoden, zowel door geweld van de Taliban-strijders als door Nederlands militair geweld.
Tijdens een grootscheeps bombardement, bedoeld om te voorkomen dat de Taliban de Chora-vallei in de provincie Uruzgan zouden overspoelen, is een woonhuis ten onrechte als doelwit aangemerkt, vonnist de Haagse rechtbank woensdag. Een twintigtal burgers kwam om. Nederland moet de nabestaanden een schadevergoeding betalen.
De rechtbank stelt dat er onvoldoende bewijs was dat het wooncomplex een uitvalsbasis vormde voor Talibanstrijders. De inlichtingen waar de commandant zich op baseerde, waren al uren oud en er was geen zekerheid of alle burgers het gebied hadden verlaten na waarschuwingen.
Het was een kwestie van vechten of vertrekken aan de vooravond van de Slag om Chora, in juni 2007. Een vallei vol dorpen dreigde in handen te vallen van de taliban en de angst voor wreedheden tegen de bevolking was groot. Nederland wilde een herhaling voorkomen van de genocide in Srebrenica (1995) toen Nederlandse militairen niets konden uitrichten om Bosniërs te beschermen tegen Servische moordpartijen.
Deze keer zou Nederland standhouden. De hele confrontatie duurde een paar dagen en vormde voor de Nederlanders een van de zwaarste slagen in de oorlog. Vooral de nacht van 16 op 17 juni 2007 was heftig. De pantserhouwitser vuurde tientallen granaten af, Hellfire-raketten vlogen door de lucht en de boordmitrailleurs van de vliegtuigen en helikopters spuwden meer dan vierduizend kogels.
Er hingen 75 toestellen van de coalitie boven het gebied die maar liefst 55 bommen afwierpen. De Taliban-strijders werden in de dagen daarna de vallei uitgejaagd en de Nederlandse Tasforce Uruzgan kwam als overwinnaar uit de bus.
Achteraf bleek dat er ook veel onschuldigen waren gedood in de strijd. Het was lastig om duidelijkheid te krijgen. Veel lichamen bleken verdwenen – begraven of weggevoerd. Veel doden waren binnen 24 uur begraven omdat de islam dat oplegt. De Nederlanders troffen ook lichamen die na dagen nog niet door buurtbewoners werden herkend of opgeëist. Er waren vers gedolven graven, maar de onderzoekers kregen ook te maken met Afghanen die het verlies van een dierbare claimen maar geen graf kunnen tonen. Vrijwel niemand kon een identiteitsbewijs tonen of bewijzen hoeveel familieleden en kinderen hij had.
Er werden schadevergoedingen uitgedeeld aan slachtoffers en nabestaanden. Mensen in het wooncomplex waar deze zaak om draait, kregen 10.000 dollar.
De vraag rees of er uit angst het gebied te verliezen niet te veel wapengeweld uit de kast was getrokken in verhouding tot het werkelijke aantal tegenstanders. Nog steeds lopen de schattingen uiteen van honderd talibanstrijders tot meer dan duizend. Ook of de burgerbevolking wel genoeg was gewaarschuwd om elders dekking te zoeken voor de bombardementen, is altijd over de zaak blijven hangen.
Opheldering
Vier nabestaanden van omgekomen burgers willen opheldering over zeven bommen die op hun huizencomplex zijn gevallen. Daarbij stierven twintig mensen. Ze vinden dat Nederland hun compound onterecht als vijandelijk doel heeft aangemerkt.
Hun advocate Liesbeth Zegveld stelt dat de inlichtingen te oud waren als basis voor een bombardement. De informatie dat er vanuit het huis was geschoten, dateerde van half vijf in de middag en pas ’s nachts om half vier barstte het bommengeweld los. Na zes bommen zag een waarnemer die contact had met de jachtvlieger dat er mensen uit het huis renden. Hij dacht dat het om wegvluchtende Talibanstrijders ging.
Defensie kon tijdens een eerdere zitting niet precies onderbouwen waar het besluit om te bombarderen op was gestoeld. Er zouden nog andere inlichtingen zijn die het huis als vijandelijke uitvalsbasis aanwezen, maar de staat kon dat niet concretiseren.
De rechtbank benadrukt dat de uitspraak niet betekent dat de aanval op het woonhuis in Chora een oorlogsmisdaad was. Er is namelijk ook niet vastgesteld dat het woonhuis géén militair doelwit kon zijn. Alleen dat de staat onvoldoende heeft aangedragen om dat te onderbouwen.
De omstandigheden tijdens die nacht waren extreem, stelt de rechtbank ook. Daarom waren het moeilijke beslissingen die de commandanten moesten nemen. ,,De Taksforce Uruzgan werd geconfronteerd met een grootschalige aanval van de taliban die niet alleen risico’s voor de eigen troepen met zich bracht, en dan met name voor de troepen op de White Compound (de militaire basis in de Chora-vallei, red.) maar ook voor het deel van de lokale bevolking dat ernstig te vrezen had voor zeer gewelddadige represailles van de Taliban. Het voorgaande neemt echter niet weg dat ook, of misschien juist, onder moeilijke omstandigheden tijdens een gewapend conflict, de beginselen van internationale mensenrechten moeten worden gerespecteerd.’’
De hoogte van de schadevergoeding moet nog worden vastgesteld.