Een opsteker voor de politie en geblaat van de AEL.

Waarom slaan bepaalde moslims, waar dan ook, elkaar en anderen de hersens in? Hoort geweld en de drang tot overheersing en bekering bij de essentie van de islam?
Gert
Berichten: 91
Lid geworden op: zo feb 09, 2003 7:03 pm
Locatie: NL

Een opsteker voor de politie en geblaat van de AEL.

Bericht door Gert »

=


http://www.gva.be/vindzoek/archief/Arti ... eck=online

Datum : 19/12/2002
Titel : 19-12-2002

Een opsteker voor de politie en geblaat van de AEL.

Een tussentijds verslag van het Comité P over de aanpak van de rellen op de Turnhoutsebaan na de moord op Mohammed Achrak, is een opsteker voor de Antwerpse politie. Het politie-optreden wordt door het Comité P omschreven als 'niets op aan te merken'. Dat is een bevestiging wat enkele burgers hadden opgemerkt op de fameuze avond van 29 november, maar burgers zijn natuurlijk geen specialisten in de techniek en de strategie van het politiewerk. De mensen van het Comité P zijn dat wel. Hun slotconclusie is lovend voor de Antwerpse politie. Als het goed is, moet dat ook worden gezegd. De politie vangt soms veel wind, wat niet abnormaal is. Het is het recht van de belastingbetaler om een professioneel hoogstaande politie te eisen. Het Comité P had overigens wel wat meer mogen schrijven dan dertien regeltjes.

Verheugend is ook dat de Antwerpse politie, die op 3 april nog werd verrast door de gewelddadigheid van een niet toegelaten pro-Palestina-betoging, sindsdien de AEL-acties veel beter aanpakt. Verrassend is dan weer dat er geen enkele klacht was bij het comité P. Nochtans kraaiden de AEL-woordvoerders dat er op 29 november voortdurend provocaties waren en dat er willekeurig naar de pepperspray werd gegrepen. Ze dienden niet eens één klacht in. De AEL lijkt een grote papieren tijger.

Geblaat voor de galerij noemt men zoiets. Zoals de vertoning in Gent, waar Ahmed Azzuz (AEL) weer grote potten brak met een hele rare opmerking aan het adres van Gerolf Annemans (Vlaams Blok). 'Mensen als Annemans zouden daar in de toekomst niet meer zitten' en 'anderen zouden daar wel voor zorgen'. Volgens Annemans is dat mogelijk een doodsbedreiging. "Slecht begrepen", zei Azzuz. Het betekent dat de AEL de overheid tot een beter beleid wil aanzetten, zodat het Vlaams Blok dan niet meer zou moeten bestaan... Een dwaze repliek, die nergens op slaat. Zeker niet de AEL zal het Blok doen verdampen, integendeel. De AEL is een zegen voor het Blok. Het incident werd groot nieuws. Aanwezigen op het debat vertelden me dat Bart De Wever (N-VA) en senator Hugo Vandenberghe (CD&V) veel betere dingen wisten te vertellen, maar over hen viel geen woord meer. Onnozele beweringen en halve bedreigingen zijn veel interessanter.

Roger VAN HOUTTE


======

http://www.comitep.be/2002/Tussentijdse verslagen/Apen_orde_ael.pdf



INHOUDSOPGAVE:

TUSSENTIJDS VERSLAG OMTRENT DE OPVOLGING EN HET POLITIEOPTREDEN IN HET RAAM VAN
DE HANDHAVING VAN DE OPENBARE ORDE O.A. DOOR DE LOKALE POLITIE VAN ANTWERPEN ______ 1

1. HANDHAVING OPENBARE ORDE - BETOGINGEN OF MANIFESTATIES
INGERICHT DOOR DE AEL __________________________________________________________ 2

1.1. ORDEHANDHAVING OP 3 APRIL 2002 ------------------------------------------- 2
1.2. ORDEHANDHAVING OP 21 APRIL 2002 ------------------------------------------- 3
1.3. ORDEHANDHAVING OP 29 SEPTEMBER 2002 --------------------------------------- 3
1.4. ORDEVERSTORINGEN NAAR AANLEIDING VAN DE MOORD OP DE HEER MOHAMMED ACHRAK -- 3


2. PROBLEMATIEK VAN HET DE CONINCKPLEIN ___________________________________________ 4

2.1. ACTIE DE CONINCKPLEIN OP 26 JULI 2002 ------------------------------------- 4
2.2. ACTIE DE CONINCKPLEIN OP 31 AUGUSTUS 2002 --------------------------------- 4


pag. 1

TUSSENTIJDS VERSLAG OMTRENT DE OPVOLGING EN HET POLITIEOPTREDEN IN HET RAAM VAN DE
HANDHAVING VAN DE OPENBARE ORDE O.A. DOOR DE LOKALE POLITIE VAN ANTWERPEN

In het kader van de handhaving van de openbare orde besloot het Vast Comité P,
reeds voor het Euro 2000-voetbalgebeuren, deze materie bijzonder op te volgen. Om
deze doelstelling te verwezenlijken, werd, in een eerste fase, enerzijds de nodige
expertise ontwikkeld binnen het Vast Comité P en zijn Dienst Enquêtes en werd
anderzijds de problematiek zo nodig en wanneer mogelijk opgevolgd in reële tijd
proactief en niet meer louter reactief. In het licht van deze doelstelling en in het
verlengde van het toezichtsonderzoek met betrekking tot de werking van de politie
van Antwerpen, werden verschillende tussenkomsten geanalyseerd en werden
sommige zelfs in reële tijd gevolgd. Deze tussenkomsten worden hierna kort
beschreven.

Bij wijze van tussentijdse conclusie kan het volgende worden gesteld. Belangrijk om
zeggen is dat in al deze dossiers het Vast Comité P en zijn Dienst Enquêtes alle
mogelijke faciliteiten en medewerking hebben gekregen van de
politieverantwoordelijken van de politie Antwerpen. De leden van de Dienst
Enquêtes konden zonder enig bezwaar briefings en debriefings bijwonen en kregen
alle mogelijke documenten ter beschikking. Wat de uitvoering van de verschillende
operaties zelf betreft, dient gesteld dat er twee op objectieve basis als litigieus van
aard kunnen worden beschouwd, in casu de ordehandhaving op 3 april 2002 en de
tussenkomst op het De Coninckplein op 26 juli 2002.
Wat de tussenkomst op 3 april 2002 betreft, dient gesteld dat qua voorbereiding en
algemeen concept van uitvoering er, gelet op de korte termijnen en de inlichtingen
waarover men beschikte, weinig andere opties mogelijk waren. Weliswaar dienen de
ad hoc-vragen gesteld te worden voor alle voorhanden en misschien ook "niet
voorhanden" inlichtingen. Wat de concrete uitvoering van bepaalde tussenkomsten
betreft, kan evenwel niet ontkend worden dat zowel op het vlak van individuele
uitvoering als van tactische uitvoering en van coördinatie met eenheden van de
federale politie een en ander ongetwijfeld technischer had kunnen verlopen. Dit
werd trouwens ook toegegeven in een ad hoc gesprek daaromtrent met de korpschef
en zijn naaste medewerkers. De meeste randaspecten (o.a. de werking van het
centrum aangehouden personen) werden evenwel perfect georganiseerd. Bepaalde
vragen dienen nog geverifieerd inzake informatievergaring en verwerking in het
algemeen. Deze problematiek maakt het voorwerp uit van de bijzondere aandacht
van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten en van een bijzonder
toezichtsonderzoek.

Ter gelegenheid van de opvolging van deze en andere ordediensten kon ook worden
vastgesteld dat er nogal wat verschillen bestaan tussen hetgeen aangeleerd wordt bij
de federale politie en bij de lokale politie inzake inlichtingenwerk en operaties. Aan
dit laatste punt wordt evenwel tegemoetgekomen door de afstemmingsvormingen die
ingericht worden door de federale politie en waaraan ook de politie Antwerpen
deelneemt, zodat in de toekomst een en ander ongetwijfeld anders zal verlopen. Dat
deze aanpak reeds vruchten afwerpt, kon trouwens vastgesteld worden tijdens de
ordedienst op 29 november 2002 naar aanleiding van de herdenkingsplechtigheid
voor de heer Mohammed Achrak, waaruit bleek dat het opgestelde dienstorder


pag. 2

technisch anders was opgebouwd dan voorheen en in zekere mate als duidelijker
voorkwam.
Wat de tweede litigieuze tussenkomst (actie De Coninckplein op 26 juli 2002)
betreft, dient gesteld dat de beslissing om de actie af te breken getuigde van gezond
verstand en van een handelen conform de geest en de letter van de geldende
wetgeving, o.a. de Wet van 5 augustus 1992 op het Politieambt.
Het Vast Comité P neemt zich voor de problematiek van de handhaving van de
openbare orde en van de informatievergaring in dit verband verder op te volgen,
onder meer in Antwerpen.




1. HANDHAVING OPENBARE ORDE - BETOGINGEN OF MANIFESTATIES INGERICHT DOOR DE AEL[1]


1.1. ORDEHANDHAVING OP 3 APRIL 2002

Naar aanleiding van de televisiebeelden werden, op initiatief van het Vast Comité P,
leden van de Dienst Enquêtes ter plaatse gestuurd teneinde poolshoogte te nemen van
de algemene toestand en mogelijks nog een aantal acties op het terrein verder te
volgen als waarnemer. Vervolgens werden een aantal gesprekken gevoerd met de
verantwoordelijken voor de ordehandhaving van de politie Antwerpen en met de
directeur-coördinator (DirCo). Tevens werden de videobeelden geanalyseerd en
werd een afsluitende bespreking gehouden tussen de voorzitter van het Vast Comité
P, het Hoofd van de Dienst Enquêtes en de korpschef van de politie Antwerpen en
enkele van zijn rechtstreekse medewerkers.

De politie Antwerpen werd pas op 2 april 2002 op de hoogte gebracht van de
betoging. Pas in de late voormiddag van 3 april 2002 kon contact worden gelegd met
de verantwoordelijke van de AEL, die stelde dat het de bedoeling was een statische
betoging te houden. Tevens werd gesteld dat een belangrijke groep van de
deelnemers zou bestaan uit families met vrouwen en kinderen en dat er een interne
ordedienst van 50 man aanwezig zou zijn. De organisatoren schatten het aantal
deelnemers op enkele honderden, hooguit 1000 personen. Op basis van deze
informatie werd een dispositief uitgebouwd. Men kan zich wel de vraag stellen of
men over voldoende inlichtingen beschikte omtrent de mogelijke doeleinden van een
dergelijke beweging. De verantwoordelijke kaders werden (mondeling) gebrieft; er
was geen (tijd voor een) geschreven order. Vrij snel is gebleken dat de manifestatie
een andere wending zou nemen en dat de eigen ordedienst de situatie niet meester
was.
Er werd, zodra duidelijk werd dat de betoging een ander dan verwacht verloop zou
kennen, ook een beroep gedaan op versterking van de federale politie (helikopter,
sproeiwagen, enz.). Deze versterkingsaanvragen konden in reële tijd aangevraagd en
geleverd worden.
Wegens het gewijzigde karakter van de manifestatie werden de machten verplaatst in
functie van de noden en diende er ook offensief opgetreden te worden.
Ook de werking van het centrum voor aangehouden personen werd nagekeken.
Hierbij kon worden vastgesteld dat de geldende regels (gescheiden cellen voor
bestuurlijk en gerechtelijk aangehouden personen, verwittiging van de ouders van
minderjarigen, enz.) werden nageleefd.

Het ingezette dispositief zou ongetwijfeld hebben volstaan indien de manifestatie het
verloop had gekend dat de organisatoren voor ogen hadden. Een en ander is
duidelijk anders verlopen, blijkbaar ook tegen de wil van de organisatoren zelf.
Los van de uitvoering van bepaalde tactieken, die ongetwijfeld beter kon, was de



pag. 3

aanwending ervan op zich in de gegeven omstandigheden (plaats en tijd) en gezien
het dispositief de enige mogelijkheid. Stellen dat men a priori, op basis van de
inlichtingen (of het gebrek aan inlichtingen) meer middelen van de lokale of de
federale politie had moeten voorzien, is een discussie waarop sommigen
waarschijnlijk positief en anderen negatief zullen antwoorden. Uitgedrukt in termen
van het foutcriterium kan in ieder geval niet worden gezegd dat de gekozen opties
niet deze zijn die een normaal voorzichtige en in dezelfde omstandigheden geplaatste
politiechef niet zou genomen hebben.
Het vergaren van inlichtingen in het raam van de handhaving van de openbare orde
sensu lato is een belangrijk punt dat het Comité ook verder en dieper zal analyseren.


1.2. ORDEHANDHAVING OP 21 APRIL 2002

Leden van de Dienst Enquêtes begaven zich op 21 april 2002 ter plaatse teneinde het
verloop van deze ordedienst te kunnen volgen.
De betoging als dusdanig was verboden en door een voldoende groot
politiedispositief kon dat verbod ook gehandhaafd worden. Er werden een aantal
bestuurlijke aanhoudingen verricht, alle overeenkomstig de geldende wettelijke en
reglementaire richtlijnen.
Het dispositief bestond uit lokale politie aangevuld met steunelementen van de
federale politie en werd tevens verwezenlijkt in samenwerking met sommige
diensten van de federale politie. Het optreden was gebaseerd op een duidelijke en
begrijpelijke filosofie.
Er deden zich, voor zover wij hebben kunnen vernemen, geen incidenten voor.


1.3. ORDEHANDHAVING OP 29 SEPTEMBER 2002

Leden van de Dienst Enquêtes hebben in het kader van deze manifestatie inlichtingen
ingewonnen over de voorbereiding en de uitvoering van de ordedienst. De
problematiek van de informatievergaring kon in zekere mate als dusdanig gevolgd en
geëvalueerd worden. Tijdens de briefing werd de nadruk gelegd op discretie en
alertheid maar ook op het belang van communicatie met de manifestanten en op de
principes inzake geweldgebruik.

Met de organisatoren werd een reisweg overeengekomen en door hen werd gevraagd
om de machten discreet op te stellen, onder meer gelet op de aanwezigheid van een
interne ordedienst.

Op het terrein was de opstelling inderdaad discreet en waren er op enkele
aanhoudingen na geen zware incidenten waarop de politie had kunnen anticiperen.
Het in plaats gestelde dispositief voldeed aan de eisen die daaraan kunnen gesteld
worden. De manier van aanhouden en opsluiten was ook conform de regelgeving.
De samenwerking tussen de DirCo en de federale politie inzake informatieinwinning
en steunverlening gaf evenmin aanleiding tot enige opmerking.


1.4. ORDEVERSTORINGEN NAAR AANLEIDING VAN DE MOORD OP DE HEER MOHAMMED ACHRAK

Zodra het kennis had van de ordeverstoringen, heeft het Vast Comité P de
gebeurtenissen op de voet gevolgd. Zo kon worden vastgesteld dat de korpschef en
zijn onmiddellijke medewerkers daadwerkelijk de operaties leidden en opvolgden en
daarbij blijk gaven van een doordachte aanpak.
Tevens hebben leden van de Dienst Enquêtes de voorbereiding en de uitvoering van
de ordedienst gevolgd op 29 november 2002. De opdracht tot discrete opstelling en



pag. 4

het vermijden van provocerend gedrag (door de opstelling en door individuele
gedragingen) werd volgens de gedane vaststelling goed opgevolgd.
Een goed initiatief was het verspreiden - via het intranet - van een fiche bestemd
voor alle agenten waarin gesteld wordt hoe dient opgetreden te worden bij AELacties.

Het Vast Comité P is van mening dat op het optreden van de politie Antwerpen in
deze niets is aan te merken.




2. PROBLEMATIEK VAN HET DE CONINCKPLEIN


2.1. ACTIE DE CONINCKPLEIN OP 26 JULI 2002

In het kader van het handhavingsbeleid rond prostitutie werd een actie gehouden,
door de politie Antwerpen in samenwerking met de Dienst Vreemdelingenzaken
tegenover twee instellingen.
Vrij snel bleek dat de te controleren personen zich tegen de controle verzetten en dat
ook omstanders zich met de controle gingen inlaten. Na een kort incident besloot de
leidinggevende officier dan ook de actie stop te zetten.
De beslissing die in deze omstandigheden werd genomen, getuigde van inzicht en
een duidelijk afwegen van 'kosten-baten' in termen van geweldsaanwending versus
te bereiken doel. Men moet zich hier ook op algemene wijze vragen stellen over het
nut van een degelijke informatievergaring.


2.2. ACTIE DE CONINCKPLEIN OP 31 AUGUSTUS 2002

Een gelijkaardige actie werd gehouden op 31 augustus 2002, weliswaar met
verhoogde inzet van politiemiddelen.
Leden van de Dienst Enquêtes woonden de voorbereiding van de actie en de actie
zelf bij. Merkwaardig was dat tijdens de briefing ook de kabinetschef van de
minister van Binnenlandse Zaken aanwezig was, evenals een vertegenwoordiger van
het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. Qua dispositief
werd gewerkt met twee perimeters, wat toeliet eventuele incidenten beter te
beheersen. Na opsluiting werden de personen teruggebracht naar de plaats van
controle wegens het niet meer voorhanden zijn van openbaar vervoer.
Het ging ons inziens om een goed voorbereide actie met oog voor een professionele
nazorg en met permanent contact met een vertegenwoordiger van het Afrikaans
Overlegplatform.


pag. 5


NOTEN
[1] - Dossiers nr. 12765/2002 en 29824/2002.






=
Plaats reactie