Droom van een nieuw leven begint in Ter Apel met desillusie: ’Zelfs de honden hebben het hier beter’
Aanmeldcentrum Ter Apel is voor de meeste asielzoekers de eerste kennismaking met Nederland. Vanwege de barre omstandigheden begint daar het beeld van gouden bergen voor ’t eerst te barsten. Meer ervaren asielaanvragers weten: dit is nog maar het begin.
Het is donker geworden voor de hoofdpoort van aanmeldcentrum Ter Apel. Plukjes asielzoekers, grofweg gegroepeerd naar nationaliteit, nestelen zich met hun bagage in de uitgedeelde synthetische dekentjes voor een nieuwe nacht in de buitenlucht. De luifels die het COA er heeft neergezet, zullen voor vannacht afdoende zijn. Dat was met de stortregens van gisteren wel anders, ook omdat de politie op last van de gemeente de werptentjes had weggehaald die een ondernemer er na een crowdfunding had gebracht. De tenten waren onveilig, oordeelde de gemeente. Die wil het ’wachtkamp’ bovendien niet al te veel faciliteren. Anders groeit het nog uit tot vluchtelingenkamp. Dat is het nu al een beetje. Het ruikt er naar overstromende dixies en ongewassen lijven. Er wordt gehoest, gerookt, gekookt en gekotst, en vanaf april door steeds meer mensen geslapen.
Dan ineens klinkt er geschreeuw en beginnen zo’n dertig man te rennen. Achter een dief aan, blijkt. Hij is betrapt bij het stelen van een telefoon en zou daarna iemands moeder hebben beledigd. Vooral over dat laatste raken omstanders niet uitgepraat.
In een maisveld verderop krijgt de groep hem te pakken. Hij krijgt een paar klappen, waarna de dief weet te ontsnappen en verder wegrent. Sommigen zeggen dat hij het mes dat hij bij zich had heeft weggegooid, dat hij degene was die een paar nachten ervoor iemand heeft gestoken. Dat de politie hem toen even heeft meegenomen. Nu probeerde hij weer te roven, samen met drie kompanen. Het viertal blijft de komende nacht weg.
„De Marokkanen hier zijn allemaal dieven”, zegt Sami, een 21-jarige Syriër, die deel uitmaakt van een groepje jonge landgenoten die voor de zesde nacht buiten slapen. „We delen eten, beschermen elkaar. Als de ene slaapt, blijft de ander wakker.” Zelfs boodschappen doen in het dorp doen ze in groepjes. „Als je in je eentje gaat, sneaken ze achter je aan om spullen van je te stelen zodra je de supermarkt uit komt.”
In Ter Apel is het belangrijk om vrienden te hebben, ook met wie het is gelukt binnen het aanmeldcentrum te komen. Die kunnen je powerbank opladen of water voor je verwarmen – bewoners lopen af en aan met waterkokers. Wie geen vrienden heeft, is afhankelijk van sjacheraars binnen die geld vragen voor het opladen van een telefoon-accu.
Ruig
Het gaat er soms ruig aan toe, en niet alleen als er, tweemaal per dag, tussen de stalen spijlen van de hekken heen eten wordt uitgedeeld. Een medewerker van het Rode Kruis werd beroofd van haar ketting, nota bene door degene wiens beenwond ze aan het verzorgen was. Hierop vertrok de hulpclub uit Ter Apel. Nu de gemeente Westerwolde de bevoegdheden van de politie rondom het aanmeldcentrum heeft verruimd - agenten mogen nu preventief fouilleren - keert het Rode Kruis terug. Mogelijk wordt ook Artsen zonder Grenzen actief rondom het centrum.
Sami is een energieke jongen uit een bemiddelde familie. Hij studeerde medische technologie in de Oekraïense stad Charkov; hij was bijna klaar met zijn studie toen daar de oorlog uitbrak. „Als ik had geweten dat het hier zó zou zijn, was ik niet gekomen. Mijn universiteit is geraakt door raketten. Ik heb ik Oekraïne geholpen mensen naar veilige gebieden te krijgen. Ik heb op mijn vlucht in schuren, parken en bossen geslapen. Maar ik heb me overal veiliger gevoeld dan hier. Als ik nog een nacht hier buiten moet blijven, dan ga ik het wel in Duitsland proberen of zo.”
"Zelfs de honden hebben het hier beter"
Zo begint voor velen de droom van een nieuw leven in Ter Apel met een desillusie. „Dit is toch Nederland?”, klinkt het vaak. „Dit is toch de EU?” „Waar is de menselijkheid?„Zelfs de honden hebben het hier beter.”
Ter Apel is naast Schiphol de enige plek waar asielzoekers een asielaanvraag kunnen doen, meestal voor ’t eerst, anderen voor gezinshereniging. Sommigen doen een herhaalde aanvraag. De tandeloze Somaliër Hamza (41) was na vreemdelingendetentie in Rotterdam al eens uitgezet. Na een zwervend bestaan in Parijs probeert hij het nu nog eens in Nederland. Hij loopt met een smoezelig pak papieren die hij moet invullen voor zijn herhaalde asielaanvraag. Een Sudanees die een beetje Nederlands spreekt, helpt hem. „Ze willen weten wat er is veranderd in je land van herkomst dat je niet terug kan.” Die vraag moet Hamza op zich laten inwerken. „Wat er is veranderd? I lost my mind! I need help!”
Kevin (25) komt uit Trinidad, zat daar bij eigen zeggen bij een bende, bij wie hij na een conflict op de dodenlijst kwam. „Hier in Nederland wil ik helemaal opnieuw beginnen.” Kevin loert naar het stalen draaihek waar op onvoorspelbare tijden medewerkers van het COA naar buiten komen om mensen binnen te laten. Ze nemen daarbij de beduimelde ’loopbrieven’ in die asielzoekers na hun eerste registratie krijgen. Wie geluk heeft, mag naar binnen, waar verdere identificatie wacht door de Vreemdelingenpolitie, afname van vingerafdrukken en het eerste gesprek met de IND. Wie dat heeft bereikt, is al een stap verder en krijgt een geel armbandje. De grijze armbandjes hebben slechts de pre-registratie gehad.
Willekeur
„Ik blijf hier, bij het hek”, zegt Kevin beslist. „Ik wil hier zijn als die COA-mensen komen.” Het is ook de reden dat veel wachtenden buiten de hekken het aanbod afslaan om de nacht in een sporthal elders in het land onder te brengen. Op de nacht dat er volgens het COA een record wordt verbroken met 300 buitenslapers, vertrekken er twee dubbeldekkers naar Zuidbroek voor een overnachting en nog een bus naar een naburige voetbalclub, die kleedkamers ter beschikking heeft gesteld. „Als ik meega, mis ik misschien mijn call.” Het geldt voor meer buitenslapers: meestal is er wel ergens een slaapplek, op de grond van het IND-loket of in een noodopvang elders in het land, maar buitenslapers laten die geregeld aan zich voorbijgaan omdat ze bang zijn dat ze dan nog langer aan de poort van Ter Apel moeten wachten.
Het aanmeldproces is ondoorgrondelijk. Iedereen snapt nog wel dat gezinnen, kwetsbaren en alleenstaande vrouwen voor gaan. Verder lijkt er geen logica te zitten in wie naar binnen mag en wie niet. De ogenschijnlijke willekeur leidt voortdurend tot opstootjes. „Waarom mogen die mensen naar binnen?”, klinkt het. „Zij zijn er pas net! Ik ben hier al twee weken.” Er wordt gerukt aan de hekken. Beveiligers en justitie-medewerkers schreeuwen ’Get back!”
In Ter Apel wreekt zich dat de hele asielketen is vastgelopen. De instroom is vanaf april al aan het stijgen, de doorstroom stokt op overvolle crisisopvang, volle asielcentra en woningnood, waardoor erkende vluchtelingen in de asielopvang blijven zitten in plaats van door te stromen naar huisvesting. Zonder maatregelen aan de voorkant, leidt elke maatregel tot verschuiving van de drukte. Nu lopen IND, COA en politie bijvoorbeeld achter met de identificatie van asielzoekers, waardoor duizenden ongeïdentificeerde asielzoekers in de noodopvang zitten. Sinds maandag zijn instanties bezig aan een inhaalslag, maar daardoor lopen de wachttijden voor het eerste gehoor met de IND weer op.
Gouden bergen
„En dan begint het pas.” Met onvervalst Tilburgs accent knauwt Teo (50) zijn analyse van de chaos die hij in Ter Apel ziet. „Iedereen heeft z’n eigen strategie om binnen te komen.„Teo kwam 46 jaar geleden als bootvluchteling naar Nederland, maar werd (’mijn eigen domme fout’) nooit genaturaliseerd. Teo heeft een geel bandje, maar slaapt nog steeds buiten. „Daar kan ik wel moeilijk over gaan doen, maar dan knippen ze ’m door en ben ik helemaal nergens.”
Hij ziet vooral bij de jonge Syriërs ’veel energie’ en bij de Afrikanen ’veel te hoge verwachtingen’. „Ze denken allemaal dat er gouden bergen zijn als ze hier eenmaal doorheen komen. Wacht maar tot ze huur moeten betalen, gas en elektra. Dan piepen ze wel anders.” Zelf leefde hij een paar jaar op straat. „En ik ben hier nog wel braaf naar school gegaan en ken Nederland op m’n duimpje.”
In de ochtend na de recordnacht keren de bussen weer terug van de noodopvang. Intussen zijn er alweer 200 nieuwe mensen aangekomen. Sami verzucht dat hij nóg een nacht niet langer trekt. Vandaag móet het lukken om binnen te komen. Om vijf uur begint het weekend. Kan ie wachten tot maandag. Dan ineens is hij toch binnen, samen met vier andere Syriërs. Hij appt: „De eerste stap van velen.”