De erfgenamen van Joods vastgoed.

Deze afdeling is voor algemene topics die niet passen in wat reeds voorzien is. Ze moeten wel aansluiten bij ons thema.
Plaats reactie
Gebruikersavatar
Maarten
Berichten: 975
Lid geworden op: di mar 21, 2017 3:00 pm
Locatie: Twente

De erfgenamen van Joods vastgoed.

Bericht door Maarten »

Het ‘Joodse Huis’ komt weer in Joodse handen
Tachtig jaar nadat de nazi's er beslag op legden en het vervolgens door de com­mu­nisten werd gena­tiona­liseerd, wordt het ‘Joodse Huis’, dat het centrum was van de Joodse gemeen­schap voor tien­duizen­den Joden in het district Czernowitz in Oekraïne, terug­gegeven aan de Joodse gemeen­schap.

http://www.israeltoday.nl/NewsItem/tabi ... fault.aspx
Gebruikersavatar
Ariel
Berichten: 89675
Lid geworden op: wo apr 07, 2004 10:30 pm

Re: De erfgenamen van Joods vastgoed.

Bericht door Ariel »

Erfgenaam van Joods vastgoed: ’Strijden met de overheid? Ik ga mijn leven niet verknoeien’

Zijn grond terughalen? Het geld eisen waar hij feitelijk recht op heeft? De Joodse Purmerender Martin Fransen kijkt wel uit. Dat vreet energie en het levert niets op, behalve een hele hoop frustratie. „Mijn moeder wilde overal over praten, maar niet over het jodendom.”

Verdriet heeft Martin, gepensioneerd politieman, al genoeg om alle vermoorde familieleden. Om zijn jeugd, als tweede generatie oorlogsslachtoffer. Om de manier waarop de oorlog zelfs de omgang met zijn beide dochters beïnvloed heeft. „Ik heb wel dingen gezegd en gedaan waar ik nu spijt van heb.”

Waarom zou hij zijn leven gaan verknoeien door het geld terug te eisen waarop hij recht heeft? Hoe de overheid omgaat met de Groningers die de dupe zijn van aardbevingen als gevolg van gasboringen, met de slachtoffers van de toeslagenaffaire, Martin krijgt er tranen in de ogen van. Het boezemt weinig vertrouwen in. Zou hij, als Jood, tachtig jaar na het begin van WOII, nu dan wel op compassie mogen rekenen? Op een vlotte afhandeling van zaken? Hij heeft bovendien lang genoeg in overheidsdienst gezeten om te weten hoe ’de ambtenarij’ werkt. Nee. „Ik kan goed rond komen, ik heb het geld niet nodig.”

Hij heeft heus wel een keer, toen hij ontdekte wat zijn familie allemaal in het bezit moet hebben gehad in de stad Alkmaar en in Heiloo, de balans opgemaakt. Dat is nog niet zo heel lang geleden. Pas na de dood van zijn moeder, Johanna van Thijn, in 2016, kreeg hij belangstelling voor zijn familiegeschiedenis. „Mijn moeder wilde overal over praten, maar niet over het jodendom. Ze hield verborgen dat ze Joods was, zelfs voor mij en mijn zuster. Op mijn twaalfde, een paar weken voor ik mijn bar mitswa had moeten hebben, ben ik besneden, zogenaamd omdat ik een ontsteking zou hebben aan mijn piemeltje. Mijn moeder beleed het geloof weliswaar niet voor de buitenwereld maar haar zoon onbesneden laten, dat kon niet. Niemand vertelde mij dat dat was omdat ik Joods ben.”

Haatreacties
Waarom zijn moeder haar afkomst en geloof zo angstvallig geheim hield, ontdekte Martin twintig jaar geleden toen een van zijn dochters, die had ontdekt dat oma Joods was, op de basisschool in Purmerend een spreekbeurt had gehouden over het jodendom. „De volgende dag zijn bij mij de ramen met hakenkruizen beklad en de banden van de auto lek gestoken. Wij wonen in een wijk met veel bewoners van niet-westerse afkomst.” Dat hij politieman was weerhield de daders er niet van. Dat weerhield Martin er wel van om aangifte te doen. „Je moet geen gebruik willen maken van je positie.”

Een paar jaar geleden dook Martin een keer in de papieren die hij na de dood van zijn moeder gevonden had. Hij kwam, omgerekend naar nu, op een slordige 3,5 miljoen euro. Neem alleen het stukje grond in het centrum van Alkmaar waarop nu een appartementencomplex staat en waarop een pakhuis stond van de familie Van Thijn. „Ik heb een keer tegen waarnemend burgemeester Emile Roemer gezegd ’als je mij geeft wat ik nog tegoed heb van de gemeente Alkmaar, dan betaal ik het namenmonument wel dat er ’moet’ komen’.” Hij zei het op gekscherende toon maar de onderliggende boodschap is wel degelijk ernstig.

Zakenman
Hoe was de familie zo welvarend geworden? Martins grootvader van moeders kant, Karel van Thijn, was een selfmade zakenman. Orthodox joods. Hij was geboren in een gezin zo arm als een kerkrat. In 1918 verliet opa zijn geboorteplaats Nieuwe Niedorp om in Alkmaar een lompenhandel te beginnen. Met een kar, getrokken door een hond, ging hij de stad door. „Hij was een handige zakenman. In twintig jaar tijd wist hij een vermogen op te bouwen in de zakkenhandel, vastgoed te verwerven, aandelen, sieraden, gouden munten, zelfs een auto”, vertelt Martin. Zijn oma begon een winkeltje in textiel aan de Snaarmanslaan nummer 67 (door een hernummering is dat het huidige nummer 57). De twee kregen twee dochters, Louise en Martins moeder, Johanna.

In 1942 kreeg het gezin Van Thijn, net als alle andere Alkmaarse Joden, te horen dat ze naar Amsterdam moesten verkassen. Opa Karel en zijn vrouw, Eva Loonsteijn, gaven het tafelzilver, meubels en kleding in bewaring bij verscheidene buren. Karel mocht wel naar Alkmaar blijven reizen voor zaken. Maar toen het begon te regenen en hij, over zijn colbert -met gele ster- en jas -met ster- een regenjas zónder ster aantrok, werd hij opgepakt en, naar later bleek, in datzelfde jaar in Auschwitz vergast. Zijn bezittingen waren allemaal in beslag genomen.

Eva en haar dochters zaten inmiddels ondergedoken. Alle drie op een andere plek in Zaandam: Johanna op de Stationsstraat 24b (een bovenwoning), oma op Meidoornlaan 2 en Martins tante Louise weer ergens anders. „Dat heeft een vermogen gekost. Ze moesten drie jaar lang honderd gulden per persoon per week betalen. Honderd gulden! Per week! In die tijd!” Volgens Martin ramde zijn moeder er later bij hem in dat het belangrijk was om zuinig te leven en ervoor te zorgen dat je een appeltje voor de dorst hebt. „Ze had wel gelijk, het geld heeft hun levens gered.”

Bevrijding
Na de bevrijding vierden de niet-Joodse Nederlanders feest. Martins oma en haar dochters stonden verloren op straat, te kijken naar hun woning aan de Snaarmanslaan waarin ineens andere mensen woonden. Deze woning kreeg de familie later wel terug. Degenen die de meubels en de kleding in bewaring hadden gekregen reageerden volgens Martin weinig enthousiast op de terugkeer van oma en haar dochters. „De buren gaven maar een deel van het tafelzilver terug. De rest beschouwden ze als bewaarloon.”

„Bij de gemeente kreeg mijn oma eveneens een weinig hartelijke ontvangst. Je komt bij ambtenaren terecht: ’U moet uw legitimatie laten zien zodat u kunt aantonen dat u Joods bent. Hebt u die niet? Dan kunnen wij niets voor u doen’.”

’Tot op het bot uitgekleed’
„Het Joodse volk is zo gelaten”, verzucht Martin. „Mijn oma, mijn moeder, ze klaagden er nooit over, hoewel de oorlog en de nasleep ervan van mijn moeder een teleurgestelde achterdochtige vrouw hebben gemaakt. Ze openden hun manufacturenwinkeltje weer. Oma ging erachter wonen, mijn moeder erboven. Later trok mijn vader, een ’christenman’, erbij in. In 1947, tien jaar voor mijn geboorte, moeten de vrouwen nog wel omgerekend 2800 terug hebben gekregen.” Martin ontdekte dat ook later. Hij vindt het verschrikkelijk erbij te moeten lezen dat ze de portokosten en administratiekosten zelf moesten betalen, zoals de Joden ook hun treinkaartjes zelf hadden moeten kopen. „Joden zijn tot op het bot uitgekleed en uitgeknepen in de Tweede Wereldoorlog. De overheden deden er na de oorlog nog een schepje bovenop. Twintig jaar later kregen ze eindelijk wel een schadeloosstelling voor hun verdwenen inboedel.”

„De immateriële schade die de Duitsers in de jaren negentig wilden vergoeden heeft mijn moeder nooit opgeëist. Die enkele keer dat ze met mij over de oorlog sprak, vroeg ze hulp bij het invullen van Duits- en Engelstalige formulieren. Waarom geen Nederlandse vertaling? Het invullen lukte niet, ze kwakte de papieren in een hoek en dat was het.”

Sinds het overlijden van zijn moeder verdiept Martin zich in het jodendom. Hij volgt cursussen, denkt mee over het namenmonument in Alkmaar, is voorzitter van de vereniging Chanah Chaweriem Noord-Holland. „Ik zoek antwoord op de vraag ’wie ben ik’.” Hij wil wel zitting nemen in de klankbordgroep. Maar een strijd met de overheid gaat hij uit de weg. „Ik wil niet dat dat mijn leven gaat beheersen.”

De gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Den Helder, Dijk en Waard, Heiloo, Hollands Kroon, Schagen en Texel laten een onderzoek uitvoeren naar de onteigening van joods vastgoed in de Tweede Wereldoorlog en het afhandelen hiervan door de overheden in de naoorlogse jaren, zoals de gemeente Zaanstad eerder al heeft gedaan. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de Radboud Universiteit Nijmegen en begeleid door het Regionaal Archief Alkmaar. Ook komt er een klankbordgroep waarin joodse organisaties zitting nemen. De gemeente Hoorn komt over niet al te lange tijd met onderzoeksresultaten.
The heart of the wise inclines to the right,
but the heart of the fool to the left.
Plaats reactie