Uiterlijk lijkt Samir A. niet op de terrorist die vijftien jaar geleden alle journaals haalde. Zijn lange haren heeft hij verruild voor stekels. Hij draagt niet langer een bril maar lenzen. Om zijn pols hangt een zilveren horloge van het Amerikaanse merk Guess.
Maar dan begint Samir over IS. Hij pakt een smartphone uit zijn zwarte winterjack. Met zijn wijsvinger veegt hij driftig over het scherm en kiest een foto. Op een bed zitten vijf kinderen met bleke gezichten. Het zijn de kinderen van de omgekomen Nederlandse IS-strijder Jermaine Walters, een vriend van Samir. Ze verblijven bij hun moeder in het laatste stukje IS-gebied.
„Toen ze nog hier waren, heb ik die kinderen in bed gestopt”, zegt Samir. Verontwaardigd: „Als ik hen zou helpen, maakt mij dat dan een terrorist?”
NRC kreeg begin dit jaar een tip over een inzamelingsactie. Ex-terroristen van de Hofstadgroep Samir A. en Bilal L. zouden met de pet rondgaan onder jihadsympathisanten. Het geld zou bestemd zijn voor vrouwelijke uitreizigers en hun kinderen, die verblijven in het krimpende territorium van IS en Al-Qaida.
Geld sturen aan jihadgangers, man of vrouw, wordt door het Openbaar Ministerie (OM) gezien als terrorismefinanciering. Het draagt bij aan het levensonderhoud van terroristen – en daarmee aan hun strijd. Samir ziet dat anders. „Als je weet dat kinderen ergens dood gaan van de honger, dan help je”, zegt hij fel. „Mensen die níet helpen, díe zouden strafbaar moeten zijn!”
Samir A., nu 32, was jarenlang onderworpen aan het zwaarste gevangenisregime van Nederland. Het kopstuk van de Hofstadgroep werd in 2006 veroordeeld voor het voorbereiden van aanslagen op politici en het kantoor van geheime dienst AIVD. Een zelfgemaakte afscheidsvideo, getoond op televisie, en het neerslaan van een fotograaf bij de rechtbank maakten van hem de bekendste terrorist van Nederland. Samir was staatsvijand nummer één.
Zijn dertienjarige celstraf zat er in 2013 voor tweederde op. Tijd voor proefverlof, oordeelde de rechter, ondanks bezwaren van het OM, die Samir nog altijd gevaarlijk achtte.
De overheid bedacht een traject om hem te deradicaliseren. Daarbij ging veel mis, blijkt uit een reconstructie van NRC. Overheidsinstanties werkten elkaar tegen en vertrouwden Samirs begeleiding toe aan een imam, die hem werk gaf in zijn eigen restaurant. En ondertussen bleef Samir andere jihadisten inspireren, zo vermoeden opsporingsdiensten – maar ze kunnen het niet bewijzen.
Contactverboden en meldplicht
Op 6 september 2013 komt Samir te wonen aan een plein met een speeltuin in Rotterdam, samen met zijn vrouw en twee kinderen. Hij is vrij, maar wel gebonden aan een lijst met voorwaarden: gebiedsverboden, contactverboden, een meldplicht en een enkelband die vier jaar lang om zal blijven – een record. Ook mag Samir geen bankrekening openen, omdat hij op de ‘nationale sanctielijst terrorisme’ staat. Achter de schermen houden teams van politie en geheime dienst hem in de gaten, bevestigen bronnen uit veiligheidskringen. Samir A. is, zoals zij dat noemen, „een casus met het hoogste politiek-bestuurlijke afbreukrisico”. Bewindspersonen kunnen het zich niet veroorloven dat de bekende ex-terrorist alsnog toeslaat.
Opmerkelijk is dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) zich bemoeit met de inhoud van Samirs deradicaliseringstraject. Normaal gesproken doet de reclassering dat, in opdracht van het OM. Maar de reclassering had hier destijds „niet de vereiste kennis en ervaring” voor, volgens een woordvoerder van de NCTV.
De NCTV kiest een imam uit die hem moet gaan begeleiden: Mohammed Cheppih. In het verleden had Cheppih zelf radicale denkbeelden, maar hij stelde die gaandeweg bij. Daarna werd Cheppih behalve zakenman en imam ook ‘deradicaliseringsspecialist’. De NCTV dacht dat Cheppih „als een van de weinigen” in staat zou zijn „duurzaam contact” op te bouwen met Samir, zegt de woordvoerder.
Lees ook: Hoe Amsterdam potentiële terroristen probeert bij te sturen
Om te verhullen dat Cheppih voor de NCTV werkt, wordt een schijnconstructie bedacht: hij wordt aan Samir voorgesteld als begeleider van de reclassering. In werkelijkheid wordt Cheppih door de NCTV betaald en rapporteert hij over zijn contacten met Samir aan de dienst, bevestigt de woordvoerder.
Geld voor de bioscoop
In het eerste jaar zorgt een chronische darmontsteking ervoor dat Samir weinig de deur uitkomt. Cheppih regelt een werkplek voor hem via een vriend: Brahim Bourzik, op dat moment voorzitter van de islamitische liefdadigheidsorganisatie ISRAA. Samir gaat er de administratie beheren.
„Ik wilde hem een kans geven”, vertelt Bourzik, die door de reclassering wordt aangewezen als werkbegeleider. Hij krijgt hiervoor geen vergoeding. „Het klikte wel. Samir deed zijn werk goed, kwam altijd op tijd.” Bourzik stopt hem soms wat geld toe, „om naar de bioscoop te gaan” of voor „een etentje”. Eigenlijk mocht dat niet, weet Bourzik ook, omdat Samir op de sanctielijst staat. „Maar hoe moet hij anders het geluk gaan ontdekken, als hij er nooit op uit gaat?”
Dan breekt er ruzie uit bij ISRAA. Volgens Bourzik omdat Cheppih op zijn voorzitterschap aasde. Onzin, zegt Cheppih, hij werd gevraagd om orde op zaken te stellen na een periode van „mismanagement” door Bourzik. Hoe dan ook krijgen de vrienden het met elkaar aan de stok, en ontspint zich een gevecht om Samir.
Voor het begeleiden van Samir betaalt de NCTV 125 euro per uur aan Radar Uitvoering, het bureau dat Cheppih uitzendt. In een jaar tijd wordt er 60.000 euro uitgekeerd.
Bourzik probeert Samir A. over te halen om weg te gaan bij Cheppih, en er bij de reclassering op aan te dringen dat híj begeleider moet worden. Bourzik: „Cheppih verdient zijn geld aan radicalisering. Samir is zijn broodwinning. En je gooit je gouden ei niet weg, of wel?”
Samir stopt bij ISRAA en gaat werken voor Cheppih. De imam is mede-eigenaar van het Libanese restaurant Le Souq in de Rotterdamse Markthal. Samir mag de boekhouding doen. Tegelijkertijd moet Cheppih over zijn werknemer rapporteren aan de NCTV.
Cheppih ziet geen bezwaar in die dubbelrol. Hij heeft Samir aan werk geholpen „in een tijd dat niemand iets met hem te maken wilde hebben” en dat was „het beste wat hem op dat moment kon overkomen”.
Edwin Bakker, hoogleraar Terrorismestudies aan de Universiteit Leiden en hoofd Onderzoek bij de Politieacademie, spreekt echter van „belangenverstrengeling”. Bakker: „Iemand met wie je een afhankelijkheidsrelatie hebt, kun je niet voor je laten werken. Dat is een oneigenlijke werkverhouding.” De reclassering, die zelf niet wil reageren, zou op de hoogte zijn geweest van de werkzaamheden. Bakker: „Als dat zo is, hadden zij meteen moeten ingrijpen.”
Speelbal van geldwolven
Nog een andere ‘deradicaliseringsspecialist’ mengt zich in de strijd om Samir: Farid Lahcen uit Den Haag, vorig jaar veroordeeld wegens fraude met radicaliseringsgelden. Samen met Bourzik doet hij een ultieme poging om Samir los te weken bij Cheppih. Tevergeefs. Samir laat zijn advocaat in 2015 een brief schrijven aan Justitie waarin hij zich beklaagt over de ruzie die over zijn rug wordt uitgevochten.
„Ik raakte helemaal opgefokt”, vertelt Samir, licht onderuitgezakt aan de thee in het Rotterdamse restaurant Engels. Hij voelde zich een „speelbal van geldwolven” die hem alleen maar meer „stress” bezorgden. Datzelfde geldt voor de niet nagekomen beloften die zijn begeleiders én het OM deden. Bijvoorbeeld over zijn wens te emigreren.
Cheppih zou Samir en zijn gezin helpen te verhuizen naar de Verenigde Arabische Emiraten, een islamitisch land waar Samir hoopte zich meer op zijn plek te voelen. Een paar maanden voor zijn vrijlating in 2013 laat Samir zijn vrouw al hun spaargeld – 12.000 euro – overhandigen aan Cheppih, om verblijfsvergunningen en huisvesting te regelen. Een getekende overeenkomst hiervan is in bezit van NRC. De NCTV zegt niet te hebben geweten van de onderhandse lening toen zij Cheppih als Samirs begeleider aanstelden.
Als de emigratie nog datzelfde jaar wordt geblokkeerd door het OM wegens gevaar voor recidive, zit Cheppih met een probleem: hij heeft het geld al uitgegeven. Gelukkig voor hem verandert het OM in september 2014 van gedachten: emigratie is toch mogelijk, mits er een degelijk plan komt. Samir en Cheppih werken een plan uit voor een verhuizing naar de Malediven, waar Cheppih contacten heeft. Justitie stelt echter een nieuwe eis: eerst moet Samir zich psychiatrisch laten onderzoeken.
Samir werkt mee, de psychiaters adviseren in 2015 positief. Maar eind dat jaar zet het OM alsnog, tegen alle adviezen in, een streep door de verhuizing.
Samir eist zijn geld terug, maar Cheppih is op dat moment in een ander financieel conflict verwikkeld. De reclassering was „niet blij met hoe wij factureerden”, zegt de imam, en wilde „facturen niet betalen”. In januari 2015 besluit de NCTV helemaal te stoppen met Cheppih, omdat de „beoogde doelen niet werden behaald”.
Uiteindelijk betaalt Cheppih de 12.000 euro die hij al voor Samirs verhuizing had uitgegeven grotendeels terug. Eigenlijk waren Samir en zijn vrouw zelf verantwoordelijk voor die kosten, stelt Cheppih, maar omdat hun financiële situatie zo „schrijnend” was „heb ik uit eigen zak een groot deel van die kosten vergoed”.
En hij stopte hem nog meer geld toe. Samir kreeg volgens Cheppih een bepaalde „vergoeding” voor zijn werk in het restaurant, dat drie jaar heeft geduurd. Daarmee bracht de imam zichzelf in een netelige situatie: Samir stond op de sanctielijst. Het restaurant had geen ontheffing om hem te mogen betalen. Dat zou betekenen dat Cheppih zich schuldig maakte aan terrorismefinanciering.
„Was ik daarmee formeel strafbaar? Ja, dat was ik”, erkent Cheppih. Maar: „Liever in dit geval strafbaar met oog voor het algemeen belang, dan een profiteur.” Zelf ontkent Samir een vergoeding te hebben ontvangen.
Deurwaarders
La Mort Civile (‘De civiele dood’) noemen de Fransen het ook wel: een notering op de sanctielijst. Na gevangenneming is het misschien wel de zwaarste straf. Niet alleen mogen anderen je geen geld geven zonder toestemming. „Je kunt bijvoorbeeld ook niet even weg met de auto”, vertelt Samir, „want je kunt geen autoverzekering afsluiten. En je kunt trouwens ook niet parkeren, want je hebt geen pinpas”.
Een betaalde baan is ook uitgesloten. Samir: „Ik wilde uit de bijstand. Maar een werkgever mag mij niet zomaar betalen.” Ook zijn huur kan hij niet zelf betalen, die houdt de gemeente in op zijn bijstandsuitkering. Maar ieder half jaar vergeet de gemeente de huurverhoging door te voeren, vertelt Samir. Het gevolg: aanmaningen, deurwaarders die langskomen.
Reclassering en het OM zien in 2014 al dat sanctielijstmaatregelen een nieuw leven in de weg staan. Maar achtereenvolgende ministers van Justitie, Buitenlandse Zaken en Financiën – die beslissen over de samenstelling van de sanctielijst – halen Samir er de volgende jaren niet af.
Samir wordt zelfs een noodzakelijke darmoperatie geweigerd, omdat hij geen zorgverzekering kan afsluiten. Na druk van de reclassering wordt hij toch verzekerd en geopereerd.
Waar de ene overheid Samirs tegoeden bevriest, lost de andere de daaruit voortvloeiende problemen op. „Dat overheidsdiensten langs elkaar heen werken zie je vaker in terrorismezaken”, zegt hoogleraar Edwin Bakker. „Harde en softe maatregelen zitten elkaar soms in de weg.” In dit geval vindt Bakker het onverstandig om Samir A. op de sanctielijst te houden terwijl de overheid hem probeert te reïntegreren. „Daarmee drijf je iemand in de handen van het jihadistische netwerk. Om het hoofd boven water te houden terwijl je op de sanctielijst staat, heb je mensen nodig die je onderhouden. En waar kom je dan terecht: bij je oude vrienden.”
Van die vrienden zijn er na de gevangenistijd weinig over. Een deel van Samirs Hofstadnetwerk heeft de (radicale) islam vaarwel gezegd. Een ander deel is uitgezet naar Marokko. En met nog een deel heeft hij een contactverbod.
Bij het opdoen van nieuwe contacten helpt zijn reputatie niet. Op de islamitische school van zijn kinderen krijgt hij weleens te horen dat mensen niet met hem gezien willen worden, omdat ze bang zijn met terrorisme in verband te worden gebracht. In moskee De Middenweg in Rotterdam wordt Samir aanvankelijk wel warm ontvangen. Voorzitter Jacob van der Blom probeert hem te betrekken bij activiteiten in de moskee. „Iedereen verdient een tweede kans. Dus ook Samir A.”, zegt Van der Blom.
Op een stille middag in de moskee besluit Samir, bij afwezigheid van de imam, het gebed te leiden. Hij voelt zich daartoe geroepen omdat hij de Koran goed kent. Een groep oudere Marokkaanse bezoekers beklaagt zich bij het bestuur. Zij vinden het ongepast dat een ex-terrorist het gebed leidt. Daarop vertrekt Samir uit de moskee. „Ik had zoiets van: dan niet.”
Jonge gastjes
Een nieuwe generatie jihadisten staat juist te trappelen om Samir te ontmoeten. Bestond zijn Hofstadnetwerk nog uit tientallen aanhangers, na zijn vrijlating zijn er honderden moslimjongeren in Nederland die sympathiseren met de strijd van IS en Al-Qaeda. Ze zien Samir als held, die ondanks beproevingen in de gevangenis zijn geloof niet verloor.
Of hij een bepaalde status heeft? Samir A. houdt zijn vingertoppen bedachtzaam tegen elkaar. „Ik denk het wel.”
Hij merkt het aan hoe „die jonge gastjes” hem benaderen. „Ze willen afspreken, alleen maar om tegen anderen te kunnen zeggen: ik ken Samir A.”. Of omdat ze voor de AIVD werken – ook daarmee houdt Samir altijd rekening. Gelukkig zijn die „infiltratiepogingen” heel doorzichtig, zegt hij. „Hoe vaak ik al niet AK’s heb moeten afslaan die mij, heel toevallig, ver onder de marktwaarde werden aangeboden…”
Of er daadwerkelijk infiltratiepogingen zijn gedaan, valt niet te achterhalen, maar vaststaat dat de veiligheidsdiensten dachten dat Samir geïnteresseerd zou zijn in wapens. De militaire inlichtingendienst MIVD verstuurde in 2016 een ambtsbericht aan het OM waarin werd gesteld dat hij op zoek zou zijn naar wapens. Onderzoek door justitie leverde onvoldoende op.
De waarschuwing volgde op een ander ambtsbericht. De AIVD meldt eind 2015 dat in de omgeving van Samir opvallend veel jihadisten vertrekken naar Syrië. Een van die uitreizigers is een jonge Haagse moslim. Eén dag voor zijn vertrek komt hij bij Samir over de vloer. Samir: „Dat klopt, maar we hebben het niet over Syrië gehad. Hij kwam gewoon op de thee.”
Ook gaat hij om met Ibrahim I., de echtgenoot van de bekende terugkeerder Laura H. In 2015 komt hij een paar keer bij hen thuis in Leidschendam, kort erna vertrekt het echtpaar naar Syrië. Volgens bronnen uit de omgeving van Ibrahim sprak hij met Samir veelvuldig over IS. Samir ontkent: „Ik heb het alleen gehad over hun huwelijksproblemen. Ibrahim sloeg Laura. Ik zei hem dat als hij daarmee zou doorgaan, het tot een scheiding zou komen.”
Opsporingsdiensten vermoeden dat Samir een inspirator is voor andere jihadisten, maar krijgen onvoldoende bewijs verzameld voor een strafrechtelijke vervolging. Samir laat geen digitale sporen na. Zo communiceert hij met Nederlandse IS-strijders via beveiligde apps waarin de politie niet kan meekijken. Die IS-strijders zijn onder anderen zijn oude Hofstadmaatjes Ismail A. en (de inmiddels omgekomen) Jermaine Walters, die in 2013 en 2014 naar het toen nog uitdijende kalifaat vertrokken. Een ander contact is IS-strijder Dadi M., alias Mokhtar Mekkaoui, een Algerijn die in 2002 in Nederland werd gearresteerd op verdenking van terreurplannen. Samir kent hem nog uit die tijd.
Samir spreekt contacten met IS niet tegen. Laconiek: „Maar die gesprekken gaan nergens over, joh. Het gaat van: ‘Hoe is het daar?’ ‘Goed’. Dan stuur ik een foto van gevulde koeken. ‘O, wat mis ik die’”.
Wilde hij niet zijn vrienden achterna, naar het kalifaat? „Ik vond dat IS het, ondanks wat kanttekeningen, beter deed dan andere groepen. Die anderen vechten alleen maar tegen Assad. IS had een plan. Ze hadden departementen, werkten toe naar een structuur. Maar zelf daarheen gaan? Ik wilde mijn gezin, dat zo lang op mij heeft gewacht, niet achterlaten.”
Hij volgt ook niet volledig de lijn van IS. Zo is hij tegen aanslagen in Nederland. Althans, niet principieel. „Vergeldingsacties zijn in beginsel rechtmatig”, zegt Samir. „Waarom? Nederland bombardeert met de internationale coalitie moslims in Syrië. Dat is een oorlogsdaad en die mag vergolden worden. Zo is nu eenmaal het oorlogsrecht binnen de sharia.” Maar omdat een aanslag tot gevolg zal hebben dat de Nederlandse bevolking vijandiger zal worden tegenover moslims, analyseert Samir, is het effect van een aanslag uiteindelijk negatief voor moslims. En daarom: niet opportuun.
Samir zoekt andere manieren om zijn idealen vorm te geven, zoals het uiten van steun. Tijdens een rechtszaak tegen een groep Haagse IS-ronselaars, zat Samir op de tribune tussen de andere IS-sympathisanten. De meest prominente ronselaar uit de groep, Azzedine C., kent hij persoonlijk.
Geldstroom in stilte volgen
Als IS halverwege 2018 in het nauw komt, krijgt Samir de verhalen uit eerste hand. Hij hoort hoe zijn vrienden worden „belegerd van alle kanten” en bijna omkomen van de honger. Vervolgens zou hij met zijn vriend Bilal L., oud-jongerenwerker in Amsterdam, een actie zijn gestart om de vrouwen van IS en Al-Qaeda te steunen. Het ingezamelde geld zou via Syrische tussenpersonen in het kalifaat belanden. ‘Hawala-bankieren’, heet die ondergrondse vorm van geld doorsluizen. Bij het Openbaar Ministerie lopen op dit moment twee andere zaken waarbij geld via Hawala-bankieren in jihadistisch strijdgebied terecht zou zijn gekomen.
Of het geld van Bilal en Samir de IS-vrouwen heeft bereikt valt niet na te gaan, maar betrokkenen bevestigen dat er in elk geval is gepoogd geld in te zamelen. Waarom werd er dan niet ingegrepen? Navraag bij opsporingsbronnen leert dat de inzameling niet in beeld was bij het OM. En de AIVD? „Die zal dit misschien niet zien als een direct gevaar”, zegt Edwin Bakker. „Als de dienst deze geldstroom in stilte kan volgen, is dat een goede manier om mensen in de gaten te houden.”
Ik heb geen tijd meer om de wereldverbeteraar uit te hangen
In een reactie benadrukt Bilal L. dat het geld is bestemd voor vrouwen en kinderen, niet voor de strijd. Datzelfde zegt Samir. „Ik heb geen tijd meer om de wereldverbeteraar uit te hangen.” Hij wil geen celstraf riskeren, heeft nu werk, als zelfstandig consultant. Een paar klanten heeft hij kunnen helpen bij hun boekhouding. Al blijft het lastig werken. Samir: „Bij ieder belletje van een nieuwe klant denk ik: hmm, ben jij niet stiekem uit op informatie?”
Voor zijn oudste zoon heeft hij een autohandeltje opgezet. „Daar is hij fan van, mooie auto’s.”
Wat weten zijn kinderen eigenlijk over zijn verleden? „Ik heb het er nooit met ze over gehad. De oudste kan al googelen… Dus die zal het vast al weten.” Als ze nog iets ouder zijn, zegt hij, moet hij het er eens met ze over hebben. En wat hij ze dan gaat vertellen? Samir denkt even na. „Dat papa vroeger heel ambitieus was.”