Hoe is het met de Marokkaanse jongens die toen hoera riepen op 11 september?
Tien jaar lang is er geld en aandacht gepompt in de Marokkaanse 'rotjongens' die destijds de aanslagen op 9/11 toejuichten. Zonder succes. De sfeer is verslechterd.
Het is dezelfde man in dezelfde wijk in dezelfde flat; de vergaderkamer waarin hij zit, heeft nieuw behang gekregen maar verder ziet ook die er hetzelfde uit. De wereld mag in tien jaar een ander gezicht hebben gekregen, hier in Ede is dat niet te zien.
Voorzichtig is begonnen met het renoveren van de wijk: de hoogste, meest onoverzichtelijke flats zijn leeg, klaar voor de sloop, en aan de rand zijn nieuwe huizen gebouwd. Maar het probleem dat deze plek beroemd heeft gemaakt, bestaat nog steeds: het Marokkanenprobleem. Daar heeft, in al die jaren, niemand wat aan kunnen doen.
De man in de vergaderkamer is Said El Bachrioui, de onderwijzer van de islamitische basisschool die de jongens het beste kende van iedereen. Op 11 september 2001 schopten de jongens rotzooi bij een bruggetje in de wijk Veldhuizen A, waar ze vaker rotzooi schopten; ze schreeuwden, al is nog steeds onduidelijk wat. De politie schreef in een persbericht dat ze feestvierden, dat ze blij waren met de terreur tegen Amerika, maar dat bleek later ernstig overdreven. Toen de camera's en journalisten arriveerden, sloegen de jongens door: één riep de naam Bin Laden, en er zouden posters hebben gehangen met zijn portret. De Marokkaanse rotjongens waar de wijk al jaren mee vocht, kregen ineens een politiek profiel: nu bleek dat hun loyaliteit definitief niet bij Nederland lag.
Oud-premier Wim Kok noemde het afgelopen zaterdag nog 'onaanvaardbaar' in een interview met de Volkskrant: 'Je had die jonge Marokkanen in Ede, die met juichkreten de straat op renden en daarmee olie op het vuur gooiden.'
Oorlogsituatie
Vanaf dat moment had Veldhuizen A een groot probleem, 'vanaf toen ging alles de verkeerde kant op', zegt El Bachrioui (47), die nog steeds bestuurslid is van de stichting Irshad die zich ten doel stelt de Marokkanen van Veldhuizen A te laten integreren. 'Hoe meer aandacht je de jongens geeft, hoe erger het wordt. Er ontstond een oorlogssituatie, tussen de jongeren en de politie. En dat is nog steeds zo.'
Wie hij allemaal niet zag langskomen de afgelopen jaren: ministers, Tweede Kamerleden, burgemeesters, wethouders uit grote steden, onderzoekers, projectleiders, 'elke drie weken kregen we wel hoog bezoek van mensen die de wijk wilden bekijken'. Er kwam een Marokkaanse politieman om de 'interculturele communicatie' te verbeteren en Justitie in de Buurt, er werd een lik-op-stuk-beleid gevoerd, er kwam een samenscholingsverbod, er werd meerdere malen 'keihard ingegrepen' door de burgemeester, er kwamen gezinsondersteunende projecten, er kwam 100 duizend euro uit het fonds voor Vogelaarwijken, - 'er is heel veel gedaan maar het heeft niets geholpen.'
Glanspapier
Hij heeft er, na tien jaar gedoe, genoeg van. 'Je moet die jongens in de kraag pakken en naar een opleiding slepen, de dingen doen waarin hun ouders falen. Maar wat gebeurt er? Er komt een projectmanager met een werkplan, een deskundige van buiten die de wijk niet kent, die krijgt subsidie voor een open dag, of iets met sport, en die schrijft dan op glanspapier een mooi verslag waarin staat dat hij alles heeft geprobeerd maar dat het niet werkt. Zo gaat het.'
Hij is nog steeds onderwijzer op dezelfde islamitische basisschool, en komt de jongens van het bruggetje tegenwoordig tegen in de moskee. 'Ze zijn ouder geworden, de meesten zijn goed terechtgekomen. Ze zijn getrouwd, sommigen hebben kinderen. Het zijn geen jongens meer. Zo gaat dat. Het was een fase in hun leven - iedereen is kwajongen geweest. Ze hebben het er nog wel eens over, maar dat gaat niet verder dan: weet je nog. Het is niet belangrijk voor ze.'
Varkenskop
Een paar zijn het slechte pad op gegaan, zegt hij, meer wil hij er niet over kwijt. Voor de jongens van toen kwamen nieuwe jongens in de plaats, die de wijk bleven sarren met kattekwaad en criminaliteit; 'straatterroristen' worden ze nu genoemd. Zo bleef Veldhuizen A in het nieuws: vanwege de overlast, het geschreeuw op 9/11 en vanwege de strijd om de moskee die werd gebouwd tegen de zin van strenggelovige Edese christenen, die volgens een onderzoek van de gemeente 'xenofoob' zijn en de Marokkanen 'zwartkoppen' noemen. Op de plek waar de moskee zou komen, lag een varkenskop.
'Het is een moeilijke, zware tijd geweest', zegt El Bachrioui. 'Er kwam zoveel over je heen. De televisie bleef maar beelden uitzenden van Ede, vermengd met beelden van Palestijnse jongeren, het werd zo opgeblazen. Alsof we hier een bolwerk van Al Qaida waren.
'Sindsdien gaan mensen anders met elkaar om: ze hebben geen respect meer voor elkaar, ze beledigen elkaar. Dat is hier gebeurd, en in heel Nederland. Nederlanders kijken me nu scheef aan; mensen die me vroeger gedag zeiden, doen dat niet meer. Ik ben Marokkaan, en niemand wil mijn manier van denken respecteren. Dat wordt alleen maar erger nu de economie verslechtert.'
Onrechtvaardig
Wat de jongens dreef, en drijft, zegt hij, is een een slechte opvoeding, uitzichtloosheid en een 'onrechtvaardigheidsgevoel' - iets dat hij ook bij zichzelf herkent. 'Een moslim moet zich elke dag verdedigen dat hij moslim is, de rest hoeft dat niet. Nederland steunt Israël. Israël mag alles. Dat zien we, dat groeit met ons mee, daardoor krijgen we steeds het gevoel dat wij er niet bijhoren. Dat is erger dan de opkomst van Wilders. Wilders is duidelijk, die heeft een mening: ik vind het niet erg als hij tegen me zegt: rot op naar je eigen land. Ik heb meer problemen met het CDA. Dat zijn christenen, maar daar leven ze niet altijd naar. Die zijn onduidelijk, ik begrijp niet wat ze willen.'
Het enige dat geholpen heeft in Veldhuizen A, zijn de camera's. Sinds er camera's hangen in de wijk, heeft de hangjeugd een andere plek gezocht. Nu sarren ze in de chiquere, naastgelegen wijk Rietkampen. Een gesprek van de burgemeester met de jongeren (ook Nederlandse, Turkse en Antilliaanse) liep er zo uit de hand dat er vorige maand een samenscholingsverbod werd ingesteld. 'Het circus is weer begonnen', zegt El Bachrioui, 'en het is dezelfde voorstelling.'
de Volkskrant