POLITICVS
Op zoek naar waarheid in een eeuw van verstandsverbijstering
Nr. 5 - 20.01.2019
Amerika is zonder enige twijfel het belangrijkste land in de twintigste en zelfs nog eenentwintigste eeuw in het vormen en handhaven van de wereldorde zoals we die vandaag kennen. Het Imperium Americanum verpulverde het Derde Rijk en hield de verspreiding van het communisme in toom. Het werd de maatstaf voor vrijheid en democratie, en voor velen is het dan ook moeilijk zich een wereld zonder Amerika voor te stellen. Toch kent Amerika een duistere zijde. In deze en volgende afleveringen aandacht voor het werk van Dinesh D’Souza, conservatief denker, en chroniqueur van de duistere inborst van het imperium.
Sinistere schaduwen over Amerika
Racisme en fascisme van de democratische partij
Het is oorlog in Amerika. Nog geen gemilitariseerde oorlog, maar wel een agressieve oorlog. Het is een oorlog tussen regressief links en de rest, tussen aan de ene kant democraten en radicale socialisten, nog aangevuld met neoconservatieve Trump-haters, en aan de andere kant libertariërs en conservatieve Republikeinen, tussen de Deep State en Trump, tussen globalisten en anti-globalisten. Ofschoon zij voornamelijk lijkt te woeden in de politiek, in de media en in de digitale ruimte op het internet, is deze oorlog toch niet zonder geweld. Onderzoeksjournalist John Nolte documenteerde meer dan 600 gevallen van agressie, van verbale bedreigingen tot aanslagen met als gevolg ernstig lichamelijk letsel, die vanaf begin 2016 tegen Trump of tegen Trump-aanhangers werden begaan. Van de aanslagen op senatoren Steve Scalise en Rand Paul tot aan meer recente terreuraanslagen zoals de met het zeer giftige ricine gevulde brieven gericht aan president Trump en generaal Mattis, of de agressieve protestmarsen van Antifa waar opgeroepen wordt tot het opheffen van de Verenigde Staten (
“No borders! No wall! No USA at all!”) en het in Khadaffi-stijl lynchen van de president – in al deze uitingen van woede en agressie zijn de sporen van diepe waanzin en ongeremd meutgedrag te herkennen. Een volksmenner als Maxine Waters riep openlijk op tot meutevorming om Republikeinen en Trump-fans te belagen en Hillary Clinton zag in een recent interview geen mogelijkheid nog langer het fatsoen te bewaren (
‘You cannot be civil’) tegenover een abjecte partij die recht en fatsoen aan haar laars lapt. Het vraaggesprek stond overigens zo bol van transparante leugens dat een weerlegging een heel opstel zou vergen, maar het eenvoudigweg vervangen van ‘Republikeinen’ (het object van haar gram) door ‘Democraten’ levert meteen al een heel wat waarachtiger beeld op. De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet, en in Amerika zijn er geen potten zo zwart als de Democraten en die zullen ook geen middel schuwen om te grijpen naar de macht die hen nu dreigt te ontglippen.
Een mooi voorbeeld daarvan verschafte Nancy Pelosi, sinds kort weer Speaker van het Huis, toen ze een tijd geleden tegenover een groep persmensen een boekje opendeed over de werking van een lastercampagne (woordelijk transcript; bronvermelding hieronder):
- You demonize and then you ... We call it the wrap-up smear – if you want to talk politics – we call it the wrap-up smear. You smear somebody with falsehoods and all the rest, and then you merchandise it. And then you [Pelosi wijst hier specifiek naar de persmensen tot wie zij het woord richt, Pol.] write it, and they say: ‘You see it’s reported in the press, that this, this, this and this’. So they have that validation that the press reported the smear. And then it’s called the wrap-up smear. Now I’m gonna merchandise the press’s report on the smear that we made. It’s a tactic.
Pelosi schreef deze tactiek toe aan de Republikeinen, maar wie schetse onze verbazing dat een jaar later juist deze tactiek werd gebruikt door de Democraten om rechter Kavanaugh ten val te brengen. Aan de valse beschuldigingen van poging tot aanranding en dronkenschap werd door linkse politiek en media de eis toegevoegd dat Kavanaugh zijn onschuld moest bewijzen. Dat laatste was nog meer dan het eerste een groteske rechtsverkrachting die het beginsel van ‘onschuldig totdat het tegendeel bewezen is’ (
innocent until proven guilty) volledig op zijn kop zette. Het waren de Democraten (de leugenachtige Clintons incluis) en niet de Republikeinen die het recht aan hun laars lapten.
Talloos zijn inmiddels de leugens en lasterpraatjes die als boemerangs naar de wanhopige werpers terugkeren, talloos zijn ook de valkuilen die de Democraten voor de president graven en waar ze vervolgens zelf in vallen.
Harry Reid is de Democraat die de tot dusverre beroemdste ‘boemerang’ wierp. Uit puur machtspolitieke overwegingen, deed een groep Democraten onder zijn leiding in november 2013 een beroep op het constitutioneel recht van de Senaat om de stemverhouding bij de hoge benoemingen te wijzigen (de zogenaamde ‘nuclear option’) van 60-40 naar 51-49. Senator Mitch McConnell waarschuwde indertijd dat de Dems dit zouden bezuren. En inderdaad, de pogingen van de Democraten om Trump’s benoemingen te blokkeren leden allemaal schipbreuk. Met vooruitziende blik, gebruikten de Republikeinen in 2017 het Reid-precedent om de nieuwe stemverhouding ook te doen gelden voor de benoemingen van het Hooggerechtshof. Aldus kon Judge Kavanaugh onlangs benoemd worden tot Justice Kavanaugh.
Een ander voorbeeld. Senator Elizabeth Warren kreeg haar baan bij de juridische faculteit van Harvard University door zich te beroepen op haar vermeende inheems-indiaanse Cherokee-afkomst – iets waar de universiteit zich jarenlang openlijk op voorstond. Het was een reden voor Trump om haar gekscherend ‘Pocahontas’ te noemen. Om het ongelijk van de president te bewijzen en het Cherokee-bloed dat door haar aderen vloeit te verdedigen, liet Warren een DNA-test doen die onverbloemd aantoonde dat er mogelijk – niet zeker, maar mogelijk – sporen van een Native American (let wel: het gaat hier om Noord en Meso-Amerikaanse kenmerken, en dat kan net zo goed duiden op een Mexicaanse voorouder) in haar geslachtslijn voorkomen
tien generaties terug. Eén
mogelijk getinte voorouder op een populatie van 1024 individuen; het maakt Warren blanker dan het leeuwendeel van de blanke Amerikanen. De Cherokees veroordeelden Warrens ethnische claim en de senator werd de risée van het land. Fauxcahontas werd toegevoegd aan het Amerikaanse lexicon. Dit prachtige voorbeeld van
cultural appropriation wordt Warren door links niet aangerekend. Zij zullen haar blijven steunen in haar poging de president af te zetten op grond van ontoerekeningsvatbaarheid en geestelijk onvermogen krachtens het Vijfentwintigste Amendement.
Nancy legde in 2017 ijverig aan de pers uit hoe een lastercampagne werkt. (Met dank aan Q die het filmfragment wereldkundig maakte.) Haar partij liet deze zomer in de praktijk zien hoe zo’n campagne werkt door Brett Kavanaugh valselijk te beschuldigen. Het mocht niet baten; de aantijgingen bleken onbewijsbaar en Kavanaugh werd benoemd. En aldus verloren de Desperate Dems hun meerderheidsstem in het Hooggerechtshof.
Hoe komisch de wederwaardigheden van Pocahontas ook mogen zijn, de meest pathologische daad van zelfdestructie werd toch zeker uitgevoerd door tv-persoonlijkheid Kathy Griffin die zich in november 2017 liet filmen met een afgehouwen en bebloed namaak-hoofd van Donald Trump, kennelijk niet stilstaande bij de breedgedragen afkeuring en de inkomstenderving die dit tot gevolg zou hebben. Zij verschool zich achter een wazige feministische rhetoriek en deed zich voor als het betreurenswaardige slachtoffer van de president die haar, zoals zij snikkend meedeelde, had gebroken. Als bekroning van haar pathologie milimeterde zij haar haren en maakte ook overigens een steeds deerniswekkender indruk.
Hoe zorgwekkend zo’n incident ook moge zijn (zowel voor wat betreft de symboliek als de degenererende geestesgesteldheid van de linkse activisten), toch is misschien humor de beste reactie. Vermakelijke video’s van Youtube-uploader Mark Dice en intellectueel-ironische stukken als van Victor Davis Hanson (zijn opstel ‘The Circus of Resistance’ zij van harte aanbevolen – link hieronder) verschaffen verstandige verstrooiing in de steeds grimmiger en waanzinniger wordende aanvallen op Trump.
Een onbekend gebleven informant, werkzaam in de West Wing van het Witte Huis, leverde een
Op-ed voor de
New York Times waarin deze ontraceerbare persoon de lezer een kijkje vergunde in de redeloze en chaotische regeerstijl van POTUS45. Het stuk hielp tevens een nieuw boek van Watergate-journalist Bob Woodward lanceren dat moest dienen een eerdere poging van Michael Wolff om Trump gek te verklaren te vervangen. De ‘bronnen’ van Wolff waren zo onbetrouwbaar dat het boek (
Fire and Fury) binnen een week schipbreuk leed, en de hoop is dat
Fear het langer zal uithouden. Het is een ijdele hoop; de aantijgingen tegen Kavanaugh zijn even onbewijsbaar als de anonieme getuigen van Michael Wolff en Bob Woodward onvindbaar zijn. Ironisch verwees Victor Hanson naar deze “Inside Trump Saga” alsof het een nieuw literair genre betrof.
Toch schemert in de humor en de ironie het ongemakkelijke gevoel door dat de linkse agressie geneigd is te escaleren. De schrikbeelden van geweld en zelfs van burgeroorlog laten zich moeilijk wegdringen. Voor veel mensen in de alternatieve media wordt dit onbehagen nog versterkt door de verregaande censuur waar zij aan ten prooi vallen. Aanvankelijk was dat de zogenaamde ‘adpocalypse’ – het besluit van Youtube om het werk van uploaders te demonetariseren, dat wil zeggen af te sluiten voor adverteerders hetgeen een forse inkomensderving betekende voor veel vloggers die van hun videoproductie een dagtaak hadden gemaakt. Al gauw kwam het bedrijf met schimmige regels om video’s te blokkeren of te verwijderen – een maatregel die vooral rechtse en conservatieve videomakers bleek te treffen. Inmiddels zijn zelfs hele kanalen van Youtube verwijderd, waarvan Mike Adams’
Health Ranger en Alex Jones’
Infowars de grootste en beroemdste zijn. Deze martelaren van het vrije woord dragen hun juk met waardigheid, hebben inmiddels alternatieve wegen gevonden en zagen hun kijkcijfers verdubbelen. De grote technologiebedrijven in Silicon Valley laten zich hierdoor echter niet ontmoedigen. Facebook censureerde of sloot inmiddels honderden accounts, en verkoopt ook in bulk gebruikersgegevens aan de communistische Chinese overheid. Twitter censureert alles wat haar onwelgevallig is. Paypal en andere betalingsmedia proberen zoveel mogelijk de geldstroom naar rechtse altmedia-mensen te blokkeren. En alsof dat nog niet genoeg is, gaan Apple en Google samenwerken met de Chinezen om de technologische controle over het individu te optimiliseren. De vrijheid krijgt aldus een mes in de rug, en het lemmet wordt nog driemaal omgedraaid. Silicon Valley is een links bolwerk gebleken dat de weg naar de totalitaire tirannie is ingeslagen. Er zijn veel redenen tot zorg.
Na het tweede jaar van Trump is de gevolgtrekking onvermijdelijk: het geweld, de rechtsverkrachting en de censuur komen van links. Het machtsapparaat van de Democratische Partij werpt sinistere schaduwen over Amerika. Meer dan ooit te voren lijkt deze partij een polariserende kracht te zijn die, voor geen rede vatbaar, bereid is elk wapen in de strijd te gooien, hongerend naar de macht die hen in 2016 is ontglipt. In dit gepolariseerde landschap zijn de voornaamste wapens vooralsnog pen en toetsenbord, maar ook deze worden met krijgshaftige scherpte gehanteerd.
In het nu volgende willen wij de lezer inleiden in het werk van één van de belangrijkste polemisten van dit moment die aan de vooravond van de historische presidentsverkiezingen van 2016 het eerste van een reeks boeken publiceerde over de wortels van de linkse agressie in Amerika. Met vuur en passie schreef Dinesh D’Souza
Hillary’s America: The Secret History of the Democratic Party dat tezamen met een buitengewoon succesvolle documentaire film van de dezelfde naam (goed voor een opbrengst van 13 miljoen tegen een budget van 5 miljoen) in de zomer van het verkiezingsjaar gelanceerd werd. De passie van D’Souza had een pijnlijke achtergrond. De in India geboren D’Souza had twee uiterst kritische boeken over Obama gepubliceerd:
The Roots of Obama’s Rage in 2010, en
Obama’s America: Unmaking the American Dream in 2012 dat in datzelfde verkiezingsjaar werd gelanceerd met een documentaire film getiteld
2016: Obama’s America. De film werd een enorm bioscoopsucces dat veel aandacht trok – ook van de toenmalige president die slecht te spreken was over het feit dat de filmmaker naar Kenia was gereisd en zijn naaste verwanten had geïnterviewd. De verpauperde broer van Obama had zijn misprijzen uitgesproken over het feit dat Barack zijn eigen verwanten links liet liggen en dat gegeven plaatste de mooie politieke beloften die de president had gemaakt in een nogal bedenkelijk licht. Obama was ontstemd, en in 2014 belandde Dinesh D’Souza in het gevang.
Zijn vergrijp: een riante schenking aan de senaatscampagne van een oude vriendin, Wendy Long (R), ten bedrage van 20.000 dollar. Daar de wettelijke limiet voor dit soort donaties vijf duizend is in de staat New York (volgens andere berichten 2.700), maakte D’Souza listig gebruik van een oud en beproefd foefje door delen van het bedrag onder andere namen over te maken, in zijn geval de namen van een paar behulpzame vrienden (zgn. ‘straw donations’). Formeel is dit echter wel een wetsovertreding en de rechter die over de zaak presideerde, Berman (benoemd door Clinton), kwam tot een vonnis van 5 jaar voorwaardelijk en 8 maand gevangenisstraf – een buitennissige straf voor een vergrijp dat in veel gevallen niet eens voor de rechter komt. Amerika’s beroemdste (Democratische) rechtsgeleerde, Alan Dershowitz, schroomde niet het een politieke veroordeling te noemen. Dat hij daarin gelijk had bleek wel uit een recente en identieke affaire betreffende actrice, activiste en Trump-hater Rosie O’Donnell die onder valse namen grote bedragen doneerde aan maar liefst vijf verschillende campagnes. Verhoudingsgewijs zou dit meer dan drie jaar gevangenisstraf moeten opleveren. Maar O’Donnell heeft niets te vrezen. Het Democratische machtsapparaat dat haar de hand boven het hoofd houdt, heeft er ook voor gezorgd dat D’Souza acht maand achter de tralies verdween. Eerder dit jaar verleende Trump de schrijver en filmmaker gratie (zeer tot diens vreugde) maar de harde confrontatie met de linkse macht een paar jaar eerder had D’Souza gemotiveerd onderzoek te doen naar de geschiedenis van de Democratische Partij. Dit resulteerde in
Hillary’s America.
Het boek speelde in op de verkiezingsrace van 2016 door de wandaden en corrupties van Hillary Clinton (zoals de ondergang van Libië, de
charity fraud, het
pay-to-play schandaal, het e-mail schandaal enzovoorts) als exemplarisch voor de Democratische Partij als geheel te presenteren. Die aanpak lijkt wat cru wanneer men bedenkt dat er nog steeds redelijke en fatsoenlijke Democraten zijn die er niet voor terugdeinzen Clinton als een door en door rotte appel in hun politieke mand te bestempelen. (Voormalig CIA-man Ray McGovern, bijvoorbeeld, is een groot criticus van Hillary.) Toch slaagt D’Souza erin een overtuigende casus op te bouwen door een verhelderend en indringend overzicht te presenteren van de sinistere geschiedenis van de Democraten. Wanneer men luistert naar de even moralistische als hatelijke tirades van Clinton en de Dems krijgt men een eenvoudig zwart-wit beeld voorgeschoteld van het Amerikaanse politieke landschap. Aan de ene kant zijn er de Dems die strijden voor de gewone man, voor burgerrechten, rassengelijkheid, sociale gerechtigheid (
social justice) en gelijke economische kansen. Aan de andere kant zijn er – in die optiek – de Republikeinen, de reactionairen, die een duistere geschiedenis hebben van racisme, zwarte slavernij en landjepik van de Indianen; zij vormen de inhoud van Hillary’s mandje van betreurenswaardigen.
De Partij van de slavernij
Dit beeld is een leugen. De Democratische Partij was vanouds de partij van de slavernij. Democratisch President John C. Calhoun verdedigde slavernij als iets goeds – ook voor de slaven zelf. De Republikeinen waren tegenstanders van de slavernij en wisten uiteindelijk dit verderf onwettig te maken middels het Dertiende Amendement. In reactie hierop werd Lincoln vermoord, stuurden de Dems aan op segregatie, bedachten ze de discriminerende Jim Crow Laws, en grepen ze naar het machtswapen van de terreur. Zoals de IRA de terroristische arm van Sinn Fein was, zo was de Ku Klux Klan de terroristische arm van de Democratische Partij. Onder Democraten vond men aan het begin van de twintigste eeuw brede steun voor de eugenetica en het gedwongen steriliseren van ongewenste bevolkingsgroepen. Onder Democraten was er veel steun voor het opkomend fascisme. Tot in de jaren zestig toe bleef dit ingebakken racisme de Dems parten spelen. Toen President Lyndon Baines Johnson (D) zich inzette voor de Civil Rights Act van 1964 en de Voting Rights Act van 1965 waren het de Republikeinen die de benodigde stemmen leverden om die wetten erdoor te drukken.
Toch vond er in die jaren een kentering plaats. Vooraanstaand KKK-lid en latere Senator Robert Byrd (D) (1917-2010), nog door Hillary Clinton geprezen als haar ‘mentor’, was in zijn jongere jaren een actieve ledenwerver voor de Klan, en was als politicus een felle tegenstander van de Civil Rights Act. Maar mettertijd besefte hij dat deze affiliatie als een albatros om zijn nek hing. Hij wierp zijn diep-racistische vooroordelen verre van zich en omarmde nu de Afro-Amerikaanse medemens door zich in te zetten voor hun welzijn en hun belangen. Dit is tekenend voor de Democratische Partij als geheel. Een groot netwerk van sociale programma’s en overheids-arrangementen wist de stemmen te verzekeren van grote groepen zwarten en latino’s die vervolgens door basale economische voorzieningen en slechte scholing veroordeeld werden tot een leven in stedelijke ghetto’s. De slavernij werd afgeschaft, uiteindelijk ook door de slavernij-partij bij uitstek, maar de plantages bleven. Niet katoen was nu de opbrengst, maar stemmen voor de Democratische Partij. De slechte conditie van deze nieuwe stedelijke ‘plantages’ werd niet op het conto geschreven van catastrofaal Democratisch beleid, maar werd geweten aan Amerikaans racisme in het algemeen. En natuurlijk, Republikeinse kritiek op dit linkse wanbeleid werd dan ook steevast gebrandmerkt als racistisch. En zo werd de partij van emancipatie en burgerrechten belasterd als partij van het racisme en kon de partij van slavernij en segregatie zich etaleren als partij van het anti-racisme. Dit vertekende beeld wordt tot op de dag van vandaag in stand gehouden.
De wortels van het Democratisch opportunisme gaan terug op de even kleurrijke als omstreden stichter van de Democratische Partij. Andrew Jackson, de zevende president van de VS, was een populaire held omdat hij tegen schappelijke prijzen land verkocht aan kolonisten die hem vervolgens hun electorale steun gaven voor politieke functies en uiteindelijk het presidentschap. Dit land stal hij van de Indianen onder wie hij ook bij gelegenheid grote slachtingen aanrichtte. Notoir was de veldslag van Horseshoe Bend (1814) waar een alliantie van Amerikanen en Indianen het opnam tegen de krijgslustige Creeks. (Dodental: 857 van een leger van ca. 1000 Creek krijgers, tegenover 70 van een leger van 2000 soldaten, waaronder 600 Indiaanse krijgers, onder leiding van Jackson.) Voor Jackson, die het vertrouwen van Indiaanse bondgenoten had weten te verwerven door zich op te werpen als hun “vader”, was deze campagne zeer lucratief. Na de slachting eiste hij landconcessies, ook van de stammen die met hem meegevochten hadden. Aldus wist Jackson een enorm vermogen te verwerven door de verkoop van 22 miljoen acres (ca. 891 miljoen are, oftewel bijna 9 miljoen bunder) in Georgia en Alabama.
Met betaalbaar land voor kolonisten wist Jackson een groot electoraat voor zich te winnen, maar het laat zich raden dat zijn collega-politici niet over zijn aanpak te spreken waren. Om zijn politieke macht te consolideren richtte Jackson de Democratische Partij op en daarmee won hij in 1828 de verkiezingen. Interessant detail is dat tijdens de campagne het gebouw waarin Jackson zijn land-administratie bewaarde in vlammen opging. Het lijkt veel op Hillary Clinton’s gewiste e-mails, merkt D’Souza fijntjes op.
Ook het presidentiële ambt werd door Jackson benut voor zijn landjepik-politiek. De Indian Removal Act maakte het mogelijk om grote groepen Indianen naar het westen te deporteren, en dit betrof ook de Cherokee Nation, een stamverband dat haar rechten tijdig had weten te verankeren in een reeks verdragen die – nota bene – door het Hooggerechtshof van de VS werden bekrachtigd. Jackson legde het oordeel van het Hof naast zich neer en verdreef de Indianen middels gedwongen deportaties en concentratiekampen (400 doden). Zelfs twee eeuwen na dato blijkt het wantrouwen bij de Cherokees jegens de Democratische huichelarij nog sterk genoeg te zijn om Elizabeth Warren’s valse afstammingsclaims rigoreus af te wijzen.
Niet alleen in de landjepik en stemmenkoperij, of in het afslachten en deporteren van Indianen herkent D’Souza de karakteristieke ondeugden van de Democratische Partij. Er is ook de waarschijnlijk nog belangrijkere kwestie van de slavernij. Jackson was niet alleen slavenhouder, hij was ook slavenhandelaar, en de Democraten van de negentiende eeuw deden er alles aan om het instituut van de slavernij te beschermen. Slavenbezit en vooroordelen jegens zwarten waren natuurlijk niet exclusief aan Democraten voorbehouden. Slavenhouders trof men ook onder niet-Democraten aan. D’Souza noemt het voorbeeld van Jefferson die slaven bezat en zelfs een relatie had met een jonge slavin. Het verschil is echter dat Jefferson – in de traditie van het Verlichtingsdenken – geloofde in emancipatie en gelijke rechten, en dit laatste nu ontbreekt categorisch bij de Democraten.
Het unieke aan de Democratische verdediging van de slavernij was dat men een heuse theorie of ideologie ontwikkelde om dit verderfelijk instituut goed te praten. Democratische senatoren als James Hammond, Albert Gallatin, en John C. Calhoun of schrijvers als George Fitzhugh zagen slavernij als een moreel en sociaal goed. Immers zo’n werkende klasse maakt het mogelijk dat culturele elites tijd en gelegenheid krijgen om zich op kunst en wetenschap toe te leggen, of om handel en industrie te drijven. Een slavenklasse krijgt verzorging en voeding, heeft werkgarantie en kent geen armoede. Calhoun zag in slavernij een
positive good en een
school of civilization. Democraat Stephen Douglas vond dat staten zelf over het wel of niet accepteren van slavernij zouden moeten stemmen (een vals
pro-choice argument daar de vrije keus van de één, de ander [i.c. de slaaf] van keuzevrijheid berooft). Men zou het niet verwachten, maar dit bizarre gedachtengoed vond een vruchtbare bodem bij een deel van de slavenpopulatie. Toen met het uitbreken van de burgeroorlog veel plantage-eigenaars en slavenhouders onder de wapenen gingen, was er ruimschoots gelegenheid voor slaven om te vluchten. Toch bleven velen vrijwillig op hun plantages, waar de zekerheid van werk en voedsel het won van de vernedering van het slavenbestaan. Frederick Douglass, zelf een bevrijde slaaf, ageerde tegen deze slavenmentaliteit en verdedigde de positie dat de overheid zich afzijdig moest houden van de zwarte bevolking opdat deze met vallen en opstaan
in vrijheid haar eigen weg zou vinden. Zijn partij, de Republikeinse GOP, was dan ook de partij van vrijheid en ondernemerschap.
Dit vrijheidsidee van de Republikeinen vertaalde zich na de burgeroorlog in drie belangrijke amendementen op de grondwet: het 13de Amendement van 1865 dat de slavernij afschafte, het 14de Amendement van 1868 dat gelijke rechten en daarmee de burgerrechten voor de zwarte bevolking vastlegde, en het 15de Amendement van 1870 dat het stemrecht voor zwarten garandeerde. Het dertiende Amendement draagt nog de signatuur van Lincoln; het veertiende Amendement werd belemmerd door een veto van de Democratische president Andrew Johnson, dat vervolgens door het Congres verworpen werd zodat het Amendement alsnog werd aangenomen. De Democraten deden er alles aan om deze Amendementen van de grondwet te dwarsbomen. Tegenover de volledige steun van de Republikeinen (100%) stond slechts een povere bijval van de Dems. Voor het 13de Amendement was dat 23%, voor de overige Amendementen geen enkele stem.
De Democratische reactie op deze ingrepen van de Republikeinen was ronduit gruwelijk. In 1865 werd Lincoln vermoord door de Democraat John Wilkes Booth. In de zuidelijke staten slaagden de Dems erin via de wetgeving van de staten uiterst racistische wetten, de zogenaamde Black Codes, later bekend als de Jim Crow Laws, door te drukken. De Dems ontwikkelden het idee van
White Supremacy (wat veel blanken een nieuw zij het ook vals superioriteitsgevoel verschafte). Deze opgehitste rassenwaan en de bijbehorende racistische wetten schiepen een wereld van segregatie (te onzent ook bekend als ‘apartheid’), en alsof dat nog niet genoeg was doken er ook tal van terreurbendes op waarvan één, namelijk de in 1866 door ex-militair Nathan Bedford Forrest opgerichte Ku Klux Klan, geschiedenis zou schrijven. Saillant detail is dat de KKK zich in haar eerste jaren meer toelegde op geweld tegen blanke Republikeinen dan tegen zwarten. De KKK werd de gewapende arm van de Democratische Partij. Al deze racistische gewelddadigheden en obstructies van de Democratische Partij maakten dat de
Reconstruction Amendments, zoals Amendement 13 tot en met 15 genoemd werden, een dode letter werden.
De Republikeinen vochten terug, maar niet altijd met succes. De GOP wist in 1871, onder de Republikeinse president Ulysses Grant, de zogenaamde
Force Bill (een reeks anti-KKK wetten) te realiseren die er voor zorgde dat de KKK in 1873 min of meer ter ziele was. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. De grote cinema-sensatie van 1915 (in het tijdperk van de stomme film) was D. W. Griffith’s
Birth of a Nation, gebaseerd op een geromantiseerd KKK-epos van Thomas Dixon. De film kreeg private vertoningen in het Witte Huis en in de kring van de opperrechters van het Hooggerechtshof, en zou door de enorme bijval de aanstoot geven tot een ware herleving van de Klan. De KKK mocht zich in de twintiger jaren verheugen op een ledental van 2 tot 5 miljoen (vooral Democraten), en de Klan domineerde de DNC (Democratische Nationale Conventie) van 1924 (bekend als de ‘Klanbake’). Segregatie heerste in de jaren tot aan de tweede wereldoorlog als nooit tevoren, en de terreur eiste een dodental van in de duizenden. Een grote klap voor de Republikeinen was dat segregatie en terreur de zwarte bevolking verhinderden om naar de stembus te gaan; het leeuwendeel van de zwarten stemde in de negentiende en begin twintigste eeuw Republikeins.
De Partij van de Plantage
Het geweld van de Klan en de apartheidspolitiek van de Jim Crow Laws mocht rekenen op de stilzwijgende steun van toonaangevende Democratische presidenten. Het idee van blanke suprematie vond een wetenschappelijke voedingsbodem in het sociaal Darwinisme, waar met name Woodrow Wilson een groot voorstander van was. De eugenetische opvattingen van Margaret Sanger (de oprichtster van Planned Parenthood en door veel Democraten nog steeds geprezen om haar vooruitstrevende gedachten) waren niet alleen aangelegd op geboortebeperking en sterilisatie van mensen met erfelijke defecten en ongewenst sociaal gedrag, neen, haar ‘Negro Project’ had zeer specifiek tot doel het Afro-Amerikaanse bevolkingsdeel drastisch te reduceren. Deze progressieve plannen ontvouwde Sanger tijdens een spreekbeurt in 1926 voor een vrouwenkapittel van de KKK. Dit progressieve denken beïnvloedde ook de New Deal van Franklin Roosevelt. Zuidelijke Democraten waren bereid de New Deal te steunen op voorwaarde dat de segregatie-wetgeving ongemoeid bleef en de Republikeinse anti-lynch-wetten werden geblokkeerd. Dit betekende ook de uitsluiting van zwarten uit grote delen van het New Deal programma voor zover dat zuidelijke staten – en dan vooral haar blanke bevolking – bevoordeelde.
D’Souza verlaat zich voor dit deel van zijn betoog op het uitvoerige onderzoek van historicus Ira Katznelson (beschreven in
When Affirmative Action Was White: An Untold History of Racial Inequality in Twentieth-Century America en Fear Itself: The New Deal and the Origins of Our Time) die aantoonde dat Roosevelt’s New Deal de segregatie bevorderde. Zwarten werden weliswaar uitgesloten van sociale programma’s die voor blanken waren gereserveerd, maar deze discriminatie betekende ook dat de (lagere) werkgelegenheids- en subsidieprogramma’s exclusief aan de zwarten werd toebedeeld. In de jaren dertig, in de crisistijd, was dit toch een belangrijk houvast voor een noodlijdende bevolking.
Deze sociale apartheidspolitiek had een onbevroede consequentie. Vanaf het Amendement voor het kiesrecht voor zwarten, dus vanaf 1865 tot midden jaren dertig had het Afro-Amerikaanse bevolkingsdeel voor 90% op de Republikeinse Partij gestemd. Door Roosevelt’s New Deal kwam hierin tot ieders verbazing verandering in 1936 toen maar liefst 75% van de zwarten om economische redenen overstapte naar de Democraten. Deze trend zou zich voortzetten zodat, vanaf de New Deal tot aan de dag van vandaag, 90% van de zwarten op de Democraten stemt. In de jaren dertig ontdekten de Dems dat economische afhankelijkheid van de staat een plantage-mentaliteit cultiveert, die buitengewoon veel stemmen kan opleveren. Derhalve doet de partij er alles aan om die mentaliteit in stand te houden. Grote groepen zwarten zitten gevangen in de sociale programma’s van Democraten die hen weliswaar een karig bestaan garanderen, maar hen tevens alle mogelijkheden tot ontplooiing zoveel mogelijk ontnemen. Mocht er iemand losbreken uit dit maatschappelijk bestel en kritiek leveren op het stelsel, dan kan zo iemand rekenen op zware kritiek en waar mogelijk sancties van Democratische zijde. (Rapzanger Kanye West, die zijn steun voor Trump niet onder stoelen of banken stak, is een treffend hedendaags voorbeeld; hij werd verketterd door de Dems die hem – zeer significant – een “traitor to his race” noemden.) Het mag geen verbazing wekken dat dit bestel over het algemeen wordt aangeduid als de ‘Democratische Plantage’.
Het verlies van een flink deel van het zwarte electoraat was pijnlijk voor de Republikeinen, maar het leidde niet tot een langdurige terugslag. In de jaren vijftig en zestig zagen veel blanke zuiderlingen hoe hun economische vooruitzichten met rasse schreden steeds florissanter werden. Van overwegend agrarisch, werd het Zuiden industrieel en met een veranderende wereld verdwenen ook de oude, ingeroeste gewoonten en vooroordelen. De zuiderlingen die altijd Democraat hadden gestemd, stemden nu Republikein. De veranderende tijden confronteerden de Dems met een nieuwe uitdaging. Met een groeiend zwart electoraat en met een zich aan de rassenwaan ontworstelende blanke bevolking, zag de Democratische Partij zich genoodzaakt haar doelen te heroverwegen. President Lyndon Johnson was de man die deze verandering bewerkstelligde. Hij zette zich in voor de Civil Rights Act van 1964 en beijverde zich voor steun van de Republikeinen om de weerstand in zijn eigen partij tegen te gaan. Procentsgewijs was de Republikeinse steun groter dan de Democratische. De Dems, en dan vooral de zogenaamde Dixicrats, deden er alles aan om de nieuwe wetgeving te blokkeren, maar het mocht niet baten. De Civil Rights Act (1964), de Voting Rights Act (1965) en de Fair Housing Bill (1968) werden alle aangenomen door het Congres.
Hoe belangrijk deze wetten ook waren, in feite waren het herhalingen van de Republikeinse Amendenten (13 t/m 15) uit de negentiende eeuw – wetten die door de Democraten een eeuw lang vertrapt en gedwarsboomd werden. En nu de Dems dan eindelijk overstag gingen, moesten het ook meteen
hun wetten en
hun verdienste worden. Een mooi voorbeeld is een
big brother-aspect van de wet. De Civil Rights Act verbood discriminatie ook in de
private sfeer. Naar de letter betekende dit overheidsbemoeienis met het privé-leven van de burger in het bijzonder als werkgever, en dit schoot een beroemde Republikein, Barry Goldwater, in het verkeerde keelgat. Goldwater was alles behalve een racist en had zich als ondernemer en als wetgever ingezet voor de emancipatie van de zwarten, maar de schending van de privé-sfeer door een opdringerige overheid was voor hem onacceptabel en strijdig met de grondwet. Als één van de weinige Republikeinen stemde hij om die reden tegen. Dit kwam hem duur te staan, daar hij werd verketterd als ‘racist’, met name door de partij die zichzelf inmiddels kon beroemen op anderhalve eeuw geïnstitutionaliseerd racistisch geweld.
De Democraten deden er vanaf het presidentschap van Johnson alles aan om hun eigen straatje schoon te vegen en het duistere verleden aan het zicht te onttrekken. Het belangrijkste instrument in dit streven is de mythe van de Big Switch, de ‘grote verwisseling’. Hierbij verwees men naar twee belangrijke electorale verschuivingen: de overstap van het merendeel van de zwarten naar de Democratische Partij (vanaf de jaren dertig), en de overstap van blanke zuiderlingen naar de Republikeinen (vanaf de jaren vijftig). Deze verandering had alles te maken met economische ontwikkelingen (New Deal en na-oorlogse industrialisatie) maar de Democratische apologeten deden het voorkomen dat de blanke racistische Dems van weleer Republikeins werden, en de goede anti-slavernij Republikeinen allemaal Democraat werden. Aldus hadden de Dems weer een schoon en zuiver geweten en konden ze de Republikeinen eindeloos belasteren voor hun vermeende racistische slavernij-verleden. Tot op de dag van vandaag zullen de Dems alles wat hen niet bevalt met invectieven als ‘racist’, ‘xenofoob’ enzovoorts bekogelen. Die Big Switch heeft natuurlijk nooit plaatsgevonden. Het hele verhaal berust op een categorische denkfout waarbij een verschuiving in het electorale landschap geduid wordt als een stuivertje wisselen van de twee dominante partijen. In de na-oorlogse decennia, waarin die Big Switch zich stilzwijgend zou hebben voltrokken, was er geen sprake van een exodus van partijleden. Slechts een handjevol wisselde ooit van partij, en D’Souza kon er in de Johnson-periode slechts eentje vinden: Strom Thurmond, een racist die zo boos was over Johnson’s Civil Rights Act dat hij Republikein werd (waar men overigens met een solide meerderheid voor die wet stemde). Economische krachten brachten verschuivingen teweeg in het electoraat, maar de partijen bleven min of meer hetzelfde. Nog steeds is de Democratische Partij de partij van de slavernij; al is het dan nu de slavernij van sociale voorzieningen in de Democratische plantage. Nog steeds is de Democratische Partij de partij van geweld, zij het dat de KKK het veld geruimd heeft voor Antifa.
De Partij van de Staatscontrole
De geschiedenis van de Democratische Partij is doordezemd met het racisme van de negentiende eeuw, maar racisme is niet haar enige ondeugd; er is ook de nauwe verwantschap met het fascisme van de twintigste eeuw. D’Souza concentreert zich op twee kenmerken van het Europese fascisme die een kruiselingse relatie onderhouden met de politiek van de Democratische Partij, namelijk het raciale fascisme en het economische fascisme.
De rassentheorieën van de Nazi’s zijn ontstaan in nauwe interactie met progressieve geestverwanten in de Verenigde Staten. In de groep mensen rondom Margaret Sanger (wier ‘Negro Project’ we hier boven reeds vermeldden) treft men geleerden aan als Madison Grant wiens boek
The Passing of the Great Race zeer invloedrijk werd, m.n. in Nazi Duitsland, en waarin de auteur een verband legt tussen ras en cultuur en de noodzaak van raciale segregatie bepleit. Nauw gelieerd aan Sanger was ook Lothrop Stoddard, voorman van de KKK, journalist in Nazi Duitsland in de jaren dertig, en auteur van
The Rising Tide of Color Against White World Supremacy, een populair racistisch werk dat ideeën als die van Madison populariseerde. Stoddard, Grant en ook Sanger onderhielden contacten en correspondenties met vooraanstaande Nazi-geleerden betreffende eugenetische programma’s. Andere medewerkers van Sanger waren Edward Alsworth Ross, een progressief socioloog en criminoloog, en Harry Hamilton Laughlin, een pionier op het gebied van wetgeving inzake verplichte sterilisatie, wiens werk diende als blauwdruk voor soortgelijke sterilisatiewetten in Nazi Duitsland. De progressieve en door Democraten gedragen wetgeving van die dagen omvatte niet alleen sterilisatiewetten maar ook nieuwe zeer restrictieve immigratiewetten die met name joodse en Oosteuropese immigranten zoveel mogelijk moesten weren. Dit soort theorieën en wetten zijn kenmerken van het fascisme in de twintiger en dertiger jaren.
Dit raciale fascisme stond na de Tweede Wereldoorlog in een kwade reuk en de Democratische Partij deed er alles aan om de herinnering eraan weg te poetsen. Anders lag dit met het economisch fascisme. D’Souza wijst op de sociale programma’s waar de Democraten zo dol op zijn. ‘Free college’, gratis onderwijs, is een programma waar Hillary Clinton, Bernie Sanders en nu sinds kort ook nieuwkomer Alexandria Ocasio-Cortez graag goede sier mee maken. Ook Obama grossierde in dit soort programma’s: middels
bail-outs na de kredietcrisis van 2008 nam de federale overheid diverse banken onder haar hoede; Obamacare confisceerde de verzekeringsmaatschappijen en de gezondheidszorg; en de overheid ontfermde zich ook over de energiesector. Deze overheidscontrole kenmerkt zich door een externe regulering. De overheid neemt de bedrijven en de productieprocessen niet zelf over, zoals in het traditionele socialisme, maar bemoeit zich wel met de financiering, de wetgeving, de markt waarin die bedrijven opereren. Dit is ‘state-run capitalism’, door de staat geleid kapitalisme, en een dominant kenmerk van het fascisme van de jaren dertig.
De Democraten hebben dit type staatscontrole eerst goed leren kennen dankzij Franklin Roosevelt die zijn New Deal ontwikkelde op basis van de sociaal-economische programma’s van Mussolini. De nauwe verwantschap tussen de economische modellen van Hitler, Mussolini en Roosevelt werd in 2008 door de Duitse historicus Wolfgang Schivelbusch uit de doeken gedaan in een boek getiteld
Entfernte Verwandtschaft: Faschismus, Nationalsozialismus, New Deal. 1933-1939 (treffend in het Engels vertaald als:
Three New Deals: Reflections on Roosevelt’s America, Mussolini’s Italy, and Hitler’s Germany, 1933-1939) – een boek waar D’Souza expliciet naar verwijst. Over en weer konden Nazi’s, Fascisten en New Dealers zich uitstekend in elkaars programma’s herkennen en die waardering werd ook geboekstaafd in publicaties uit die tijd. Kenmerkend was de afkeer van vrije markten en vrij ondernemerschap en de hang naar een totalitaire, controlerende en regulerende staat. Het individu dient de staat en krijgt in ruil daarvoor allerlei rechten (zoals vrij onderwijs, gezondheidszorg, e.d.) die door de staat verwezenlijkt en gereguleerd moeten worden. Naast rechten en plichten, heeft de totale staat ook de neiging om gevaren of kunstmatige vijanden te creëren om middels angst de burgers aan zich te binden. D’Souza vat deze kenmerken samen in een bondige definitie die we even voluit willen citeren:
- Fascism actually means putting the resources of the individual and of industry at the service of the state. This means that the state defines what individual aspirations are about, and the state controls the resources of private industry. Fascism also confers entitlements on citizens and uses these to justify state power and state control. Finally, fascism draws on an atmosphere of perpetual fear – sometimes accompanied by perpetual conflict – to keep citizens apprehensive and make them look to the state for protection and care. (Hillary’s America, p. 150)
Ofschoon Hitler en Mussolini verslagen werden en het raciale fascisme na de oorlog in de ban werd gedaan, is toch het economisch fascisme nooit geheel verdwenen uit het westen. De kenmerken die D’Souza als centraal ziet voor het fascisme laten zich gemakkelijk herkennen in tal van politieke programma’s, in uit de hand gelopen étatisme en in het creëren van vijandsbeelden. Het globalisme, de uitdijende EU die haar lidstaten absorbeert door hun soevereiniteit en democratische orde te ontbinden, het mondiale corporatisme dat steeds meer op een regulerende vorm van overheid gaat lijken (met name in het uitoefenen van controle en censuur), de aanhoudende roep om basisrechten voor de mens (gezondheidszorg, basisinkomen, en sinds kort het ‘recht’ op immigratie), en het voortdurend cultiveren van kunstmatige vijandsbeelden (het boze Rusland, het gevaar van ‘extreem rechts’ en het Hitleriaans fascisme) – het zijn allemaal manifestaties van wat Congreslid Ron Paul ooit aanduidde als ‘soft fascism’, een fascisme dat nog net niet de agressieve en repressieve scherpte van het fascisme uit de jaren dertig en veertig van de twintigste eeuw heeft bereikt maar wel hard op weg is daar naartoe.
De Democratische Partij nú is volledig vervlochten met diverse zwaar gepolitiseerde megacorporaties die hun globalistische belangen bedreigd zien door het optreden van Donald Trump. De grote technologiebedrijven (Google, Facebook, Twitter, Youtube) en ook de mediacorporaties (die kranten als
The New York Times of The Washington Post, en zenders als CNN of MSNBC bezitten) hebben één van de grootste mediacampagnes in de geschiedenis van de VS ontketend, enkel en alleen om een zittend president te belasteren en weg te werken. Tot dusverre is dit onsuccesvol gebleken. Het behoeft geen verbazing te wekken dat de Democraten er alles aan doen om Trump te associëren met het racisme van de KKK en het fascisme van de dertiger jaren waar zij zelf historisch het nauwste bij betrokken zijn geweest. Het is een onverwerkt verleden dat zij op perfide wijze gebruiken als ‘wrap-up smear’.
Een presidentschap van Hillary Clinton zou de weg hebben vrijgemaakt voor een corporatistisch staatsfascisme. In de slothoofdstukken van zijn boek verschaft D’Souza een kijkje in de criminele keuken van de Clintons. Een vaste methode om zichzelf te verrijken en het hen omringende (en beschermende) netwerk te spekken was het gebruiken van hun politieke ambten (Bill was president en Hillary was minister van buitenlandse zaken) om diensten te verkopen aan corporaties en buitenlandse mogendheden. Om deze omkooppraktijken buiten het zicht van de overheid te houden, maakte Hillary als minister naast haar overheidsaccount nog gebruik van een tweede private server om haar zaakjes te regelen. Dit e-mail schandaal is nog steeds niet opgehelderd. Het Clinton-netwerk functioneerde zo goed dat er altijd hoge posities voor hen beschikbaar waren als ergens wat te verdienen was. Bill Clinton werd speciaal benoemd als zaakgelastigde voor de VN om de mondiale hulp aan de slachtoffers van de aardbeving op Haïti (2010) te coördineren. De gulle gaven van vele miljoenen dollars wereldwijd (ook Nederland doneerde) verdwenen in het Clinton-netwerk, en de zwaar getroffen Haïtianen hadden het nakijken.
De Partij van de Maffia
Het zwarte verleden van racisme en fascisme van de Democratische Partij is onvoldoende om dit soort gedrag te verklaren. Maar speurend naar historische antecedenten voert D’Souza nog een invloedrijke figuur ten tonele. Zowel Obama als Hillary Clinton zijn sterk beïnvloed door filosoof en activist Saul Alinsky. Obama was ‘community organisor’, of groepsactivist, middels door Alinsky ontwikkelde beginselen. Hillary Clinton las, als student, al het werk van Alinsky en schreef er een scriptie over. De invloed van Alinsky voor het linkse actiewezen was kolossaal. Te onzent maakte de vakbond FNV gebruik van zijn richtlijnen. Alinsky richtte zich op minderheden en onderklassen of benadeelde, ontevreden, marginale, of uitgesloten groepen in een samenleving die hij middels groepsactivisme een nieuw zelfbewustzijn en een politiek platform kon bieden om voor hun rechten op te komen. Alinsky’s richtlijnen dienden niet alleen vakbonden en ethnische groepen (ten tijde van de Civil Rights Movement) maar vonden ook probleemloos hun weg naar het hedendaagse activisme van de Social Justice Warriors. Ofschoon Alinsky’s hoofdwerk
Rules for Radicals filosofisch interessant is, laten zijn ideeën zich toch het beste illustreren middels een paar praktische voorbeelden.
Alinsky richtte zijn pijlen zowel op de overheid als op het bedrijfsleven. Zo organiseerde hij een groep van honderden activisten om de publieke toiletten van Chicago’s luchthaven O’Hare voor een dag bezet te houden. Reguliere passagiers, bezoekers en luchthavenpersoneel zouden dan geen gebruik kunnen maken van die toiletten zodat de hele luchthaven ontregeld en platgelegd zou worden. Het plan, aangeduid als een “shit-in”, hoefde niet uitgevoerd te worden daar Alinsky het naar de pers lekte zodat de burgemeester van Chicago naar aanleiding van de publicatie capituleerde. Hij kwam tegemoet aan de eisen van de activisten door nieuwe banen te scheppen waarvan de recrutering via Alinsky’s netwerk verliep.
In de plaats Rochester organiseerde hij een “fart-in” om het fotografie-bedrijf Eastman Kodak te dwingen meer zwarte werknemers in dienst te nemen. Het bedrijf was nauw verbonden met het locale orkest, het Rochester Philharmonic Orchestra (een paradepaard voor het bedrijf), en Alinsky was van plan de concerten te ontregelen door een groep van honderd zwarten op een bonen-dieet de uitvoeringen te laten bijwonen. De chaos die dit teweeg zou brengen, zou dan niet geweten kunnen worden aan het werpen van stinkbommen. Ook deze ludieke actie bleek effectief; Eastman Kodak verscheen aan de onderhandelingstafel en de gewenste contracten werden geregeld via het netwerk van Alinsky.
Uit dit soort voorbeelden, zo concludeert D’Souza, is het duidelijk dat de politiek van de Democraten in wezen een mechanisme is van wettige afpersing waar nodig gerechtvaardigd met een beroep op recht en gerechtigheid. Het draait daarbij om macht (kan men een overheid of een bedrijf dwingen om bepaalde dingen te doen?) en om geld. Het netwerk van Alinsky wist door de jaren heen grote bedragen aan schenkingen en donaties binnen te hengelen. Alinsky sleet een onbezorgde oude dag in Carmel, California, en stierf als miljonair.
Vlak voor zijn dood gaf Alinsky nog een fascinerend interview aan het blad
Playboy (maart 1972) waarin hij het een en ander over zijn leven uit de doeken deed. Reeds als student demonstreerde hij zijn buitengewone talent tot groepsorganisatie en oplichting. Zo ontdekte hij dat de bonnetjes voor maaltijden en consumpties in de universiteitskantines niet bij de serveersters maar bij een aparte kassa werden afgerekend. Door de koffiebonnetjes te bewaren en die in plaats van de maaltijdbonnen af te rekenen, kon hij probleemloos een complete maaltijd genieten voor de prijs van een kopje koffie. Hij ging zelfs zover dat hij grote groepen studenten organiseerde om dit te doen. Dat viel natuurlijk op, en de betaalmethode werd snel veranderd. Het is een grappig verhaal en het vertelt veel over de inborst van Alinsky.
De belangrijkste ervaring in zijn jonge jaren was zijn contact met de georganiseerde misdaad in Chicago in de jaren van de drooglegging. Hij maakte kennis met de tweede man van de bende van Al Capone, Frank Nitti, penningmeester van de organisatie en vervangend bendeleider toen Capone de bak in moest voor belastingfraude. Alinsky vertelt: “Nitti nam me onder zijn hoede. Ik noemde hem de Professor en ik werd zijn leerling. De jongens van Nitti namen me overal mee naartoe, lieten me alle operaties van de bende zien, van de jeneverstokerijen en de bordelen en de gokwinkels tot aan de legale bedrijven toe die ze net bezig waren over te nemen. Binnen een paar maand, kende ik de activiteiten van de Capone-bende van binnen en buiten” (
Playboy, maart 1972, p. 66). De intelligente Alinsky wist de maffiapraktijken te doorgronden en te transformeren tot regels voor de machtspolitiek.
Via het werk van Alinsky verspreidden maffiatactieken zich door het Democratische politieke establishment, maar Alinsky noch de Capone-bende waren de exclusieve bronnen voor dit soort machtsmachinaties. Reeds in de negentiende eeuw ontwikkelden de Democraten in een aantal grote steden de zogenaamde ‘Boss Systems’ (William Tweed’s Tammany Hall in New York is de bekendste, mede omdat deze figureerde in Martin Scorsese’s film
Gangs of New York uit 2002). Dit waren politieke organisaties (van Democratische signatuur) die feitelijk opereerden als misdaadorganisaties die zich toelegden op afpersing en stembusfraude. Nog steeds, tot op de dag van vandaag, verzetten Democraten zich tegen regels voor identificatie in het stembureau, aldus stemfraude (in de vorm van meerdere stemmen uitgebracht door dezelfde persoon, of stemmen uitgebracht op naam van overledenen, enz.) faciliterend. Iemand als Tweed zou uiteindelijk toch in de bak belanden maar het systeem dat deze bosses hadden gecreëerd zou nooit echt verdwijnen. De Democraten pasten het wat aan zodat het gelegaliseerd en uiteindelijk zelfs gefederaliseerd werd.
Hillary’s America is een massieve aanklacht tegen de Democratische Partij. De partij van mafiose machtspolitiek is tevens de partij van de slavernij, van de Ku Klux Klan, van geïnstitutionaliseerd racisme, van eugenetica en verplichte sterilisatie, van corporatistisch fascisme, en uiteindelijk van een met burgerrechten opgetuigde plantage-politiek. D’Souza schreef zijn boek aan de vooravond van de presidentsverkiezingen van 2016 met het doel niet alleen het doopceel van de Democratische Partij te lichten maar ook om de handel en wandel van Hillary Clinton na te gaan, wier netwerk veel weg heeft van dat van de eerdere ‘Boss Systems’ of maffiabendes. Haar ‘commercial diplomacy’ bleek levensgevaarlijk, en heeft in ieder geval één land, namelijk Libië, volledig te gronde gericht. Haar presidentschap zou een vloek zijn geweest voor Amerika en de wereld. Zover is het echter niet gekomen. Trump won de verkiezingen. Maar toch is het boek van D’Souza relevant gebleven omdat het een verhelderend panorama verschaft van de duistere geschiedenis van de Democratische Partij en aldus duidelijk maakt welke bedreiging de Democraten zien in de figuur van Trump. Trump behoort niet tot het establishment en heeft beloofd het moeras te dreggen. De angst is nu groot dat al het kwaad en verderf niet alleen zichtbaar wordt, maar zelfs voor het gerecht gebracht wordt. Daarom ziet men in de Democraten van dit moment een partij en een systeem (van Deep State-bureaucraten, maar vooral ook van de media) die in totale staat van ontreddering, razernij en zelfs waanzin verkeren. Te hopen is dat dit niet zal resulteren in een burgeroorlog.
Lijst van gebruikte en aanbevelenswaardige bronnen:
John Nolte, ‘Rap Sheet: ***613** Acts of Media-Approved Violence and Harassment Against Trump Supporters’,
Breitbart, 5 juli 2018; online:
https://www.breitbart.com/the-media/201 ... upporters/
Platypus1955: Nancy Pelosi Wrap-up smear – pot calling the kettle black (9 okt. 2018): https://www.youtube.com/watch?v=N6w03qm ... jreload=10 [2m06s]
Mark Dice: Democrat Leader Has Freudian Slip and Admits the Truth (9 okt. 2018): https://www.bitchute.com/video/DdEcQl0B3Sk/ [6m28s]
Dan Bongino: Antifa Chants “No Border, No Wall, No USA at All” (13 aug. 2018): https://www.youtube.com/watch?v=XvePyY61Lds [2m22s]
CNN: Hillary Clinton says Democrats can’t be civil right now (9 okt. 2018): https://www.youtube.com/watch?v=ZzXS8r4 ... jreload=10 [10m34s]
Richard Tay: Sean Hannity On Fox News Oct 1, 2018 (1 okt. 2018): www.youtube.com/watch?v=YKbfBkM0rrA [41m20s]
Victor Davis Hanson, ‘The Circus of Resistance’, 9 september 2018; online:
https://amgreatness.com/2018/09/09/the- ... esistance/
Russell Bermann, ‘How Democrats Paved the Way for the Confirmation of Trump’s Cabinet’,
The Atlantic, 20 jan. 2017; online:
https://www.theatlantic.com/politics/ar ... te/513782/
Mark Dice: The Results Are In (16 okt. 2018): https://www.bitchute.com/video/DqK7eTY2xnQ/ [7m12s]
Ben Swann: Facebook Purges 800 Pages (16 okt. 2018): https://www.youtube.com/watch?v=LjLefP4Yduw [4m3s]
Dinesh D’Souza: “Hillary’s America” Trailer | Official Teaser Trailer HD (5 mrt 2016): https://www.youtube.com/watch?v=r7e6gLht6OQ [3m9s]
Dinesh D’Souza, Hillary’s America: The Secret History of the Democratic Party (Washington: Regnery Publishing, 2016), 294 pp.
Ben Kew, ‘Dinesh D’Souza Slams ‘Leftist Weasels’ Silent over Rosie O’Donnell’s Dem Donation Violations’,
Breitbart, 6 mei 2018; online:
https://www.breitbart.com/entertainment ... iolations/
Political Juice: Did The Parties Switch? (1 nov. 2017): https://www.youtube.com/watch?v=Pn7QBMOyC_0 [8m01s]
https://www.conservapedia.com/Saul_Alinsky
‘Playboy interview: Saul Alinsky, A Candid Conversation with the Feisty Radical Organizer’,
Playboy Magazine, March 1972, pp. 59ff. (20 pp.). De complete tekst is online als pdf:
http://documents.theblackvault.com/docu ... -30057.pdf