Eén asielzoeker op elke inwoner – wat deed dat met het kleine Zoutkamp?
De Strandweg langs het Lauwersmeer loopt van de Marnewaard naar Zoutkamp.Beeld Harry Cock / de Volkskrant
In de Marnewaard verrees in september 2022 een tijdelijke noodopvang voor asielzoekers. Het besluit veroorzaakte onrust in het naburige Zoutkamp. Overlastgevende incidenten werden gretig gedeeld op Facebook en haalden soms zelfs landelijke media, maar wat heeft zich nou echt afgespeeld in het dorp?
Aanvankelijk ging alles goed, herinnert Helga Bergstra zich. Als eigenaar van de Spar in Zoutkamp knoopte ze in de eerste weken nog vrolijke praatjes aan met de asielzoekers die tijdelijk in de witte paviljoens in de Marnewaard waren ondergebracht. Ze kwamen vooral naar haar supermarkt voor energiedrank, sigaretten en medicijnen, zegt ze. Paracetamol, ibuprofen en ‘soms iets verlichtends’. ‘Ik zei dat ze daarvoor naar de huisarts moesten. Of naar de coffeeshop in de stad.’
De Zoutkampers waren ondertussen wel wat gewend. In de Willem Lodewijk van Nassaukazerne, vlak naast de nieuwe opvanglocatie, zaten op dat moment al ongeveer vijfhonderd Afghaanse evacués. ‘Dit leek een voortzetting ervan’, zegt Bergstra. ‘De mensen waren vriendelijk, we hadden de situatie in de hand.’
Rik Kuiper is regioverslaggever van de Volkskrant in de provincies Utrecht en Flevoland. Hij maakt graag grote reportages en reconstructies, zoals Liefdesbrieven van een kampbeul.
Tot eind september. Toen sloeg de sfeer om. De noodopvanglocatie in de Marnewaard was gegroeid van ongeveer 200 naar het maximum van 600 bewoners. Met de Afghanen erbij woonde er nu voor elke Zoutkamper één vluchteling op het defensieterrein, dat circa vijf kilometer van het dorp ligt.
Die vluchtelingen gingen aan de wandel. Omdat ze een boodschap moesten doen en er niets te beleven was in de opvanglocatie. ‘Het werd hier toen zó druk’, zegt Bergstra. ‘Veel jonge mannen uit veilige landen als Marokko, Tunesië en Algerije. Die hadden lak aan alles. Ze hadden een grote mond, er werd gejat.’
Soms zaten er dertig mensen op de stoep, herinnert Bergstra zich. Ze ging dan met haar man voor de deur staan, om ze een voor een binnen te laten. ‘Dorpelingen en toeristen gaven we voorrang’, zegt ze. ‘En dan kregen we natuurlijk te horen dat we racisten waren.’
Het voorportaal
Militair oefenterrein de Marnewaard ligt op een van de noordelijkste puntjes van het vasteland. Daar verrees in september 2022 een noodopvang voor asielzoekers. De witte paviljoens in drassige grond vormden een zogenoemde ‘overlooplocatie’, een plek om het aanmeldcentrum in Ter Apel te ontlasten. Mensen die net in Nederland waren aangekomen, verbleven er een paar dagen tot de vreemdelingenpolitie tijd had om vingerafdrukken af te nemen en hun identiteit vast te stellen.
Zo’n voorportaal was destijds bittere noodzaak, omdat grote groepen asielzoekers in Ter Apel al weken buiten sliepen. En ook nu is de nood hoog. Staatssecretaris Eric van der Burg beloofde dit voorjaar dat er in Ter Apel nooit meer dan tweeduizend mensen tegelijkertijd zullen verblijven. Daarom heeft hij vier nieuwe overlooplocaties nodig. Binnenkort opent er een in Assen. Naar andere plekken is Van der Burg nog op zoek, liet hij deze week weten.
In de Marnewaard zijn de paviljoens ondertussen verdwenen. Burgemeester Henk Jan Bolding (CDA) van de gemeente Het Hogeland, waar Zoutkamp onder valt, beloofde zijn inwoners vanaf het begin dat de noodopvang tot 1 maart zou openblijven. Hij hield zich aan zijn woord.
Omdat de asielopvangcrisis voortduurt, besloot de Volkskrant met hem en enkele andere hoofdrolspelers terug te blikken. Wat gebeurt er als een klein dorp geconfronteerd wordt met een relatief grote hoeveelheid asielzoekers – een groep met een hoge omloopsnelheid bovendien? Hoe ga je als bestuurder om met weerstand bij de plaatselijke bevolking? En welke lessen zijn nuttig voor de bestuurders bij wie in de nabije toekomst nieuwe opvanglocaties zullen verrijzen?
Niet iedereen spreekt daar graag over. Dorpsbelangen Zoutkamp, de vertegenwoordiging van bewoners, zegt geen zin meer te hebben in publiciteit. Zoutkamp is een toeristisch dorp, de associatie met asielzoekers kan het imago schaden. In de jachthaven blijven om diezelfde reden de kaken op elkaar. Burgemeester Bolding en strategisch adviseur Annemarie Veenhuis willen wel praten, net als supermarkteigenaar Bergstra, de dorpsbewoner die het meest met de asielzoekers te maken kreeg.
Een appje van de staatssecretaris
‘Kunnen we vanavond even bellen?’ Voor de burgemeester begon het vorig jaar zomer met een whatsappje van Eric van der Burg, de staatssecretaris van Asiel. En dan weet je tegenwoordig al ‘half hoe laat het is’, zegt Bolding.
En jawel, Van der Burg begon over de situatie in Ter Apel. Die was onhoudbaar, asielzoekers sliepen op straat, er waren nieuwe opvanglocaties nodig. Van der Burg had al met de minister van Defensie besproken dat er mogelijk een noodopvang kon worden gerealiseerd op het defensieterrein in de Marnewaard. Wilde de burgemeester meewerken?
Bolding vroeg bedenktijd. Zijn gemeente ving al Afghaanse evacués op: vijfhonderd journalisten, tolken en mensen die voor de Nederlandse ambassade hadden gewerkt. Hij wist niet zeker of ze er wel een nieuwe groep bij konden hebben.
Koortsachtig overleg volgde. Bolding sprak dat weekend met zijn wethouders en met de fractievoorzitters in de gemeenteraad. Uiteindelijk liet hij het ministerie weten dat Het Hogeland bereid was maximaal zeshonderd asielzoekers een half jaar op te vangen. ‘We vonden het humanitair niet verantwoord dat asielzoekers buiten moesten slapen.’
Van der Burg bevestigde de afspraken op woensdag 24 augustus per brief. ‘De locatie zal zo worden georganiseerd dat de mensen zoveel mogelijk op de locatie blijven’, schreef hij. Ook kon Het Hogeland rekenen op extra politiecapaciteit. ‘Mocht het binnen de eenheid Noord niet lukken extra inzet voor uw gemeente vrij te maken’, schreef Van der Burg, ‘zal vervolgens worden gekeken naar de andere eenheden.’
Het draagvlak
De burgemeester wilde de dorpen informeren voordat het nieuws naar buiten kwam. En dus belegde hij een bescheiden bijeenkomst in het dorpshuis van Vierhuizen. Daar schoven vertegenwoordigers van Dorpsbelangen Vierhuizen en Dorpsbelangen Zoutkamp aan, aangevuld met lokale ondernemers.
‘Het was ongemakkelijk voor die mensen’, zegt Bolding. ‘Ze worden uitgenodigd en krijgen een vertrouwelijke boodschap, waarvan ze weten dat mensen in het dorp er niet om staan te juichen.’
Tijdens die gesprekken, waar ook medewerkers van de gemeente, de politie en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) aanwezig waren, bespeurde Bolding een wankel draagvlak voor de opvang van nóg een groep asielzoekers. De bewoners bleken argwanend. Zes maanden en hooguit zeshonderd mensen? Zou het daar echt bij blijven? En hoe zou de gemeente de veiligheid in de dorpen waarborgen?
Voor Bolding kwam de weerstand niet als een verrassing, zegt hij. Vooral Zoutkamp kent een tumultueuze geschiedenis. In 1969 werd de Lauwerszee door een dijk van de Waddenzee gescheiden. Daarmee lag het vissersdorp plots niet meer aan zee. De dorpsbewoners hebben dit ‘verdriet van Zoutkamp’ nooit helemaal kunnen verwerken.
En er leven ook recentere zorgen. Zo liggen beide dorpen aan de rand van het Groningse aardbevingsgebied. Maar waar woningbezitters in Vierhuizen aanspraak kunnen maken op een waardedalingsvergoeding, hebben ze daar een paar kilometer verderop in Zoutkamp geen recht op.
Daarnaast kregen de garnalenvissers uit Zoutkamp onlangs te maken met strengere regels. Er zijn onvoldoende woningen voor de kinderen van dorpelingen. En de gemeente houdt al jaren de hand op de knip, wat zichtbaar is aan de staat van het openbaar groen.
Bolding voelde zich er ongemakkelijk bij. Hij vroeg veel van de dorpen, maar had weinig om terug te geven.