‘Weg hier! Weg uit mijn moskee”, schreeuwt Mohammed Boudadi. De jongen met de lange baard komt dreigend op hem aflopen. „Wegwezen!” Boudadi ziet een vuist omhooggaan. Een pijnscheut trekt door het hoofd van de 48-jarige moskeevoorzitter.
In een klein, onopvallend gebouw aan een Zoetermeerse parkeerplaats wordt in de zomer van 2012 een oorlog uitgevochten. Tussen tientallen geradicaliseerde jongeren en een moskeebestuur. De jongeren willen de moskee overnemen. Inmiddels is het vier jaar later en is de strijd beslecht. Het bestuur heeft zijn moskee behouden, de jongeren zijn vertrokken naar Syrië.
Dit is het nooit vertelde verhaal over de eerste Nederlandse Syriëgangers. Eind 2012 vertrekken tientallen Zuid-Hollandse jongeren naar het strijdgebied. Vanuit Syrië faciliteren zij de uitreis van vele andere Nederlanders. Deze jihadgangers volgden lessen in Al-Qibla. Dat is de naam van een Zoetermeerse moskee op een kilometer afstand van het hoofdkantoor van inlichtingendienst AIVD. Dat deze jongeren radicaliseerden, wist iedereen – moskeebestuur, politie Haaglanden, AIVD – maar niemand greep in.
In de koffieruimte van de moskee blikt het bestuur voor het eerst terug op de uitreisgolf van jihadstrijders. Het bestuur bestaat uit oudere Marokkaanse Nederlanders. Bestuurslid Ahmed Boussebaa (72) noemt zichzelf de oudste Marokkaanse inwoner van Zoetermeer. Miloud Zizaoui, vicevoorzitter, is sinds 1983 bestuurslid. Mohammed Boudadi werd in 2007 voorzitter. Baghdad Kaddouri is al 17 jaar imam in Al-Qibla. Hij antwoordt in het Arabisch en spreekt maar een paar woorden Nederlands.
Bijna vier jaar na de reis naar Syrië weten ze nog steeds niet hoe de jongeren onder hun ogen konden radicaliseren. Imam Kaddouri zal tijdens het gesprek toegeven: „Eigenlijk begrijp ik er niks van.”
I. Wat voorafging
Mohamed Talbi is een geliefde figuur in de Zoetermeerse moslimgemeenschap. Hij bezoekt de Al-Qibla-moskee nog geen vijf jaar als hij in 2005 wordt gekozen tot voorzitter. Talbi, een man met grijze krullen, is amicaal en vrijgevig. Als hij op vakantie is geweest in Marokko, neemt hij flesjes parfum mee om uit te delen. „Mijn relatie met hem was uitstekend”, zegt de imam.
Talbi was vroeger een hangjongere. Hij begrijpt de verleidingen van de straat en verstaat de taal van de jongeren. Nadat Boudadi hem in 2007 is opgevolgd als voorzitter, gaat Talbi de jeugd Arabisch doceren. „Hij had uitstraling”, zegt Boudadi. „Zowel ouders als jongeren zagen hem als rolmodel.” Talbi combineert Arabische les met islamitische les. „Hij kon je raken met zijn lezingen over bijvoorbeeld de profeet, over de Koran, over hoe je moet bidden”, zegt Sofyan, een 21-jarige jongen die de lessen bijwoonde. Zijn vrienden van 19 en 20 jaar, die niet met hun naam in de krant willen, waren er ook bij. Zij noemen Talbi „sterk”, „brutaal” en „slim”.
Wat zijn populariteit bevordert, is dat Talbi, anders dan imam Kaddouri, in het Nederlands preekt. Vanaf 2010 trekt hij ook jongeren van buiten Zoetermeer. Met name salafisten uit Den Haag, Delft en Schiedam dragen hem op handen. „Soms kwamen ze met auto’s vol”, herinnert Sofyan zich.
Voorzitter Boudadi: „Toen ze maar bleven komen, gingen we ons zorgen maken.”
Imam Kaddouri: „Ik heb de ouders gewaarschuwd. Waarom komen de jongeren hier elke vrijdag naartoe? Hebben zij geen moskeeën in Delft of Schiedam?”
De ouders begrijpen niet waar hij zich druk om maakt. De jongeren bidden toch netjes en lezen uit de Koran? „Ze wilden niet naar mij luisteren”, zegt de imam. „Ouders zeiden: ik zie onze kinderen liever in de moskee dan in een bar.”
II. De confrontatie
De jonge volgers van Talbi constateren al gauw dat er van alles mis is in Al-Qibla. Ze vinden de ouderen ‘verwesterd’. Hun moskee ziet eruit als een museum, met dat kleurrijke tapijt en die blauw-witte mozaïektegels. Dat moet allemaal weg. Andere moskeebezoekers krijgen te horen dat ze hun baard niet mogen scheren. Als een 19-jarige jongen zich toch scheert, worden ze woedend.
Er ontstaat een kamp van Talbi-aanhangers en een kamp met aanhangers van het bestuur en de imam. Bestuursleden ergeren zich aan jongeren die hun de les lezen en schrijft dit toe aan de invloed van Talbi.
„Maar een deel van de ouders zag geen kwaad in Talbi”, zegt voorzitter Boudadi. „Als wij een jongen wilden wegsturen, kwam zijn vader naar ons toe: ‘Deze moskee hebben wij gefinancierd met ons eigen geld, wij hebben ook recht dat onze kinderen hier blijven’.”
De bestuurders van de moskee gaan Talbi beter in de gaten houden. „Bij zijn lessen zat ik achterin om te controleren wat Talbi zei”, vertelt vicevoorzitter Miloud Zizaoui. „Ik heb hem nooit horen praten over de jihad in Syrië.”
De moskeebestuurders krijgen de indruk dat Talbi jongeren buiten de moskee om ronselt. De imam hoort jongeren vaak praten over de jihad. „Het was: jihad, jihad, jihad”, zegt Kaddouri. „Ik heb toen in mijn preken gezegd dat de jihad geen oplossing is voor de situatie in Syrië. Daarna kreeg ik bedreigingen. Ze zeiden: ‘Weet jij het beter dan onze eigen geleerden? Pas maar op’.”
De jongeren beginnen de imam en het bestuur te beledigen. Ze noemen hen ‘honden’ en ‘ongelovigen’. Boudadi: „Ze zeiden dat ze ons uit onze eigen moskee zouden zetten.” Wanneer de imam het gebed leidt, lopen de jongeren weg. In de islam mag je niet bidden „achter een ongelovige”, verklaren ze.
In juli 2012 stelt het bestuur een huisreglement op. Radicale jongeren mogen hun ideologie niet meer in de moskee verspreiden. De jongeren zeggen dat zij alleen de wetten van Allah volgen. De spanning neemt toe. Als een bestuurslid ziet dat een Schiedamse radicaal jongeren toespreekt, wijst hij hem de deur. De radicaal weigert te vertrekken, waarop het bestuurslid de jongen met een klapstoel te lijf gaat. Enige tijd later wordt voorzitter Boudadi op zijn hoofd geslagen als hij een andere jongen wegstuurt. De aangifte bij de politie die daarop volgt, leest als een noodkreet. De moskee heeft „grote problemen” met jongeren die „de moskee willen radicaliseren”, staat er.
III. De Syriëgang
Vanuit gemeente en politie blijft het stil. Op 27 september 2012 bespreekt de politie in het driehoeksoverleg met burgemeester Charlie Aptroot (VVD) dat in de moskee een machtsstrijd gaande is tussen het bestuur en een groep jongeren die „orthodoxer van aard” is. Burgemeester Aptroot ziet geen aanleiding om in te grijpen. Een intern conflict binnen een vereniging is immers geen verstoring van de openbare orde. De politie Haaglanden heeft de moskee dan echter al maanden in haar vizier. In juni 2012 maakt een observatieteam foto’s van jongeren die in de moskee voor problemen zorgen. Aptroot zegt dat hij niets van dit onderzoek wist.
De politie Haaglanden wijst erop dat overheden in 2012 veel minder alert waren op radicalisering omdat toen nog geen jihadgangers naar Syrië waren vertrokken. Burgemeester Aptroot: „Niemand zag aankomen dat men naar Syrië zou vertrekken. Toen ik begin 2013 hoorde dat er jongeren waren uitgereisd, was het voor mij echt van: hè?”
Het moskeebestuur komt intussen steeds meer onder vuur. Het zou hebben ‘geklikt’ bij de politie. De radicalen verbreden hun machtsbasis in de moskee. De 19-jarige jongen die zijn baard niet mocht scheren: „Ze probeerden je vertrouwen te winnen met leuke activiteiten. Iedere week vroegen ze: ‘Hé, we gaan voetballen, ga je mee?’ Mijn vader zei altijd: ‘Niet gaan.’ Hij wist dat Talbi te radicaal was voor mij.” De 22-jarige jongen werd uitgenodigd voor een barbecue. „Ik ben nooit gegaan, ik vond ze apart.”
In de periode december 2012-januari 2013 reizen tientallen jongeren kort na elkaar richting Syrië, als eerste groep jihadgangers van Nederland. Daarop nodigt Aptroot het moskeebestuur uit op zijn stadhuis. „Als die Talbi nog één stap in jullie moskee zet, sluit ik de moskee”, zegt hij. Het moskeebestuur reageert instemmend, omdat het óók van de prediker af wil. Met de dreiging van een sluiting, kan het bestuur de rest van de bezoekers overtuigen dat Talbi weg moet. Zijn radicale aanhang vertrekt met hem.
In de herfst van 2013 zal Talbi zelf in Syrië opduiken. In video’s roept hij jongeren op naar Syrië te komen. Daarna is niets meer van hem vernomen.
IV. De nasleep
’s Nachts ligt voorzitter Boudadi vaak wakker. Dan denkt hij na over wat er in zijn moskee is gebeurd. „Ik voel het hier.” Hij legt zijn hand op zijn buik. „Pijn.” De jongeren die hem zoveel ellende hebben bezorgd, zijn nu allemaal overleden, vermist, gevangengezet of nog aan het vechten.
Na de uitreisgolf stelde Zoetermeer 250.000 euro beschikbaar om radicalisering aan te pakken. Samen met docenten en jongerenwerkers volgde het moskeebestuur een antiradicaliseringscursus op kosten van de gemeente. Ouders kregen voorlichting over de gevaren van sociale media. De moskee trok een jonge theoloog aan, Rafik Dahman, die elke zondag lezingen aan jongeren geeft. In het Nederlands.
Imam Kaddouri vertelt dat hij regelmatig wordt benaderd door ouders van overleden Syriëgangers. Ze willen van hem weten: Zat mijn zoon op een dwaalspoor? Kan hij vergeven worden? Is hij in het paradijs?
„Moeilijke vragen”, zegt Kaddouri. „Want in mijn beleving sloegen de jongeren die in Syrië zijn overleden de hand aan zichzelf. In mijn preken spreek ik van zelfdoding. Dát is wat zij hebben gedaan. Daarom kan ik niet met zekerheid stellen dat zij toegang krijgen tot het paradijs.”