Prof. De Ley houdt die feiten buiten beeld maar erkent wel in abstracto dat moslims soms iets mispeuteren. Hij vindt echter dat men er in de beoordeling van religieus geweld niet de basistekst van de betrokken religie moet bijsleuren. Een schande vindt hij het dat "gelijk welk negatief gegeven in een moslimkontekst niet verklaard wordt vanuit maatschappelijke en politieke processen, maar steeds en overal vanuit 'de islam'". Volgens hem is "geen enkele openbaringsgodsdienst te herleiden" tot een "(selektieve) lektuur van eeuwenoude basisteksten". Hij neemt moslims blijkbaar niet ernstig, want de Koraan erbij halen, dat doen zij zelf. Hun strijd voorstellen als gemotiveerd door "de islam", dat doen zij zelf. Enkele jaren terug simuleerde het Pakistaanse leger als oefening een oorlog tegen het heidense India, onder de naam Zarb-e-Momien, "vuistslag van de gelovige". Moslimterreurgroepen dragen namen als Hezbollah, "brigade van God", of Harkat-al-Moedjahedien, "organizatie van de strijders op de weg van Allah". Overal waar moslims met niet-moslims slaags zijn, citeren zij de Koraan en de precedenten van de Profeet. Zo was de Duivelsverzen-fatwa juridisch gebaseerd op het precedent van Mohammeds eigen bevel tot de moord op zijn kritici.
Kortom, het probleem ligt niet bij de moslims, die mensen zijn gelijk wij, maar bij de islam. Het probleem is niet dat er onder moslims, zoals in alle gemeenschappen, boosaardige mensen zijn; wel dat de islam ook goede en vrome mensen tot het kwade aanzet. Om ons te beperken tot het jaar voorafgaand aan het incident-Vermeulen: de pogroms in Oost-Timor en de Molukken, de vliegtuigkaping in Kathmandoe, de gijzelneming in de Filippijnen, de uitmoording van een sikh-dorp in Kasjmir, die zijn niet het gevolg van de persoonlijke boosaardigheid van de daders, wel van hun vroomheid en toewijding aan hun godsdienst. Dat is nu juist het perverse van de Koranische doktrine: goede mensen beschouwen het als hun religieuze plicht om andersdenkenden te bestrijden en te onderdrukken, omdat hun heilige schrift hen daartoe oproept. Oproepen tot haat hebben een effekt vergelijkbaar met dat van alkohol op automobilisten. Sommigen hebben geen alkohol nodig om een gevaar op de weg te zijn, anderen geraken zelfs dronken veilig thuis, maar voor de meesten heeft alkohol een onmiskenbaar negatieve invloed op het rijgedrag. Welnu, sommigen hebben de Koraan niet nodig om te haten, anderen weten zelfs de Koraan in menslievende zin te interpreteren, maar in het algemeen heeft de Koraan een negatieve impakt op de relaties van gelovigen met anderen.
De Ley fantaseert over een "typisch islamitisch religieus pluralisme". Dat religieus pluralisme ook in de islam erkend wordt, zou al een gewaagde stelling zijn, maar dat religieus pluralisme typisch islamitisch is, iets waardoor de islam zich van andere religies onderscheidt, dat is werkelijk "te gek voor woorden", dat "raakt kant noch wal". Blijkbaar heeft Adolf Hitlers opmerking dat mensen liever grote dan kleine leugens geloven, nog steeds volgelingen. Hoe dan ook, De Ley's gretige fata morgana weegt niet op tegen de precedentwaarde van het levenswerk van Mohammed, namelijk de vernietiging van het religieus pluralisme in Arabië. De heidenen kregen er de keuze tussen de islam en de dood, kristenen en joden werden verbannen, en in de eerste islamitische republiek te Medina mocht slechts één religie voortbestaan.
De profeet lanceerde ook een eerste (mislukte) invasie in het Byzantijnse rijk, begin van een lange strijd tegen de kristenheid waarin de kruistochten slechts een tijdelijk tegenoffensief vormden. Prof. Vermeulen had dus gelijk toen hij tijdens een recente lezing in Ekeren stelde dat de paus en andere Kerkleiders zich danig vergalopperen met hun verontschuldigingen voor de kruisvaart. Europa was op heel zijn zuidelijke flank in het defensief gedrongen door een agressieve islam, en de kruistochten brachten de hoognodige verlichting door het front tijdelijk naar gebieden onder moslimkontrole te verleggen. Er waren natuurlijk excessen van geweld, zoals die er in de andere richting bij tijd en wijle ook geweest zijn, maar verontschuldigingen voor de kruisvaart als militair initiatief zijn klinkklare onzin, tenzij de moslims zich verontschuldigen voor hun verovering van Spanje en Byzantium, en bijvoorbeeld ook voor de wegvoering van miljoenen Zuid- en Oost-Europeanen naar de slavenmarkten van Tunis en Bagdad.
In de veroverde gebieden werden joden en kristenen derderangsburgers in hun eigen land, zonder politieke rechten, onderworpen aan een twintigtal vernederende bepalingen en aan een gedoogbelasting. Bovendien waren zij het mikpunt van pogroms, zoals de joods-Egyptische historica Bat Ye'or aangetoond heeft. De Ley's "cijfermatig aantoonbare positieve effekten op de kristelijke populaties" van het "typisch islamitisch religieus pluralisme" zijn als volgt: in Syrië, Egypte en Turkije vormden kristenen bij de dood van de Profeet (632) de overgrote meerderheid, bij het begin van de kruistochten een nipte meerderheid, in de Ottomaanse tijd een grote minderheid, en vandaag een kleine minderheid.
Wellicht verwijst De Ley naar enkele zeer tijdelijke en plaatstelijke gevallen van groei in het kristelijk bevolkingspercentage, die echter als volgt verklaard moeten worden. De gedoogbelasting en de talloze maatschappelijke nadelen van het niet-moslim-zijn moedigde aan tot bekering tot de islam. Alleen de begoede klasse kon de belasting opbrengen zonder zichzelf teveel pijn te moeten doen, en kon zich ook een zekere veiligheid kopen via goede zakenrelaties met de heersers en steekpenningen aan de politie en aan moslimleiders. In streken onder moslimbewind zie je daarom na verloop van tijd dat, behalve in geïsoleerde gebieden, bijna alle overblijvende niet-moslims tot de begoede klasse behoren, bv. de Kopten in Egypte of, tot hun uitdrijving in 1990, de hindoe Pandits in Kasjmir. Bij welgestelden lag de kindersterfte lager, wat in vreedzame periodes zonder uitdrijvingen of gedwongen bekeringen inderdaad tot een tijdelijke procentuele groei kon leiden. Om dezelfde reden kenden zogenaamd sterk anti-semitische Europese regio's als Polen en Oekraïne een bijna kontinuë stijging van het percentage joden, wat voor prof. De Ley beslist geen reden is om het anti-semitisme als een fabeltje weg te wuiven. Zijn bewering doet niets af aan het diskriminerende karakter van het moslimbewind noch aan de algemene tendens tot verdwijning van de andere religies onder moslimbestuur.
Overigens werden niet-Abrahamische religies als mazdeïsme en boeddhisme in Centraal-Azië nog veel sneller gemarginalizeerd of uitgeroeid dan het kristendom in het Midden-Oosten. Het lot van de echte "heidenen" wordt altijd buiten beeld gehouden in debatten over "islam en verdraagzaamheid", waarbij de aandacht steeds naar de minder hard getroffen kristenen en joden gaat. De Ley heeft vanuit het sekuliere België mooi praten over het "typisch islamitisch religieus pluralisme": de talloze niet- of ex-moslims uit Iran, Pakistan en Bangladesj die ik gesproken heb, zeggen nooit iets gezien te hebben van dat wereldwonder.
Islam en Verlichting
Naast het hoofdartikel (De Morgen, 19-4-2000) waarin Yves Desmet, aajatollah van het multikultureel linksliberalisme, zijn fatwa tegen prof. Urbain Vermeulen uitsprak, stond in de citatenkolom een opmerking van kamervoorzitter Herman Decroo over de islam. Deze olijke vrijzinnige vindt het een anomalie dat nu de mensen niet meer ter kerke gaan, ze desondanks toch nog weinig begrip voor de islam kunnen opbrengen. Volgens hem getuigt dit van een achterlijke angst voor het vreemde. Blijkbaar willen sommigen maar niet begrijpen dat de islam (net zoals de katholicisme voor vrijzinnigen als De Croo) een heel ander probleem stelt dan een van "vreemdheid".
Het Tibetaans boeddhisme is heel wat exotischer dan de islam, en toch wekt de inplanting van een Tibetaans-boeddhistisch centrum in Schoten of Hoei geen wrevel of angst bij de plaatselijke bevolking, die hierin nu eens wèl een geval van "multikulturele verrijking" ziet. Uit de kulinaire gewenning van onze bevolking aan diverse uitheemse keukens, uit de verkoopscijfers van schrijfsters als Lulu Wang of Arundhati Roy, of uit het orderboek van onze reisagentschappen, blijkt allerminst een angst voor het vreemde. De Croo vergist zich door "het vreemde" als het probleem aan te wijzen. Merkwaardig genoeg deelt hij die misvatting met Frank van Hecke, die in zijn eerste interview als VB-voorzitter (Gazet van Antwerpen, 12-6-1996) verklaarde dat hij niets tegen de islam had, en dat hij de inwijking van 600.000 boeddhisten in plaats van moslims even erg zou vinden.
Nee Herman, nee Frank, de islam is grondig verschillend van andere "vreemde" tradities. Het verschil zit hem in de in de Koraan vastgelegde oproep tot strijd tegen de niet-moslims, die dan weer samenhangt met het politieke en totalitaire karakter van de islam: het doel van de islam in elk land is altijd om een staat te stichten waarin de islam domineert en de sjari'a het handelen van de burgers op alle levensdomeinen bepaalt. Het boeddhisme kon zich overal aan de bestaande orde aanpassen, van Indiase kastesamenleving over konfuciaanse burokratie en Japans militair feodalisme tot Californisch ekolo-kapitalisme. Het bemoeide zich zo min mogelijk met politiek en samenleving en legde zich uitsluitend toe op zijn spirituele missie. De islam daarentegen zal niet rusten vooraleer hij in zijn expansiegebieden, waaronder nu vooral Europa, de staat geïslamizeerd heeft. En daarover zou een politiek leider als De Croo zich beter dringend bezinnen, in plaats van de bevolking wijs te maken dat het maar om een soort exotische nieuwe mode gaat.
Dat Westerse islam-apologeten de Koraan zo ver mogelijk buiten beeld willen houden, is geen toeval. De hele doktrine van superioriteit van de moslims en van haat jegens de niet-moslims wordt daarin breedvoerig uiteengezet. Dat je je vrouw(en) mag en soms moet slaan, dat je de afvallige moet doden, dat vriendschap met ongelovigen te mijden is, dat pas de volledige islamizering van de wereld een einde zal maken aan de vijandschap tussen moslims en niet-moslims: het staat er allemaal in. Wat er gelukkig ook en zelfs vrij expliciet instaat, is dat er wat scheelde met de Profeet zelf. Dr. Herman Somers heeft in zijn boek Een Andere Mohammed uitvoerig aangetoond dat Mohammed een schoolvoorbeeld was van het bekende syndroom paranoia, een door hallucinaties gevoede waan omtrent zichzelf. In dit geval ging het om een uitverkiezingswaan, en de sensoriële hallucinaties waren de stemmen die hij in trance-toestand hoorde, en wier "openbaringen" opgetekend zijn en gebundeld tot de Koraan. Nee, dit is geen Westers vooroordeel, want een gelijkaardige analyse van de Koranische openbaring vinden we bij geboren moslims, ondermeer de Egyptenaar Abdullah Kamal (aldus De Standaard 15-7-1996) en de Pakistani's Anwar Shaikh en Ibn Warraq. En nee, dit is geen onverantwoorde projektie van moderne kategorieën op iemand uit de oudheid, want Mohammeds tijdgenoten vonden ook al dat die "openbaringen" maar zelfbegoocheling waren: niet minder dan elf keer spreekt de Koraan (d.i. Mohammed zelf) Mohammed moed in omdat zijn toehoorders hem een gestoorde of een fantast noemen. In de Hadieth vinden we nog meer getuigenissen dat zijn tijdgenoten het maar doorgestoken kaart vonden, en zelfs zijn lievelingsvrouw Aisja vond het vreemd dat die openbaringen toch altijd zo buitengewoon goed in Mohammeds persoonlijke kraam pasten.
De polemiek waarin prof. Vermeulen verwikkeld is geraakt, betreft dus niet de kern van het probleem, en ik zal me over die kern radikaler uitspreken dan hij ooit gedaan heeft. Of de islam nu wel of niet fanatiek is, of hij nu onrecht doet aan de vrouw of niet, dat zijn legitieme maar uiteindelijk sekundaire kwesties. Belangrijker is dat de islam gewoon een vergissing is. Weliswaar heeft de islam een aantal bestaande kultuurwaarden overgenomen die soms verkieslijk lijken boven de morele chaos van het postmoderne Westen, getuige de rol van de islam in de door drugs en misdaad geteisterde Amerikaanse negerwijken; maar de definiërende waarheidsaanspraak van de islam ("Mohammed is Zijn profeet") is gewoon onjuist.
Als een vriend van me zou blijken te geloven dat de aarde plat is, of dat de kindertjes uit de bloemkool komen, dan zou ik het als mijn plicht beschouwen, hem dat uit zijn hoofd te praten. En als onze medelanders met namen als Ali en Fatima nog in het sprookje van de Koraan-openbaring geloven, dan is het ons aller plicht om hen de weg uit die dwaling te wijzen. Ik weet nog hoe ik als zesjarige in de zandbak zat te spelen toen mijn zus mij de ware toedracht over Sinterklaas vertelde. Telkens ik moslims hoor fulmineren tegen de zoveelste "belediging van de islam" zie ik mezelf weer met rasse schreden naar de keuken stappen om moeder verontwaardigd te vertellen wat mijn zus had durven beweren. Ach, er is nog leven na het verlies van je geloof in sprookjes.
De oplossing is niet, moslims het land uit te wijzen, wel de moslimjeugd hier en ginds maximaal blootstellen aan de impakt van de Verlichting en met name aan de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek aangaande religie. En men moet dat niet met "westerse kultuur" vereenzelvigen: haal er liever de talloze stemmen van vrijdenkers uit de islamwereld bij, van de Bengaalse feministe Taslima Nasrin ("het probleem is dat de islam onverdraagzaam is"), van de vermoorde Berber-zanger Lounès Matoub ("ni Arabe ni Musulman"), of van de Turkse auteur Aziz Nesin, die gezegd heeft: "Er moet een einde komen aan de duizendjarige tirannie van de Koraan." Er is niets intrinsiek moslim aan Marokkanen of Turken, en als er iets hun integratie kan bevorderen, dan is het wel hun eigen traditie van dissidentie tegen de islam.
Islam en racisme
Wie de islam ter diskussie stelt, mag zich doorgaans aan het etiket "racist" verwachten, hoewel niet meteen duidelijk is wat het rasbegrip hiermee te maken heeft. Terwijl men biologen op ons afstuurt om ons te bezweren dat "rassen niet bestaan" (bv. doordat, naar verluidt, Zweden en Bosjesmannen qua vingerafdrukpatronen meer op elkaar lijken dan op hun respektieve gelijkgekleurde buurvolkeren), blijkt het feitelijk semantisch domein van de term "ras" steeds breder te worden. Wanneer het Vlaams Blok op jongste 1-meifeest 2000 skandeerde "islamieten, parasieten", dan omschreef de VRT-nieuwsdienst deze inderdaad kwalijke slogan als "racistisch", implicerend dat de islamieten een ras vormen. Toen diezelfde partij zich recent bekeerde tot het beginsel dat immigranten zich mogen assimileren als alternatief voor "opkrassen", op papier toch een reuzenstap wèg van het racisme (want geassimileerde vreemdelingen zullen op termijn hun zaadjes en eitjes in de Vlaamse genenpoel uitstrooien), noteerde De Standaard dat Filip Dewinter tijdens de persvoorstelling scherp uitviel naar de islam, de belangrijkste verzetshaard tégen de assimilatie; zonder enige remming door de logika noemde de kwaliteitskrant deze uitval "racistisch".
Voluit: als Dewinter het fundamentalisme veralgemeent, als hij "zegt dat alle islamieten zo denken en daarom een aparte aanpak verdienen, is hij volop bezig te diskrimineren op basis van godsdienst. Dan is Dewinter, in alle definities van die term, een racist." (Rolf Falter: "Optrekken en remmen in Schiltz-chicane", DS, 2-4-2000) Wie zo pedant is om er definities bij te halen, kan echter gemakkelijk verifiëren dat "racisme" diskriminatie op basis van "ras" betreft, niet van "godsdienst". Mocht dit laatste toch onder het racismebegrip vallen, dan is de islam zelf intrinsiek een door en door racistische godsdienst, want diskriminatie op basis van wel of niet moslim zijn is voor de Koraan een must hier op aarde maar ook een onvermijdelijk lot in het hiernamaals, waar men voor geen ander vergrijp dan het ongeloof aan Mohammeds aanspraken ten eeuwigen dage in de hel zal branden. In geen enkele andere religie staat diskriminatie op basis van godsdienst, dus wat Rolf Falter "racisme" noemt, zo centraal als in de islam.
Toen de bruine Pakistaanse immigrant Mohamed Rasoel in zijn boekje De Ondergang van Nederland tegen de islam waarschuwde, werd hij daarvoor door een blanke Amsterdamse rechter in 1992 veroordeeld wegens -- wat anders? --"racisme". Een kleurling die zijn ouderlijke religie aanvalt en daarvoor als "racist" veroordeeld wordt, het is, om Yves Desmets terminologie te lenen, "te gek voor woorden". Maar waarom heeft De Morgen dan nooit geprotesteerd tegen deze onrechtvaardige veroordeling van een gekleurde medemens?
Uit de jongste polemiek rond professor Vermeulen blijkt alleszins dat er een "Turks ras" en een "moslim-ras" bestaan. Dat wordt namelijk geïmpliceerd in het afdoen van kritiek op Turken of op de islam als "racisme". En dit taalgebruik beperkt zich niet tot betaalde agitatoren maar vindt ook ingang onder historici en parlementsleden. Kamerlid Ferdy Willems van de Volksunie is historikus en mag geacht worden te weten wat hij zegt, ook als hij zegt: "Vermeulen is een racist die zijn carrière gebouwd heeft op iets wat hij haat." (bij Frank Willemse: "'Professor Vermeulen is een racist'", Het Laatste Nieuws, 21-4)
De islam is natuurlijk geen ras, maar heeft toch wel iets met racisme te maken. De historici Bernard Lewis en David Brion Davis hebben aangetoond dat het antizwarte vooroordeel ontstaan is in de kontekst van de Arabische negerslavernij. Deze floreerde al acht eeuwen vooraleer de Portugezen in de 15de eeuw partners werden in de Arabische slavenhandel en het anti-zwarte racisme gaandeweg overnamen. Moslims mochten heidenen als slaaf nemen, ondermeer miljoenen Zuid- en Oost-Europeanen (voor wanneer hiervoor een kollektieve schuldbekentenis vanwege de moefti's en imaams?) en vooral Afrikaanse animisten. De minachting voor het ongeloof werd overgedragen op de huidskleur van de ongelovigen, zodat zwarten die zich uit lijfsbehoud tot de islam bekeerden, spoedig ondervonden dat hun huidskleur er met een bekeringsformule niet afging, en zij gewoon slaaf bleven. Ongelovigen heten in het Arabische kafiroen, "ondankbaren", vandaar Afrikaans kaffers voor de negerslaven die de Hollanders rond de Indische Oceaan van de Arabieren kochten. Moslim-slavenhouders plaatsten zwarten systematisch lager in de slavenhiërarchie dan de blanke slaven, zoals nog te zien is op de typische afbeeldingen van blanke haremvrouwen die door zwarte meiden verzorgd worden. De Koraan (3:106/102) stelt dat op de dag des oordeels de bozen zwart zullen worden en de gelovigen blank, wat toch wel een ongelijk waardeoordeel over die huidskleuren inhoudt.
Ook bij prof. Herman De Ley ("Islamkunde en racisme", De Standaard, 25-4-2000) vinden we natuurlijk de vereenzelviging van islamkritiek met racisme. Inzoverre racisme als een vreselijke misdaad geldt, is dit vreselijke laster. De Ley schijnt niet te beseffen dat de felste islamkritiek van niet-Europeanen komt, van rasgenoten van de Profeet, of van nog donkerder medemensen als de Malinese schrijfster Maryse Condé, die in haar bekende historische roman Ségou schrijft: "De islam is een mes dat tweedracht zaait, dat wonden slaat waarvan we niet meer genezen." Islamkritiek is bruin en zwart, niet qua politieke maar qua huidskleur.
Neem nu de beoordeling van Mohammeds profeetschap. In de Koraan spreekt Mohammed zich moed in tegen de kritiek van mede-Arabieren dat hij met zijn "goddelijke openbaringen" een gestoorde fantast is, een door geesten bezetene. Dat de islam een vergissing is, de uit de hand gelopen egotrip van een stemmenhoorder met uitverkiezingswaan, wordt vandaag niet alleen beweerd door de Vlaamse psycholoog Herman Somers of de pro-Palestijnse joodse auteur Maxime Rodinson, maar ook door kleurlingen als de hindoes Ram Swarup en Sita Ram Goël, en door geboren moslims, ondermeer -- op luchtige wijze -- door de migrant Salman Rushdie in zijn gewraakte boek De Duivelsverzen. Men hoort het wel niet meer uit de mond van de Arabische dichter Sadeq Abdel-Karim Melallah, want die is daarvoor in 1992 onthoofd. Misschien een tip voor een doortastende beteugeling van foute gedachten bij ons?
Melallah was maar één van de honderden vrijdenkers in de islamwereld die de laatste tien jaar gedood zijn. In een lezing tijdens de Rushdie-krisis heb ik professor Vermeulen aan zijn publiek horen vragen: zal onze jeugd nog willen opkomen voor de vrije meningsuiting waar vorige generaties zo hard voor hebben moeten vechten? Bij ons is het antwoord daarop hoogst onzeker, maar in moslimlanden zijn er talloze Voltaires die letterlijk hun leven wagen voor het vrije woord. Het zijn die dissidenten in de islamwereld zelf, frontstrijders voor de vrijheid, die nu door De Ley in de rug geschoten worden.
"Kultureel racisme"
Sommige akademici die zich toch wat gegeneerd voelen over de onverantwoorde verbreding van het begrip "racisme" (bv. Pierre-André Taguieff), hebben als oplossing het begrip "kultureel racisme" gelanceerd. Dit is een contradictio in terminis, en meestal dient het maar als een soort valsemunterstruuk om standpunten die uitdrukkelijk niet racistisch zijn, lekker toch racistisch te kunnen noemen. Dat voorvoegsel "kultureel" wordt immers snel genoeg vergeten, en een vernietigend machtswoord als "racist", daarvan doe je niet graag afstand.
Edoch, er is één geval waarin dit begrip wel zinvol kan zijn, namelijk als men iemands kultuur als een ingeboren en onveranderlijk gegeven behandelt, net zo wezenseigen als zijn huidskleur. Dit soort "kultureel racisme" vindt men impliciet zeker in de wildere redevoeringen van de jonge Filip Dewinter (d.i. vooraleer hij de optie van assimilatie aanvaardde), maar zijn natuurlijke biotoop is het multikultureel discours. Het zijn juist de pleitbezorgers van de islam in Europa die doen alsof de islam een onvervreemdbare kentrek van onze Ali's en Fatima's is, die wij dus maar te aanvaarden hebben. In werkelijkheid gaat het om een ideologische konditionering die zij aangepraat krijgen, en waarvan zij zich ook weer kunnen bevrijden. En vooral: waarvan zij zich wel zullen moeten bevrijden als zij zich echt in onze samenleving willen integreren. Moeten, niet omdat wij dat zeggen, maar omdat er nu eenmaal een logische onverenigbaarheid bestaat tussen integratie en islam.
Het is uiteraard niet de taak van de overheid om aan religieuze of anti-religieuze propaganda te doen, dat zou te zeer aan Sovjet-methodes herinneren, maar in de samenleving zelf moeten opinieleiders een krachtige kulturele beweging op gang brengen die moslimjongeren aanmoedigt om zich uit het keurslijf van de islam te bevrijden. De overheid kan helpen om de juiste voorwaarden daartoe te scheppen door een konsekwent beleid van het type dat men in Frankrijk républicain noemt (huidige boegbeelden: de linkse socialisten Jean-Pierre Chevènement en Régis Debray): het straal negeren van groepsidentiteiten ten voordele van integratie via een sekulier staatsburgerschap. Dit betekent dus: geen multikultuur of "integratie met behoud van eigen identiteit", maar assimilatie. Uiteraard staat het de betrokkenen dan nog steeds vrij om djellaba's te dragen of naar de moskee te gaan (ook geboortige Belgen hebben die vrijheid), maar van enige toegeving aan een moslim-groepsidentiteit met aparte rechten kan geen sprake zijn. Wie daar niet mee kan leven, heeft natuurlijk de vrijheid om elders zijn geluk te zoeken.
Is de rol van de overheid beperkt, die van opiniemakers in onderwijs en media is des te groter. Toen ik in mei 1992 in Trends berichtte over de aktiviteiten en standpunten van de Turks-islamistische beweging Milli Görüs, leverde mij dat vooral kritiek op, van het type dat De Ley nu over Vermeulen uitstort. Enkele maanden later was er op de Duitse TV een reportage van een Duits-Turkse journalist over het zelfde onderwerp, en van dezelfde waarschuwende strekking. Ik gun het die man gerust dat hij zulke kritiek blijkbaar wèl mag uiten zonder banvloeken over zich af te roepen. Het enige dat me eraan stoorde, is dat zijn uitzending niet méér weerklank gekregen heeft. Waarom niet méér aandacht voor de islamkritische strekking in de Turkse gemeenschap? Waarom niets over de onthoofde Melallah, waarom zo weinig over het werk van de tientallen intellektuelen die in Algerije vermoord zijn? Dit soort media-aandacht is zeer belangrijk in de natuurlijke selektie van rolmodellen voor de migrantenjeugd, die nu door vriend en vijand op haar vermeende moslimidentiteit vastgepind wordt. Ik herhaal het: er is een krachtige kulturele beweging nodig die de migrantenjongeren helpt om een post-islamitische identiteit te ontwikkelen.
Het alternatief, op termijn, is wat we recent op de Molukken gezien hebben: rivers of blood. In het minst gewelddadige geval stevenen we af op wat een militant van de Turks-islamistische Milli Görüs mij ooit voorspelde: niks geen geweld, op zekere dag worden de moslims wakker en stellen ze vast dat ze de meerderheid vormen, en dan kondigen ze langs demokratische weg de islamitische republiek af. Het is echter weinig waarschijnlijk dat de moslim-voorhoede zo lang geduld zal oefenen, dus gedurfder machtsgrepen behoren tot de mogelijkheden, gevolgd door reaktie van de inheemsen, algemene polarizatie die vele gesekularizeerde moslims terug het islamkamp indrijft, en burgeroorlog.
Er is een wedloop aan de gang tussen de numerieke groei van de islam, die schijnbaar recht naar de wereldheerschappij voert, en het binnendringen van de Verlichting in de islamwereld. Het is wiskundig zeker dat de islam uiteindelijk het onderspit zal delven (volgens mij verdwijnt hij binnen de eeuw), maar voor het zover is kunnen we nog enkele onaangename rondjes djihaad meemaken, dichter bij huis dan we gewend zijn.
Racisme en laster
Op het juridische vlak kan men inmiddels stellen dat professor De Ley en kamerlid Willems zich met hun beschuldiging van "racisme" tegen professor Vermeulen zelf aan laster en eerroof schuldig gemaakt hebben. De zaak met beschuldigingen ligt eigenlijk eenvoudig: wie een ander van iets beschuldigt, is ipso facto zelf schuldig aan laster, tenzij hij zijn aanklacht met bewijzen hard kan maken. Dat geldt des te meer wanneer men iemand van een door de wet strafbaar gesteld feit beschuldigt. Wie iemand anders een "moordenaar" noemt, kan daarvoor zelf vervolgd worden, tenzij de beschuldigde inderdaad door een bevoegde rechtbank wegens moord veroordeeld is. Welnu, net als moord is "racisme" een door de wet strafbaar gesteld vergrijp; iemand valselijk van zulk vergrijp beschuldigen, is daarom zelf ook strafbaar.
De Ley en Willems moeten nu niet afkomen met de elders misschien verdedigbare uitleg dat "racisme" maar een appreciatie is, beschermd door de vrije meningsuiting. Je kan niet de twee hebben, enerzijds racisme strafbaar stellen en anderzijds het recht behouden om iemand zomaar eventjes racist te noemen. Zij die racisme in het strafrecht wilden, zitten nu met het gevolg dat men het woord "racisme" niet meer zo licht in de mond mag nemen. Eigenlijk is er nood aan een rechtszaak die deze beperking op het loze gebruik van het scheldwoord "racist" expliciet bekrachtigt. Al wens ik het niemand toe om de ster van zulk een pionierend rechtsgeding te zijn, want degene die de officiële meute haar geliefkoosde verbale terreurwapen uit de handen komt slaan, moet vanwege media en overheid niet op enige fair-play rekenen.
Eén van de nuttige effekten van zulke rechtszaak zou erin bestaan dat er eindelijk klaarheid komt omtrent de bevoegdheidsafbakening van Johan Lemans Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding. Recent bleek dat de post kan weigeren om "racistische" politieke propaganda te verdelen, waarbij de beoordeling over het "racistische" karakter van de betrokken teksten aan Lemans Centrum overgelaten wordt. Daar klopt iets niet. Men kan iemand wegens een strafbaar feit wel voor de rechtbank dagen (desnoods in kortgeding), maar geen openbare beslissingen baseren op de loutere verdenking van zulk feit. Men kan een kandidaat-onderwijzer maar weigeren wegens pedofilie als hij door een rechter wegens pedofiele feiten veroordeeld is; en is dit laatste niet het geval, dan kan de om die reden geweigerde sollicitant op zijn beurt de betrokken schooldirektie dagvaarden. Het CGKR heeft de bevoegdheid om vermeende racisten te dagvaarden, niet om hen te veroordelen, noch om langs niet-gerechtelijke weg burgers te benadelen die nooit wegens racisme veroordeeld zijn.
Hetzelfde probleem stelt zich in de kwestie-Vermeulen. Uit Johan Lemans verklaringen (VRT-Radio 1 en De Standaard, 20-4-2000) kan men min of meer afleiden dat Leman zelf al informele stappen ondernomen had om Vermeulens aktieradius te beperken, ondermeer via de Gentse en Leuvense rektoren, en dat hij nu op resultaten hoopte. Het was maar een interview, geen beleidsverklaring, dus misschien is er een onjuiste indruk gewekt, maar ambtenaar Leman zou er goed aan doen om hierover klare wijn te schenken. In ieder geval gaat hij zelfs met de loutere uitdrukking "het probleem-Vermeulen" (DS 20-4-2000) al zijn boekje te buiten. Ofwel is Vermeulen schuldig aan "racisme", maar Leman ontkent dat, want hij behoort nog tot de oude school die vindt dat disputen over taal of religie niet onder de hoofding "racisme" thuishoren (anders zouden de Belgische kommunautaire en levensbeschouwelijke tegenstellingen onder zijn bevoegdheid vallen, stel je voor). Ofwel -- en dat geeft Leman dus impliciet toe -- is Vermeulen niet schuldig aan racisme, en dan heeft Leman volstrekt geen enkele bevoegdheid inzake zijn doen en laten, zelfs niet om hem als een "probleem" te brandmerken.
Overigens heb ik Leman op debatten al meermalen horen verklaren dat de racismewet géén "opiniedelikt" invoert, dat hij alleen effektieve aansporing tot diskriminatie en geen racistische meningen bestraft. Zo zou het boek The Bell Curve van Richard Herrnstein en Charles Murray, dat rasbepaalde erfelijke verschillen in intelligentie poneert, niet verboden kunnen worden. Lemans stellingname tegen Vermeulen doet daar toch aan twijfelen: heeft Vermeulen, zelfs in de versie van zijn aanklagers, ook maar één daad van diskriminatie gesteld, of zelfs maar één oproep daartoe gelanceerd? De hele rel betreft toch ondubbelzinnig de mening van de professor? Waar haalt ambtenaar Leman het recht vandaan om die mening als een "probleem" voor te stellen? Politici die zich op hun "demokratisch" gehalte laten voorstaan, moeten beter vandaag dan morgen het afglijden naar de aanvaarding van de notie "opiniedelikt" een halt toeroepen. Het is voor de demokratie van levensbelang om de galopperende ambities van onze racismebestrijders in te tomen.
De strijd gaat voort
De deontologische uitschuiver van Leman tegenover Vermeulen is wellicht maar een voorbode van ernstiger kampanjes tegen foute meningen. Zoals de aanwezigen op het debat tussen Leman en mijzelf (Vlaams-Nationale Debatklub, 30-5-2000) hebben kunnen vaststellen, is de Dominikaan als persoon zeker nog de kwaadste niet; maar de strukturen die hij voorzit lenen zich tot een veel verder gaande repressie tegen foute meningen. Vanuit bepaalde partijpolitieke hoeken wordt inderdaad om een "aktiever" anti-racismebeleid geroepen, en men kan zich voorstellen dat Lemans opvolger aan die wensen zal voldoen. Zo besluit prof. De Ley zijn aanval op prof. Vermeulen met de schijnbaar bezadigde waarschuwing dat we ons niet "hypokriet" op de zondaar Vermeulen moeten blindstaren: het racisme is immers véél groter en alomtegenwoordiger. Na de verhoopte eliminatie van de Leuvense prof gaat de strijd dus verder tegen het racisme in allerlei lagen van de samenleving. Veel méér mensen moeten aan de schandpaal of op de sofa wegens hun openlijk of verdoken racisme. Zelfs bij goedbedoelende aktivisten voor de integratie van migranten is er racisme dat onze niets ontziende aandacht verdient, aldus De Ley. Het kategorie "racisten" groeit voortdurend aan, en dit hoogtij spaart zelfs pater Leman niet.
De Ley wordt in zijn waarschuwing tegen het alomtegenwoordig racisme namelijk bijgetreden door enkele moslim-gastkolumnisten van De Morgen. Na enkele extreem-linkse akademici is het nu de beurt aan deze direkt betrokkenen bij de integratieproblematiek om Leman als racist af te doen. De hele integratiesektor mag volgens Tarik Fraihi ("Het failliet van de integratie-industrie", DM 8-5-2000) best met de VB-term "welzijnsmaffia" omschreven worden: mensen die teren op het "migrantenprobleem". Het hele integratiekoncept zit er voor hem naast: verkapte assimilatie, paternalistisch, "folklorefestivalmodel". Bijgevolg zouden "de bedenkers van het huidige koncept, zoals Johan Leman, best de eer aan zichzelf houden en ontslag nemen".
Sterker nog drukt Mohamed Talhaoui zich uit ("Naar een aktieve migrantenbewustwording", DM, 25-4). Hij veegt de vloer aan met "de demokratische schijn van de traditionele partijen" en pleit voor een radikaal verbod op organizaties die zich "racistisch, xenofoob of intolerant" opstellen tegenover de moslims of andere minderheden. Enkele zinnen verder leren we wie allemaal tot de gewraakte kategorie behoort: "Het integratiekoncept zoals dat tot op de dag van vandaag door de overheid gedefinieerd en ontwikkeld werd en dat in feite neerkomt op assimilatie, is mensonterend, racistisch xenofoob en onderdrukkend, en dient van de hand gewezen te worden." Als de overheid racistisch is, moet ook zij in de ban, en alvast moet Lemans Centrum omgevormd worden tot "een federale instelling die zich met niets anders bezighoudt dan met racismebestrijding" en die "geleid moet worden door een migrant(e)". Alvast één post die op zuiver etnische basis ingevuld moet worden: volgens de letter van de racismewet is dat racisme. In ieder geval wil Talhaoui de krypto-assimilationist en verkapte racist Johan Leman weg: "De bewustwording van de migrantengemeenschap omtrent dat thema wordt realiteit met de ontslageis van Johan Leman, die de islamitische gemeenschap al jaren met een kluitje in het riet stuurt." Voilà, daar heb je het uit de mond van een onverdachte moslim: Dewinter-Leman, zelfde strijd!
Vanop grote afstand bekeken worden tegenstellingen kleiner. De tegenpolen Leman en Dewinter groeien naar mekaar toe naarmate men zich op een extremer standpunt stelt, tot men ze ziet samenvallen in hun gemeenschappelijke premisse, namelijk het behoud van onze sekuliere rechtsstaat, waarin iedereen gewoon gelijk is voor de wet. Vanuit een hard islamitisch standpunt is dat een duivelse eensgezindheid die alle disputen over migratiebeleid tot onbelangrijke details herleidt. Gelijkheid voor de wet, met name voor een door de mensen gemaakte wet, is voor echte moslims immers onaanvaardbaar. Zij interpreteren het begrip "multikultureel" niet als eufemisme voor "multiraciaal", maar in zijn letterlijke betekenis, namelijk als de koëxistentie van verschillende kulturen, d.w.z. gemeenschappen met een eigen taal en een eigen rechtssysteem. Want kultuur is niet alleen koeskoes en djellaba's en "folklore", het is ook een maatschappij-ordening en, om maar iets Belgisch-gevoelig te noemen, ook een taalgemeenschap. Het echte alternatief voor de visie-Dewinter-Leman is een staat waarin die gelijkheid voor de wet vervangen is door een multikulturele maatschappij-ordening, waarin de moslims echt hun identiteit en dus hun taal en rechtsstelsel behouden.
Zulke pleidooien pro balkanizering van onze samenleving leven dus in de moslimgemeenschap in ons land. Men moet ze niet eens in Arabische pamfletjes uit moslimboekhandels op de Lemonnierlaan zoeken, men vindt ze openlijk op de opiniebladzijde van De Morgen. Ze tooien zich in nieuwe kleedjes als anti-racisme en multikultuur maar blijken bij nader toezien weinig te verschillen van de strategie die de asielzoekende migrant (mohadjier) Mohammed gebruikte om Medina van een vrije en gastvrije stad in een islamitische republiek te veranderen. En dan zouden deskundigen als professor Vermeulen de aandacht niet mogen vestigen op het probleem dat de islam stelt?
De afloop
Hoewel rektor Oosterlinck had aangekondigd om binnen enkele weken uitspraak te doen, duurde het tot 30 september 2000 vooraleer officieel bekend werd dat professor Vermeulen een "terechtwijzing" of blaam kreeg, de lichtste straf maar toch een straf. De rektor had al duidelijk gemaakt dat hij de relaties met Turkije in geen geval verstoord wou zien om het prestigeprojekt van de KUL-archeologen in Sagalassos niet in gevaar te brengen (Veto 2-5 en 16-5-2000). Het lag dus in de lijn der verwachtingen dat hij Vermeulen een blaam zou geven: een sanktie om De Morgen en de Turken tevreden te stellen, maar ook de lichtste sanktie om het incident niet verder te doen eskaleren.
Weinigen hadden verwacht dat het tot een schorsing zou komen, want dat zou tot verdere polemieken en wellicht tot een dispuut voor de arbeidsrechtbank geleid hebben. Zoals iedereen weet zijn katholieke schooldirekteurs uiterst beducht voor kontroverse; daarom dus geen schorsing. Uit bezorgdheid om de goede naam van hun school plooien zij zich naar de heersende normen; vroeger keken zij daarvoor naar de Kerk, nu naar de progressieve opinieleiders in de media. Dus toen Yves Desmet zijn banvloek tegen Urbain Vermeulen uitsprak, sprong rektor Oosterlinck meteen in de houding: tot uw orders, eminentie. De dag zelf nog verklaarde hij aan de VRT dat hij een sanktie zou treffen, en dat is vijf maanden later dus een officiële blaam geworden.
Dit verloop van zaken illustreert een belangrijk feit omtrent het huidige opinieklimaat: bij gebrek aan de formele strukturen van een diktatuur kunnen de totalitair-linkse opinieherders, die tenslotte slechts een kleine minderheid vormen, hun wil maar opleggen via de medeplichtigheid van quislings uit de bourgeoisie. Middels verbale terreur kunnen de blaffende herders deze schaapjes gemakkelijk in de gewenste richting drijven. De brave burger die gezien heeft hoe elke uit-stekende nagel platgeklopt wordt, en hoe anderen in hun professioneel en sociaal leven beschadigd geworden zijn door beschuldigingen van "racisme", hoedt er zich dan wel voor om uit de pas te lopen. Sterker, om zich helemaal in te dekken tegen het risiko van beschuldigingen, gaat hij zelf aktief mee de voorgeschreven opinie opleggen en de afwijkende meningsuitingen aan de kaak stellen en bestraffen. Vandaar dus de terechtwijzing van Vermeulen door de rektor.
De geblameerde professor wendde zich vervolgens tot de beroepskommissie van de KUL, bestaande uit kollega's professoren. Pas in januari 2001 raakte bekend dat die hem in december 2000 in het gelijk gesteld had. Zijn naam is dus geklaard: er rust geen KUL-blaam op Urbain Vermeulen. Tegelijk raakte bekend dat de rektor deze kommissie haar bevoegdheid om zich in de toekomst in beroep over dergelijke betwistingen uit te spreken, ontnomen had. De Campuskrant, het officiële orgaan van de KUL, had uitvoerig aandacht besteed aan Vermeulens blaamwaardige uitspraken en de kritiek daarop, maar liet na zijn "vrijspraak" onder de aandacht te brengen. Ook de media brachten het bericht slechts terloops, en geen enkele hoofdredakteur of gastkolumnist wijdde er een kommentaarstuk aan. Er zat voor de professor niets anders op dan zelf zijn kollega's aan te schrijven om de goede afloop te melden. Uiteraard kan dat de schade die aan zijn reputatie toegebracht is, niet ongedaan maken. Ook de mediadood van Vermeulen als duider bij het islamnieuws is niet opgeheven. Andere islamdeskundigen zullen deze les wel ter harte nemen.