Politiechef Anja Schouten: ‘Er moet een eerste hulp bij onbegrepen gedrag komen’
Charlotte Huisman, 9 januari 2020, 5:00
De politie wil het aantal meldingen dat ze krijgt van ‘verwarde personen’ – 96.000 per jaar – drastisch omlaag brengen. De meeste van die meldingen horen niet bij de politie thuis, zegt politiechef Anja Schouten (foto). En dus komt ze met twee radicale oplossingen.
Een man die in een psychose drie voorbijgangers doodsteekt, de dubbele moord in een bioscoop in Groningen – na elk ernstig incident waarbij een verdachte met psychische problemen betrokken is, laait de discussie weer op hoe moet worden omgegaan met verwarde personen. Anja Schouten (51), bij de Nationale Politie verantwoordelijk op dit gebied, merkt dat er veel angst is voor verwarde personen. ‘Er zijn afschuwelijke situaties geweest waarbij doden zijn gevallen. Maar slechts een enkeling is zo gevaarlijk; de meesten hebben gewoon hulp nodig’, zegt Schouten, politiechef van de eenheid Noord-Holland.
Verwarde personen staan op de politieagenda sinds ze in 2011 in het nieuwe meldsysteem zijn opgenomen, met code E33 om precies te zijn. Sindsdien is het aantal meldingen opgelopen tot 96 duizend per jaar, gemiddeld 260 per dag. Vaak hebben de personen over wie de meldingen binnenkomen vooral hulp nodig en geen inzet van de politie, zegt Schouten. De beperkte politiecapaciteit kan dan beter voor andere zaken worden ingezet, stelt ze.
Nu de politie op dit gebied intensiever samenwerkt met de ggz en de gemeenten is volgens Schouten helder geworden ‘dat dit echt niet alleen een probleem is van de geestelijke gezondheidszorg’. Er komen meldingen binnen van mensen met schulden, een verstandelijke beperking, een verslaving of andere levensproblemen. ‘Het Rijk zou de gemeenten voldoende armslag moeten geven om deze mensen te ondersteunen, met bijvoorbeeld woonbegeleiding, schuldhulpverlening, budgetbeheer en dagbesteding.’
Schouten schetst de problemen rondom de ‘verwarde personen’ en komt ook met oplossingen. Maar ze waarschuwt: ‘Wat we ook doen, waterdicht wordt het niet.’
Probleem 1: dé verwarde mens bestaat niet
Die 96 duizend meldingen per jaar gaan niet over 96 duizend afzonderlijke verwarde personen, beklemtoont Schouten. ‘De helft betreft personen die op een bepaald moment in een uitzonderlijke situatie zitten, en dan even radeloos zijn of onder invloed, en die daarna weer rustig hun leven voortzetten.’ Het gros van de overige meldingen betreft ongeveer zesduizend mensen in heel Nederland. ‘Soms zijn er van één persoon wel tweehonderd E33-meldingen per jaar. Zij zijn vaak luidruchtig en overlastgevend, maar meestal niet per se gevaarlijk.’
Er zijn, zo heeft het ministerie van Justitie en Veiligheid recentelijk laten berekenen, 850 tot 1.450 verwarde personen in Nederland die potentieel gewelddadig zijn. ‘Maar dat zijn niet allemaal Bart van U.’s en Philip O.’s’, zegt Schouten, refererend aan respectievelijk de moordenaar van Els Borst en de Amsterdamse metrosteker.
De zesduizend ‘chronisch verwarden’ kampen bijna zonder uitzondering met meerdere problemen, valt de politie op. ‘Verslaving, schulden, licht verstandelijk beperkt, psychische problemen. Het zijn mensen die we telkens weer terugzien, in de zorg en met een strafblad. Dan moet je concluderen: dit gaat niet vanzelf over.’
Schouten beschrijft zo iemand die veel meldingen veroorzaakt. Een verslaafde zonder eigen huis die zo nu en dan betrapt wordt op een kleine winkeldiefstal en zich dan luidruchtig verzet tegen zijn aanhouding. Die ‘raar’ gedrag vertoont op straat, ‘waar mensen van schrikken’. ‘Bij deze groep mensen werkt alleen een op de persoon toegesneden aanpak.’
Probleem 2: een mens is niet in stukjes te knippen
Daarbij loopt de politie op tegen het Nederlandse zorgsysteem waarin de meeste organisaties zijn gespecialiseerd, bijvoorbeeld in de behandeling van verslaving of juist van psychische problemen. ‘Dan bestaat de kans dat je telkens wordt doorverwezen. De ene zorgorganisatie helpt alleen personen onder de 65, de andere wil geen verslaafden. Maar mensen zijn niet in stukjes te knippen. Het heeft geen zin om iemand voor zijn verslaving te behandelen zonder een dak boven zijn hoofd te regelen. Dan kunnen wij blijven rijden.’
Schouten pleit voor een ander bekostigingssysteem van de zorg. ‘Om het helpen van personen met meerdere, complexe problemen aantrekkelijker te maken. Met bijvoorbeeld extra geld voor zorg voor de meest complexe probleemhuishoudens.’
De groep die veel meldingen veroorzaakt, kampt vaak met wat Schouten ‘levensproblemen’ noemt. ‘Ze hebben hun basis niet op orde. Ze hebben geen dagbesteding, ze voelen zich eenzaam, hun financiële administratie is een rommeltje. Ze spreken de taal nauwelijks of hebben een verstandelijke beperking.’
Voor de hulp bij dergelijke problemen zijn, sinds de decentralisaties van de zorg in 2015, de gemeenten verantwoordelijk. ‘Die ondersteuning is cruciaal om deze groep te helpen hun leven op orde te houden en te krijgen.’
Maar de gemeenten hebben daarvoor onvoldoende middelen. De gevolgen daarvan merkt ook de politie, zegt Schouten. ‘Er is meer van zulke praktische hulp nodig. Dat komt ook de leefbaarheid van wijken ten goede.’
Oplossing 1: versterk lokaal de veiligheidshuizen
De 850 tot 1.450 verwarde personen die gevaarlijk kunnen zijn, komen in beeld bij de zogenoemde veiligheidshuizen. Dat zijn mede door de gemeenten gefinancierde lokale samenwerkingsverbanden van onder meer de gemeenten, de ggz, de politie, het Openbaar Ministerie, de reclassering, de GGD en de verslavingszorg. Zij mogen de informatie over een verward persoon delen. ‘We leggen de meldingen en aangiften bij elkaar, en bekijken of bijvoorbeeld dwang nodig is. Dan zeggen we tegen zo iemand: als je nu niet meewerkt aan je behandeling, zetten we je vast.’
Dat werkt goed, zegt Schouten. ‘Die veiligheidshuizen moeten we verder versterken om de aanpak zo sluitend mogelijk te krijgen. Daarvoor moeten die voldoende budget en mankracht hebben. Ook op dit punt hebben we er zorgen over dat de gemeenten financieel zo onder druk staan.’
Oplossing 2: zorg in elke regio voor bemoeizorg, dag en nacht
Het is de taak van de politie de potentieel gevaarlijke groep verwarde personen in de gaten te houden. Maar veel meldingen van verwarde personen horen niet bij de politie thuis, zegt Schouten. ‘Bijvoorbeeld als iemand belt, die een oudere dame een paar uur op een bankje ziet zitten.’ Dan belt men de politie omdat dat de enige organisatie is waarvan iedereen weet dat die 24 uur per dag beschikbaar is. ‘Ruim tweederde van de meldingen van verwarde personen wordt gedaan buiten kantooruren. Die melders denken: wie moet ik anders bellen? Terwijl politiemensen niet zijn opgeleid om zulke problemen op te lossen.’
Daarom zou volgens Schouten elke regio een zorgorganisatie moeten hebben die 24 uur per dag bereikbaar is. ‘Bemoeizorg werkt, hebben we gezien in een proef in onder meer IJsselland en Friesland. Daar zijn laagdrempelige hulpverleners beschikbaar in de wijken. Die gaan gewoon even langs bij iemand over wie zorgen bestaan, om een praatje te maken. En om te bespreken: welke zorg zou bij u passen?’
Ook zou elke regio een opvangplek moeten hebben voor ‘eerste hulp bij onbegrepen gedrag’, waar mensen tot rust kunnen komen met een gesprek en een kop koffie. Daar kunnen hulpverleners bekijken wat verder nodig is. ‘Als de politie iemand aantreft in een crisis door geestelijke problemen, is het duidelijk dat die naar de crisisdienst kan. Maar als iemand buiten dat kader valt en het is buiten kantoortijden, dan zijn de agenten nu soms uren bezig met een zoektocht naar de juiste hulp.’
Wat ook werkt: een ggz-deskundige in de meldkamer. ‘Dat merken we bij proeven in onder meer Arnhem. Zo’n deskundige vraagt bij dergelijke meldingen door of dit wel een signaal is waar de politie op af moet gaan. In alle meldkamers in Nederland zouden zulke ggz-triagisten moeten zitten. Zij hebben de kennis en ervaring om in te schatten wat er nodig is.’
bron